Voorblad Paper
Dit formulier moet samen met de paper worden ingeleverd. Met dit ingevulde formulier heeft de docent alle
informatie die nodig is om de opdracht te beoordelen en de beoordeling te verwerken. Zonder deze
gegevens kan de docent de paper niet beoordelen.
Dit formulier is een toevoeging aan de opdracht maar telt niet mee als pagina in de opdracht.
Studentnummer: 995197888
Naam: Manon van der Heijden
Naam opleiding: HBO Bachelor Toegepaste Psychologie
Opleidingscode: 9966
Modulenummer: 4974
Modulenaam: Motiverende Gespreksvoering
Versie: 1.0
Herkansing? Ja/nee Ja/Nee
Titel literatuur:
Claessens, J. & d’Hondt, R. (2019). Praktijkboek
Motiverende Gespreksvoering: Werken aan jouw
vaardigheden. Houten: Ekklesia.
Druk: N.v.t.
In de opdracht zijn de APA-normen toegepast: Ja/Nee
In de opdracht zijn de verslagtechnieken
toegepast: Ja/Nee
Houd rekening met de Knock-out criteria!
Uw paper dient aan de onderstaande punten te voldoen. Is dit niet het geval, dan wordt uw paper niet
beoordeeld:
✔ Het voorblad is professioneel opgemaakt (zie instructie verslagtechnieken NTI) en aanwezig;
✔ De bronvermelding is zowel in de tekst als in de aparte literatuurlijst opgenomen volgens APA-
richtlijnen;
✔ Het verslag voldoet aan de vereisten m.b.t. het aantal pagina’s (in de opdracht wordt dit exact
benoemd);
✔ Het verslag heeft een juiste paginanummering.
De instructie in de opdracht is leidend. Wanneer deze instructie afwijkt van de algemene instructie
(verslagtechnieken en APA-richtlijnen) dan is dit leidend voor de te schrijven paper.
U vindt de regels rondom APA en verslagtechnieken in de tegel Algemene informatie HBO Bachelor.
,Inhoudsopgave
1. Artikel: Gedragsverandering bij mensen.........................................................................................2
Inleiding..........................................................................................................................................................................2
Gedragsverandering en verschillen in motivatie...........................................................................................................2
Principes van gedragsverandering.................................................................................................................................3
Conclusie........................................................................................................................................................................4
2. Doorverwijzing van de cliënt...........................................................................................................5
De cliënt..........................................................................................................................................................................5
De problematiek.............................................................................................................................................................5
Behandelmogelijkheden.................................................................................................................................................5
3. Reflectieverslag................................................................................................................................6
Verbeterreflex................................................................................................................................................................6
Verbeterpunten bij het gesprek met de fictieve cliënt..................................................................................................6
Wat ging er goed tijdens het gesprek met de fictieve cliënt.........................................................................................7
Samenvatting..................................................................................................................................................................7
Referenties...........................................................................................................................................8
A. Bijlage 1. Filmclips..........................................................................................................................I
Volledig gesprek met een fictieve cliënt: xxxx................................................................................................................I
Filmclip engageren..........................................................................................................................................................I
Filmclip focussen.............................................................................................................................................................I
Filmclip ontlokken...........................................................................................................................................................I
Filmclip plannen..............................................................................................................................................................I
Filmclip meerdere technieken.........................................................................................................................................I
M. van der Heijden
,1. Artikel: Gedragsverandering bij mensen
Inleiding
Het gedrag van mensen komt voort uit de eigen persoonlijkheid in combinatie met het vermogen
om situaties te interpreteren en daarop te reageren. De heersende sociale en maatschappelijke normen
bepalen of ons gedrag als acceptabel en normaal wordt beschouwd (Nevid, Rathus, & Green, 2017).
Binnen de psychologie wordt er gekeken naar waarneembaar en intrinsiek gedrag. Bij intrinsiek gedrag
gaat het om welke gedachten een persoon heeft over een bepaald onderwerp en welke emoties dit
onderwerp oproept. Dit fenomeen kent men als motivatie, ieder individu is gemotiveerd tot iets en die
motivatie verschilt ten opzichte van anderen.
Diverse gedragingen worden als onacceptabel of abnormaal beschouwd zoals geweld, agressie,
vijandigheid, verslaving of waanideeën. Volgens Claessens en d’Hondt (2019) kunnen daarnaast ook in
het eerste opzicht doodnormale gedragingen leiden tot belemmering in het functioneren. Denk hierbij
aan iemand die te veel op zijn of haar telefoon kijkt, iemand die overmatig fastfood eet of iemand die
zichzelf wegcijfert om anderen een plezier te doen. Er bestaat een breed scala aan oorzaken waarom
iemand over dient te gaan tot gedragsverandering. Het vergt tijd, geduld en energie om te achterhalen
wat de belangen en beweegredenen van de betreffende persoon zijn. Op basis daarvan zijn er meerdere
theorieën ontwikkeld over de principes van gedragsverandering, in dit artikel worden een aantal van
deze theorieën besproken.
