Samenvatting Systeemgericht Werken
Hoofdstuk 1 Het werkterrein van de systeemgerichte
social worker
1.1 Inleiding
Kennis van en aandacht voor het gezin is voor social workers cruciaal. Gezinsleden
beïnvloeden de cliënt en omgekeerd beïnvloedt de cliënt de andere gezinsleden. Dit
wil echter niet zeggen dat systeemgericht werken altijd betekent dat je met het
hele gezin en/of de omgeving van de cliënt werkt. Deze visie resulteert in een manier
van werken en heeft betrekking op systeemtheoretische principes als
communicatie, interacties, wederkerigheid, circulair proces, (gezins)functies, regels,
rollen, taken, enzovoort. Vanuit deze principes kan de social worker aan het werk.
In dit hoofdstuk worden de concepten ‘systeem’, ‘systeem gericht werken’ en de
niveaus van een systeem uitgewerkt tot bruikbare begrippen voor het werkveld van
de social worker.
1.2 Wat is een systeem?
Systeem komt van oorsprong van het Griekse woord ‘sustèma’ wat ‘samenstellen of
bijeenplaatsen’ betekent. Een systeemanalist is een deskundige die de
doelmatigheid van informatieverwerking binnen een organisatie onderzoekt en
voorstellen doet ter verbetering. Bij een systeem gaat het om geordende delen, die
elkaar beïnvloeden in meer of mindere mate van complexiteit.
In het boek wordt de volgende definitie van ‘systeem’ gehanteert, afgeleid van
Weijenberg (2004): Het begrip systeem wijst op een eenheid, opgebouwd uit
deelverhoudingen; het gaat niet alleen om de delen op zich, ook niet om het geheel,
maar om de doelgerichte betrekkingen tussen dit alles. Zie Figuur 1.1.
Systeemgericht werken kan op verschillende manieren worden opgevat.
Prochaska en Norcross (2003: aangehaald in Van der Molen, Perreijn & Van den
Hout, 2010) noemen 3 betekenissen:
- Therapievorm die door een groep (systeem) wordt bijgestaan
- Betrekking op inhoud of het doel van de behandeling
- Betrekking op circulariteit en wederzijdse beïnvloeding
, 1.3 Het individuele systeem
Binnen de Algemene systeemtheorie (Von Bertalanffy, 1968; aangehaald in
Verberk & De Kuiper, 1995) worden alle levende wezens, dus ook mensen, gezien
als open systemen. Daarmee wordt bedoeld dat deze systemen in open
verbinding staan met hun omgeving. Materie, energie en informatie passeren
voortdurend de grens van een systeem (input), worden door het systeem bewerkt
(throughput) om vervolgens weer uitgewisseld te worden met de omgeving
(output). Op deze wijze vindt een procesmatige uitwisseling plaats tussen het
systeem en de omgeving. Door dit proces krijgt het systeem voortdurend ‘feedback’.
Deze feedback wordt gebruikt om het systeem te veranderen, te verbeteren of te
stabiliseren.
Neuman (Verberk & De Kuiper, 1995) wijst op de wederkerigheid in relatie. Het
voortdurende proces van input, throughput en output zorgt er dus voor dat de
interacties van het individuele systeem en de omgeving circulair van aard zijn, een
van de betekenissen van systeemgericht werken. Er vindt een voortdurende
wisselwerking tussen beiden plaats. Zie Figuur 1.4.
De benadering van de mens als systeem wordt door Von Bertalanffy benoemd als
‘wholeness’. Hiermee wordt een benadering van ‘het totaal’ of de totale mens
bedoeld.
Tegenover open systemen staan de gesloten systemen. Bij gesloten systemen is er
(bijna) geen uitwisseling met de omgeving. Open systemen hebben intensieve
interactie, gesloten systemen een beperkte interactie met hun omgeving.
De mate van interactie kan veranderen. Dit proces heet entropie. Er is sprake van
een energie-uitputting (geen input meer) en desorganisatie doordat de subsystemen
in disbalans raken. Ziekte en gezondheid worden geplaatst op een continuüm van
de systeemtheoretische begrippen negentropie en entropie. Bij negentropie is er
energie beschikbaar. Er is sprake van uitwisseling met de omgeving, die leidt tot
voortdurende veranderingsprocessen en een steeds complexer georganiseerd
systeem. Bij entropie is meer energie nodig dan beschikbaar is en beweegt het
systeem zich in de richting van een (afnemende) gezondheid of ziekte (Verberk & De
Kuiper, 1995). Zie Figuur 1.5 voor een schematische weergave. Het mechanisme
waarbij een mens zich aanpast aan zijn omgeving of aanpassingen in zijn omgeving
bewerkstelligt, wordt zelfstabilisatie genoemd. Het is ook mogelijk dat een systeem
zichzelf niet aanpast, maar zich structureel wijzigt. Dit mechanisme wordt
zelforganisatie genoemd.
1.4 Het subsysteem
Binnen een gezin kennen we het subsysteem ouders/opvoeders/partners en het
subsysteem kinderen. Afhankelijk van de gezinssituatie kan er een subsysteem
oudere en jongere kinderen zijn. Zie Figuur 1.6. Om tot een bepaald subsysteem te