Samenvatting commercieel beleid 1:
Hoofdstuk 1: Werken in de retail
1.1 De detailhandel
Detailhandel = B2C business-to-consumer, tastbare producten zoals AH.
Groothandel = B2B business-to-business, groothandels die producten naar
winkels brengen zoals Sligro.
Beroepen in de detailhandel/retail
Ondernemer retail: eigenaar winkel
(filiaal)Manager retail: In dienst van een winkelbedrijf met verantwoording
voor een winkel
Eerste verkoper: Organiseren verkoopprocessen winkel
Verkoopspecialist: gespecialiseerd verkoper
Verkoper: verkoper winkel
Verkoopspecialist: ontvangt goederen en plaatsen in winkel.
1.2 Bedrijven in de retail
Bedrijfgrootte:
- Microbedrijf: minder dan 10 werknemers, 700 duizend jaaromzet
- Kleinbedrijf: 10 tot 50 werknemers, 700 duizend tot 12 miljoen jaar
omzet
- Middelgroot bedrijf: 50 tot 250 werknemers, 12 tot 40 miljoen jaar
omzet
- Groot bedrijf: meer dan 250 werknemers, minimaal 40 miljoen jaar
omzet
Soort bedrijf:
- Franchising: ondernemer die tegen betaling gebruik maakt van
winkelformule.
- Vrijwillig filiaal bedrijf: winkeliers en groothandels werken samen.
Dezelfde formule, presentatie en winkelmerk.
- Grootwinkelbedrijf: Groothandel en detailhandel in 1. Meerdere
vestigingen en verkoopt aan consumenten.
De branche van de detailhandel opdelen in food en non-food:
Food: deze bedrijven verkopen levensmiddelen, dingen die je kunt eten.
Non-food: de bedrijven verkopen dingen die je niet kunt eten of drinken.
,Branchevervaging: Bedrijven in een bepaalde branche verkopen dingen
die in een andere branche horen, zoals speelgoed bij een drogist.
Verkoopkanalen: bedrijven kun je indelen naar de manier hoe ze artikelen
verkopen aan de klant. Maar ook in winkels en niet-winkels.
Winkels Niet-winkels
Supermarkt: food artikelen Webshop: producten bestellen
Speciaalzaak: gespecialiseerd in Ambulante handel: handel die zich
een artikel verplaatst, zoals een markt
Warenhuis: verkoopt food en non- Colportage: gevraagde en
food. Veel artikelen, veel varianten ongevraagde verkoop aan de deur.
Zoals kleding party
Klein warenhuis: verkoopt food en
non-food. Veel artikelen, minder
varianten
Varietystore: verkoopt
verschillende artikelen, voor
dezelfde lage prijs
1.3 bedrijfskolom
Bedrijfskolom: schematische weergave van de weg die een product
aflegt van producent tot consument. En elke schakel moet iets toevoegen
aan een product.
Producenten: bedrijven die goederen maken. Verschillende producenten
werken vaak aan een product.
Distribuerende handel: Koopt handel in en verkoopt dat aan veel
afnemers. Zoals Jumbo en AH.
Collecterende handel: Koopt handel in bij verschillende leveranciers en
verkoopt dat aan weinig afnemers. Zoals koffie bonen.
Verticale bewegingen bedrijfskolom: In de bedrijfskolom wordt de
bedrijfskolom langer of korter gemaakt.
Integratie: Het korter maken van de bedrijfskolom. Schakels uit de
bedrijfskolom halen, zoals inkopen vanuit de fabriek i.p.v. de groothandel.
Differentiatie: Het langer maken van de bedrijfskolom. Tussen de
importeur en de groothandel kan nog een speciaal merk zitten, zo wordt
de bedrijfskolom langer.
Horizontale bewegingen bedrijfskolom: horizontale bewegingen in de
bedrijfskolom.
Parallellisatie: Winkels gaan producten verkopen uit verschillende
bedrijfskolommen.
, Specialisatie: Winkels gaan specialiseren. Een dames- en herenschoenen
winkel, die gaan dan alleen dames schoenen verkopen.
Stromen bedrijfskolom:
- Goederenstroom: van oer producent
naar consument, stroomafwaarts.
Terug sturen van artikelen naar
leverancier noem je reversed
logistics.
Logistiek: organiseren, plannen, besturen
en uitvoeren van de goederenstroom.
- Geldstroom: dit loop naar boven
en beneden. De klant betaald aan de winkelier, de winkelier aan de
groothandel en de groothandel aan de producent.
- Informatiestroom: de informatiestroom beweegt zich in beide
richtingen. Ze geven informatie als ze gaan bezorgen en als het bij
de groothandel is dan hoort de winkelier dat ook meteen.
1.4 De ondernemer of manager retail
Managers moeten veel dingen kunnen:
- Verkoopactiviteiten: klanten moeten zich welkom voelen, de winkel
moet netjes en de vakken moeten vol zijn(Hospitality).
Verkoopgesprekken voeren.
- Voorraad en goederenontvangst: voorraden goed in de gaten
houden, juiste momenten bestellen, goede hoeveelheid, planningen
maken vul schema’s, winkelpresentatie moet netjes zijn.
- Leidinggeven en personeelsbeleid: werkplanningen maken, op de
werkvloer medewerkers aansturen, werkoverleg leiden.
- Commercieel beleid: Bedenken hoe je zoveel mogelijk winst kan
maken, trends en ontwikkelingen, concurrentie, vergelijken, goede
marketing mix.
- Financieel beleid: wijzigingen doen aan het assortiment zodat alle
producten goed verkopen, dit bespreken met de collega’s en dat
aanpassen.
Marketingmix: