Sociaal werk in
Nederland
Vijfhonderd jaar verheffen en
verbinden
1
,Vak: Historisch Sociaal werk
Jan Bijlsma & Hay Janssen
2
,Inhoudsopgave
H1 De Nederlandse verzorgingsstaat.....................................................................3
H2 Van barmhartigheid tot empowerment.............................................................8
H3 Van volkshuis tot buurtregie........................................................................... 13
H4 Van weeshuis tot Eigen Krachtconferentie......................................................14
H5 Van dolhuis tot beschermd wonen..................................................................20
H6 Van onnozele tot mens met mogelijkheden....................................................24
H7 Van gasthuis tot woonzorgzone......................................................................27
H8 De toekomst van de verzorgingsstaat.............................................................32
3
,H1 De Nederlandse verzorgingsstaat
De verzorgingsstaat is zo’n onlosmakelijk onderdeel van onze samenleving
geworden dat het bijna onmogelijk is om de essentie ervan kernachtig weer te
geven.
De definitie die erg populair is onder sociologen voor de verzorgingsstaat is:
‘een maatschappijvorm, die gekenmerkt wordt door een op democratische leest
geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich – bij handhaving van het
kapitalistisch productiesysteem – garant stelt voor het collectieve sociale welzijn
van haar onderdanen.’
Een iets modernere definitie is er, omdat kapitalisme en democratie
vanzelfsprekend zijn geworden:
‘een stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte
materiële en immateriële voorzieningen voor alle burgers.’
Ontwikkeling van de Nederlandse verzorgingsstaat
De introductie van arbeidswetgeving (Kinderwetje van Van Houten, 1874) en
sociale zekerheidswetgeving (de Ongevallenwet, 1901) wordt vaak als het
startpunt van de Nederlandse verzorgingsstaat gezien.
Door de industrialisatie was het niet meer mogelijk om alle problemen adequaat
op te lossen of beheersbaar te houden met liefdadigheid. Vanuit deze
ontwikkeling kwam de verzorgingsstaat op gang en ging een aantal
ontwikkelingen door.
In die ontwikkelingslogica onderscheiden we vier fasen:
Fase 1: Eerste aanzet. Voor loonarbeiders in de beginnende industrieën vormden
ziekte, ongevallen en invaliditeit grote risico’s. Hiertegen werden dan ook de
eerste sociale wetten en verzekeringen geïntroduceerd. (werkloosheid was toen
nog geen verzekering voor)
Fase 2: Doelgroepverbreding. De eerste sociale verzekeringen waren exclusief
gericht op industriële loonarbeiders. In de tweede fase van de ontwikkeling van
de verzorgingsstaat zien we een verbreding in wet- en regelgeving tot niet-
industriële arbeiders en zelfs tot mensen die niet in loondienst werken.
De ontwikkeling in de eerste 2 fasen legde het accent op het tegengaan van
armoede. Bij de verdere ontwikkeling van de verzorgingsstaat verschuift het
perspectief naar een spreiding van de welvaart.
Fase 3: Sociale regelingen krijgen een nog algemener karakter. Uiteindelijk
resulteerde dat in een vangnet voor iedereen die in (financiële) nood verkeert. In
deze fase werd er ook naar gestreefd om uitkeringen waardevast te maken
waardoor uitkeringsgerechtigden meeprofiteerden van de algemene stijging van
de welvaart. De uitkeringen werden gekoppeld aan de lonen, waardoor ze met de
lonen meestegen.
Fase 4: Crisis. Het stelsel van sociale zekerheid kwam onder druk te staan als
gevolg van de grote aantallen mensen die er een beroep op deden. Er
ontstonden problemen rond de betaalbaarheid en de beheersbaarheid van het
stelsel.
4
, Fase 1 en 2 speelden zich af tussen 1901 en 1952. De eerste verplichte en door
de overheid geregelde sociale verzekering is de Ongevallenwet van 1901. Let op,
je was alleen verzekerd op je werk, niet in privé sfeer.
In de loop der jaren werd de wet minder selectief (dus niet alleen voor de
industrie arbeiders) en de doelgroep uitgebreid, uitmondend in een Nieuwe
Ongevallenwet in 1921 waarin alle werknemers in de particuliere sector werden
verzekerd.
In 1930 volgde de Ziektewet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zorgde de Duitse
bezetter de kinderbijslagregeling. In 1952 ten slotte werd de eerste
werkloosheidswet (WW) ingevoerd. Ook de WW was een werknemersverzekering.
Het moest wel via het solidariteitsbeginsel: iedereen betaalt mee via premies en
belastingen aan de verzekeringen en voorzieningen. De premie die mensen
betalen is inkomensafhankelijk (dus hoog loon, is veel premie betalen). De
uitkering daarentegen is voor iedereen gelijk, ongeacht hoeveel premie je
betaald.
Fase 3 speelt zich af in de jaren 1952 tot aan 1977. In 1957 werd de Algemene
Ouderdomswet (AOW) ingevoerd. De AOW biedt een vaste uitkering aan mensen
van 65 jaar en ouder. In 1959 volgde de invoering van de Algemene Weduwen-
en Wezenwet (AWW). Deze volksverzekering was bedoeld om weduwen en wezen
te beschermen tegen het financiële verlies als gevolg van het overlijden van de
kostwinner.
Met de komst van de Algemene Bijstandswet (ABW) in 1965 verandert het
karakter van sociale zekerheid definitief. Deze wet, die de Armenwet verving,
maakte van hulp een recht en vormde in wezen een vangnet onder het gehele
stelsel.
In 1967 werd de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ingevoerd,
een werknemersverzekering ter vervanging van de oude Ongevallenwet. De WAO
regelt een uitkering voor elke werknemer die arbeidsongeschikt wordt.
Het stelsel van sociale zekerheid wordt in zekere zin voltooid in 1976 met de
komst van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). De AAW is, net als de
AOW en de AWW, een volksverzekering die de risico’s als gevolg van
arbeidsongeschiktheid afdekt van niet-werknemers, zoals zelfstandigen en
vroeggehandicapten.
Fase 4 speelt zich af van 1977 tot nu.
De grote groei van de verzorgingsstaat in de jaren ’50 en ’60 was mede mogelijk
gemaakt dankzij de economische voorspoed in die jaren. In de jaren ’70
veranderde het economisch beeld door de oliecrisis.
Niet alleen de economische situatie zorgde voor problemen met de
houdbaarheid van de sociale zekerheid, ook veranderde maatschappelijke
patronen leidden tot problemen. Met name individualisering en emancipatie
leverde onverwachte problemen op. Uitkeringen waren namelijk gebaseerd dat
de kostwinner (de man dus) een heel gezin konden onderhouden. De hoogte van
de uitkering, ook voor een eenpersoonshuishouden, bleef gelijk.
Ook de gefinancierde welzijnsinstanties bleken in slechte economische tijden niet
langer houdbaar.
De WAO moest omgevormd worden en werd in 10 jaar tijd, via tussenstappen,
omgevormd tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA, 2005). In
de WIA zien we dat de verantwoordelijkheid voor arbeid en inkomen van mensen
5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper fbruinink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.