Kwalitatief onderzoek
WEEK 1
Hoorcollege 1
Hoofdstuk 1
Kwalitatief onderzoek: je gebruikt woorden als data, verzameld en geanalyseerd op alle
soorten manieren
Wat heb je nodig om een kwalitatief onderzoeker te worden?
- Interesse in processen en betekenissen
- Kritische benadering ten opzichte van het leven (geïnteresseerd in wat achter iets
zit, je wilt weten hoe en wat) en ten opzichte van kennis (je bent theorie/hypothese
aan het ontwikkelen)
- Ogen en oren je moet kijken naar hoe mensen reageren, en goed luisteren naar
wat mensen zeggen en erop doorvragen.
- Reflectiviteit je reflecteert op inzichten die je verkrijgt.
- Goede interactie skills rol van interviewer, sociaal zijn.
Wat is kwalitatief onderzoek? (p.4, tabel 1.1)
- Je werkt met woorden en transcriptie, als data.
- Cijfers zijn niet de kern.
- De betekenissen die mensen ergens aan geven.
- Rijke data, minder data, maar veel rijker omdat je dieper kan ingaan.
- Kwalitatief onderzoek om theorie te ontwikkelen.
We begrijpen kwalitatieve data-analyse als een van de drie basisvormen of kaders:
- Zoeken naar patronen
- Kijken naar interactie
- Kijken naar verhalen.
Er zijn drie soorten vragen in kwalitatief onderzoek:
1. Uw onderzoeksvraag(en): wat u probeert te weten te komen;
2. De vragen die je deelnemers stelt om data te genereren (NB: alleen in kwalitatieve
onderzoek dat gegevens van deelnemers verzamelt);
3. De vragen die u stelt over uw gegevens, om uw onderzoeksvraag(en) te beantwoorden.
Big Q vs small Q
Grote Q = groot onderzoek
- Paradigma
- Perspectief
Kleine Q = klein onderzoek
1
, - Technieken
- Gemixte methodes (combinatie van kwalitatief en kwantitatief, survey met open
vragen)
Grote Q (grote kwalitatief onderzoek) = Vanuit een grote Paradigma = wereldbeeld van
kennis. Dus een heel Perspectief
Kleine Q (kleine kwalitatief onderzoek) = Interviews zonder uit een bepaald paradigma
te werken
Geschiedenis van Kwalitatief onderzoek in CW
- Interdisciplinair, komt vanuit verschillende benaderingen
- Psychologie, sociologie, politieke wetenschap
Realisme = er is een waarheid
Relativisme = er zijn meerdere waarheden
Hoofdstuk 2
10 fundamentele zaken van kwalitatief onderzoek
1. Gaat om betekenissen en niet om cijfers of percentages.
2. Het geeft niet maar één eenduidig antwoord, meerdere interpretaties mogelijk.
3. De context is belangrijk hoe interpreteren mensen iets, hoe speelt de context een
rol: subjectiviteit.
4. Het is ervaringsgericht (geïnteresseerd in ervaringen van deelnemers, de ervaringen
van mensen begrijpen/verstehen) en kritisch (scheppen onder de oppervlakte, je moet
dieper gaan kijken dan alleen wat mensen vertellen in hun ervaringen). Mensen een
stem geven, ze krijgen de ruimte om hun ervaringen te vertellen.
5. Ontologie (wat weten we over de werkelijkheid?)
a. Relativisme: Werkelijkheid is relatief, hangt van ons beeld van de
werkelijkheid af.
b. Kritisch realisme: Er wordt vanuit gegaan dat er een realiteit is, maar niet
eenduidig om de werkelijkheid te leren kennen.
c. Realisme: Werkelijkheid ligt buiten ons om.
6. Epistomologie (kennis)
2
, a. Constructionisme: kennis die wij opdoen met onderzoek wordt geconstrueerd.
Andere onderzoeker doet dat weer anders
b. Contextualisme: context speelt een rol, kennis is afhankelijk van een context.
c. Positivisme: objectief meetbare feiten. Positivisme veronderstelt een directe
relatie tussen de wereld en onze perceptie ervan. Nauw aansluitend bij het
empirisme, scheidt het de praktijk van observatie, de waarnemer en dat wat
wordt waargenomen, en vereist de demonstratie van de realiteit door objectieve
(onbevooroordeelde) verzameling van gegevens.
7. KO is een kwalitatieve methodologie.
a. Paradigma: wereldbeeld, hoe zie je kennis
b. Methodologie: wat is het idee wat erachter zit en hoe zet je dat om in
onderzoek. Framework inclusief de vragen:
• Hoe kunnen deelnemers worden geselecteerd?
• Welke methoden voor gegevensverzameling en -analyse zijn geschikt?
• Wie kan of moet onderzoek doen?
• Wat is de rol van de onderzoeker?
c. Methode: technieken van onderzoek doen
8. KO heeft allerlei soorten data. Visuele data, woorden, observaties, opnames.
9. Kwalitatief denken. Je werkt met onderzoeksvragen en niet met hypothesen.
10. KO gaat over subjectiviteit en reflectiviteit.
Subjectiviteit gaat over mensen die je onderzoekt en over de onderzoeker. Er zit
subjectiviteit in je data, ene persoon zegt dit, andere persoon zegt dat. Maar ook de
analyse is subjectief, de een doet het anders dan de andere onderzoeker.
Reflectiviteit verwijst naar het proces van kritisch reflecteren op de kennis die we
produceren en onze rol bij het produceren van die kennis.
Dit geldt op zowel onderzoeksproces (analyse, structuur, resultaten) als op
onderzoeker.
3