Hoofdstuk 1 Verbintenissenrecht: plaatsbepaling Bronnen van
Verbintenis: iets wat je volgens het recht verplicht bent verbintenissen
om te doen of te laten. Deze verplichting heet een
prestatie. De prestatie moet op geld waardeerbaar zijn.
Bij een verbintenis zijn minimaal twee partijen betrokken
(de rechtssubjecten). Wet Overeenkomst
1.2 Verbintenissen uit overeenkomst
Overeenkomst: een afspraak tussen twee partijen. Komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Er is
sprake van wilsovereenstemming (bij wet is dit niet aan de orde!).
Bij de meeste overeenkomsten ontstaan twee verbintenissen. Bij één overeenkomst kun je zowel
schuldeiser als schuldenaar zijn. Bij de verbintenis die als object de prestatie heeft die het
telefoonbedrijf moet verrichten (leveren diensten), ben je de schuldeiser/crediteur. Bij de verbintenis
die als object de prestatie heeft die je zelf moet verrichten (betalen abonnement), ben je de
schuldenaar/debiteur. Voorbeelden hiervan:
- Arbeidsovereenkomst
- Abonnement
- Huurcontract
- Kopje koffie kopen
Prestaties om iets te doen kunnen bestaan uit: betaling van een geldsom, levering van een goed of
het verrichten van een dienst, of een combinatie hiervan. Prestaties om iets te laten zijn bijvoorbeeld
een concurrentiebeding in een arbeidscontract.
Wanneer een van de partijen de verbintenis niet nakomt is er sprake van een wanprestatie, een
tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. Het verbintenissenrecht regelt wie er
aansprakelijk is voor de schade. Wanneer een verbintenis wordt nagekomen→ tenietgaan van een
verbintenis.
1.3 Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad
Wanneer je iemand schade toebrengt op een manier die onrechtmatig is, kan een verbintenis tot het
vergoeden van de schade ontstaan op grond van onrechtmatige daad. De wil van de pleger van de
daad speelt geen rol. De verbintenis ontstaat rechtstreeks uit de wet. De feitelijke handeling, in
combinatie met de wettelijke bepaling, doet de verbintenis ontstaan. Ook hier is sprake van een
schuldeiser en een schuldenaar en een te verrichten prestatie. Er ontstaat echter maar één
verbintenis.
Voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kun je een WA-verzekeringsluiten; verzekering tegen
wettelijke aansprakelijkheid. (verplicht bij gemotoriseerde voertuigen) Verbintenisrechtelijk gezien
maakt het niet voor de opzet voor de aansprakelijkheid niet uit of de schade opzettelijk is gedaan.
Strafrechtelijk maakt dit wel uit.
1.4 Verbintenissen uit de wet: rechtmatige daad
Onverschuldigde betaling: wanneer iemand per ongelijk een bedrag op je rekening stort, ben je
verplicht dit terug te storten. Diegene had geen verbintenis met jou om dit bedrag te betalen. De wet
bepaalt dat er voor jou een verbintenis ontstaat om dit bedrag terug te geven.
Ongerechtvaardigde verrijking: door rente op het bedrag dat onverschuldigd betaald was, ben je
verrijkt. Deze was ongerechtvaardigd. De wet bepaalt dat, naast het onverschuldigde bedrag, ook de
rente terug moet betalen. Er ontstaat een verbintenis tot terugbetaling, op grond van de wet.
,Zaakwaarneming: Zaakwaarneming houdt in dat iemand het belang van aan ander behartigt. Deze
persoon dient de kosten daarvan te vergoeden. Bijvoorbeeld wanneer je op vakantie bent, een boom
op de huis valt en daardoor het glas breekt. Je buurman zet nieuw glas in je huis, zonder te
overleggen, zodat er niet ingebroken kan worden en niet alles nat kan worden. Je bent dan verplicht
hem terug te betalen.
1.5 Verbintenissenrecht: onderdeel van het privaatrecht
Het verbintenissenrecht is onderdeel van het privaatrecht. De betrekking tussen burgers onderling,
alsmede de verhouding van burgers tot hun vermogen.
Onder burgers worden ook bedrijven verstaan.
Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen de
overheid en de burgers. Bestuursrecht is een
verzamelnaam voor alle terreinen waarin de overheid,
door middel van het recht, regelend optreedt in het
maatschappelijke verkeer.
1.6 Privaatrecht: vermogensrecht en personenrecht
Het privaatrecht bestaat uit het vermogensrecht en het personenrecht. Het personenrecht regelt wie
er in het privaatrecht drager kan zijn van rechten en plichten; bestaat uit personen- en familierecht
(voor natuurlijke personen) en rechtspersonenrecht (voor rechtspersonen).
Rechtspersonen: nv, bv, stichtingen en verenigingen. Kan niet overlijden, daarom meet zekerheid
voor klanten. Een natuurlijk persoon handelt namens de rechtspersoon. Zij vertegenwoordigt in die
situaties dan de rechtspersoon.