Gedragsverandering en verschillen in motivatie
Gedragsverandering is volgens Wiekens (2012) een proces waarbij het huidige gedrag moet worden
losgelaten en nieuw gedrag moet worden aangeleerd. Dit is een complex proces omdat mensen graag bij
het vertrouwde blijven en liever niet veranderen. Het is niet gebruikelijk dat mensen plotseling hun
gedrag willen veranderen, vaak is er een gegronde reden waarom men het gedrag wil of moet
veranderen.
Voor gedragsverandering moet er verder gekeken worden dan alleen het gedrag. Verandering is niet
het doel op zich, iemand veranderd zijn of haar gedrag juist om een doel te bereiken. Als de persoon
moet veranderen van de omgeving of wanneer hij wordt beloond voor de gedragsverandering werkt dit
mogelijk averechts. De persoon is dan extrinsiek gemotiveerd en zal om die reden de verandering niet
(lang) volhouden. Het is belangrijk dat de persoon intrinsiek gemotiveerd is, de urgentie van
verandering inziet en vertrouwen heeft in eigen kunnen (Mars, 2016).
Daarnaast speelt ambivalentie een grote rol bij gedragsverandering, dit is een innerlijke tweestrijd
tussen het wel en niet willen veranderen. Ambivalentie kan gezien worden als een commissie in iemand
zijn hoofd die in discussie is, in het ene team zitten leden voor verandering en in het andere team zitten
2 M. van der Heijden
, leden tegen verandering. Zij hebben het gesprek over verandering al meerdere malen met elkaar
gevoerd. Het draagt niets bij om als therapeut daar nog redenen aan toe te voegen, dan ontstaat er
wrijving en de leden tegen verandering komen in opstand. Het belangrijkste is dat de therapeut ervoor
zorgt dat de cliënt in gesprek gaat met zichzelf, een methode die hier vaak voor gebruikt wordt is
motiverende gespreksvoering (MG). Met MG probeert de therapeut de cliënt zover te krijgen dat hij of
zij uit zichzelf gemotiveerd raakt om het gedrag te veranderen. Met deze techniek versterk je in feite
wat intern aanwezig is, dat roept de therapeut op en voert daar het gesprek over. Door de juiste vragen
te stellen zullen de leden van de commissie vóór verandering harder gaan spreken. De eigen
uitgesproken taal laat mensen veranderen, niet de argumenten van anderen (Miller & Rollnick, 2012).
Principes van gedragsverandering
Er zijn diverse theorieën en modellen ontwikkeld omtrent gedragsverandering. Eén daarvan is de
cognitieve dissonantietheorie van sociaal psycholoog Leon Festinger in 1957. Deze theorie stelt dat men
een psychologisch ongemak ervaart wanneer twee cognities niet met elkaar overeenkomen,
bijvoorbeeld: ‘ik wil elke dag patat eten én ik wil afvallen’. Hierbij moet men kiezen tussen twee
overtuigingen of acties die even aantrekkelijk zijn, dit zorgt voor een innerlijke inconsistentie. Mensen
streven altijd naar een psychologisch evenwicht om goed te kunnen functioneren en zullen altijd
gemotiveerd zijn om inconsistentie op te lossen (Festinger, 1957).
Een ander model toont aan waarom gedragsverandering complex is en lastig is om vol te houden.
Volgens Appelo (2014) zijn mislukte veranderingspogingen te verklaren middels ‘de cirkel van valse
hoop’. Gedragsverandering begint met motivatie en een goed voornemen, men begint vol goede moed
aan een poging tot verandering en boekt de eerste successen, bijvoorbeeld het verliezen van de eerste
kilo’s. Door deze successen lukt het men om het nieuwe gedrag vol te houden. In de loop der tijd kost
het steeds meer moeite om het gedrag vol te houden omdat het succes minder groot lijkt te zijn, de
kilo’s gaan er niet meer zo gemakkelijk af als in het begin. Men levert net zoveel inspanning maar
ervaart minder succes en dit leidt tot teleurstelling, stoppen met diëten en verwijten naar zichzelf.
Vervolgens komt men in de ‘externe attributie fase’, hierbij legt men de schuld buiten zichzelf om de
cognitieve dissonantie recht te trekken. Men kan zichzelf als het ware vrijpleiten van de mislukkingen
en weer vol goede moed overnieuw beginnen.
Een derde principe is het Transtheoretisch model van gedragsverandering. Met deze theorie wordt
geprobeerd gedrag te veranderen dat slecht is voor de gezondheid zoals een verslaving. Het is een
stapsgewijs model met vijf fases waarin de motivatie bepaalt in welke fase de persoon zich bevindt. De
precontemplatiefase is de eerste fase, ook wel de ontkenningsfase genoemd: men ondervindt in deze
fase geen hinder aan zijn of haar gedrag en ziet geen reden om het gedrag te veranderen. De tweede fase
wordt de contemplatiefase of erkenningsfase genoemd: hierbij is men zich ervan bewust dat hij
3 M. van der Heijden