In het vermogensrecht staan alle regels omtrent
vermogen centraal. Vermogen: alles wat een natuurlijk
of rechtspersoon bezit en op geld waardeerbaar is. Het
Vermogensrecht bestaat uit het goederenrecht en het
verbintenissenrecht. Op een rij;
- Personenrecht bepaalt wie er in het
privaatrecht vermogen kunnen hebben.
- Goederenrecht bepaalt waaruit een vermogen
kan bestaan. Het regelt de relatie van een persoon tot zijn goederen.
-
- Verbintenissenrecht geeft aan hoe je je vermogen kunt verhandelen en bepaalt wat er
gebeurt als iemand schade toebrengt aan je vermogen. Regelt de relatie tussen personen.
- Overige rechtsgebieden die vallen onder het privaatrecht: faillissementsrecht (in
faillissementswet) en het burgerlijk procesrecht (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering,
Rv).
1.7 Overheid en privaatrecht
Overheid heeft ook met het privaatrecht te maken. Ten eerste worden de regels van het privaatrecht
door de wetgever opgesteld. In geval van een conflict tussen burgers kan de civiele rechter te pas
komen (onderdeel van de overheid).
De handhaving van het publiekrecht gebeurt door de overheid. Zoals het OM en gemeente. De
handhaving van het privaatrecht ligt in het initiatief van de natuurlijke- en rechtspersonen zelf. Je
moet zelf nakoming van de overeenkomst afdwingen. De rechtssubjecten dienen dus zelf actie te
, ondernemen, het privaatrecht geeft ze daartoe bevoegdheden en de overheid stelt hun daarvoor
faciliteiten ter beschikking (zoals de civiele rechter).
De overheid van ook privaatrechtelijk handelen: de
gemeente koopt bijv. computers, broodjes en huurt
een kantoorruimte. → Gemeenten, provincies en
uitkeringsinstanties hebben rechtspersoonlijkheid en
kunnen net als burgers overeenkomsten sluiten.
1.8 Privaatrecht: wetgeving
Onder meer:
- Burgerlijk Wetboek (BW)
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
- Faillissementswet (Fw)
Hoofdstuk 2 Rechtsfeiten
Rechtsfeiten: alle feiten waar het recht gevolgen aan verbindt. Feiten met een rechtsgevolg. Aanbod
en aanvaarding (art. 6:217 BW) zijn rechtshandelingen. Omdat rechtshandelingen rechtsgevolgen
kunnen voortbrengen, zijn het rechtsfeiten. Bij het verrichten van een rechtshandeling moet de wil
van een rechtssubject gericht zijn op rechtsgevolg.
Drie soorten rechtsfeiten: rechtshandeling, bloot rechtsfeit en feitelijke handeling.
- Feitelijke handeling: een rechtsfeit met geen op rechtsgevolg gerichte wil. Zoals een
(on)rechtmatige daad. Zonder dat het rechtssubject dit beoogt, verbindt het objectieve recht
aan de handeling een rechtsgevolg.
- Bloot rechtsfeit: Geen bewuste handeling, maar een daadwerkelijke handeling; het gebeurt
gewoon. Waar wel een rechtsgevolg aan verbonden is, dus is het een rechtsfeit. Zoals
geboorte, overlijden, meerderjarig worden, verlies huisdier (art. 5:19BW).
- Rechtshandeling: Handeling die gericht is op het intreden van het rechtsgevolg (art. 3:33
BW). Er is sprake van een wil/bewuste verklaring (art. 3:37 lid 1 BW)! Meerzijdig of eenzijdig,
gericht of ongericht.
Een rechtsgevolg is een verandering van rechtspositie. Dat is het ontstaan aan rechten en
verplichtingen dat je voorheen niet had.
De vorm van de bewuste verklaring maakt niet uit, tenzij dit voorgeschreven is door de wet. Art. 3:37
en 39 BW.
Wanneer werkt de verklaring? Art. 3:37 lid 3 BW: een gerichte verklaring moet de andere partij
hebben bereikt om haar werking te hebben. Pas dan is er een rechtshandeling. Bereikt hebben
betekent; het eerste moment waarop redelijkerwijs kennis kon worden genomen van de verklaring.
Van dit artikel kan worden afgeweken: een bedrijf kan bijv. zeggen dat de ontvangsttijd beslissend is.
Het artikel is daarmee een bepaling van regelend recht: er mag van worden afgeweken, maar als
partijen niets regelen vult dit artikel de leegte op.
In de tweede zin van art. 3:37 lid 3 BW bepaalt dat wanneer een verklaring degene niet of niet tijdig
bereikt tot wie zij was gericht, de verklaring toch zijn werking heeft wanneer:
1. Het gevolg is van zijn eigen handeling, óf
2. Een handeling van een persoon voor wie hij aansprakelijk is, óf
3. Van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen én die rechtvaardigen dat hij nadeel
bedraagt.