WEEK 3
DI PINO ET AL. (2014)
INTRODUCTION
Beroertes/Hartinfarcts zijn een van de meest voorkomende oorzaken van sterfte wereldwijd. Hoewel sommige
spontaan herstellen, het is een van de meest voorkomende beperkingen in Europa en USA. De huidige beste
praktijk in de behandeling van beroertes is om de initiële impact te verminderen, voorzorgsmaatregelen te
nemen om de verdere last van complicaties te voorkomen en het functionele vermogen te maximaliseren door
middel van uitgebreide fysiotherapie.
Als herstel afhankelijk is van het 'opnieuw leren' van nieuwe activiteitspatronen om het gebruik van de
resterende onbeschadigde hersenen te maximaliseren, zouden interventies die de plasticiteit vergroten, en
daarmee het leervermogen, het herstel moeten verbeteren. Twee benaderingen zijn momenteel van groot
belang: farmacologische interventies en niet-invasieve hersenstimulatie (NIBS). Hoewel NIBS is gebruikt om het
lopen, de symptomen van neglect en de taal na een beroerte te verbeteren, zullen we ons hier concentreren
op de toepassing ervan op het herstel van de arm- en handfunctie, omdat de meeste onderzoeken de
werkzaamheid van NIBS op de functie van de bovenste ledematen hebben beoordeeld.
Recente meta-analyses zijn het oneens over de effectiviteit van deze technieken: twee Cochrane-reviews
ondersteunen het gebruik van repetitieve transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) of transcraniële
gelijkstroomstimulatie (tDCS) bij revalidatie na een beroerte niet, terwijl twee andere systeemreviews
concluderen dat NIBS kan een matig voordeel hebben in termen van herstel van een beroerte, met weinig
ernstige nadelige effecten.
EXCITABILITY AND CONNECTIVITY IN STROKE
In dit artikel hebben we de volgende indeling van de fasen van een beroerte aangenomen: hyperacuut: de
eerste 6 uur na ictus; acuut: 6-24 uur postictus; subacuut: 24 uur tot 6 weken postictus; chronisch: langer dan 6
weken postictus.
Gedurende de acute fase, TMS bij de aangedane hemisfeer is vaak niet in staat om MEPs (Motor Evoked
Potentials) te genereren. Bij patiënten met geconserveerde MEPs zijn de drempelwaarden over het algemeen
hoger en zijn de MEPs kleiner in vergelijking met die van het onaangetaste halfrond of van gezonde personen.
Binnen de eerste paar maanden kunnen MEPs weer verschijnen en geleidelijk in amplitude toenemen, terwijl
de motorische drempel de neiging heeft af te nemen.
Na een beroerte verschuift de balans tussen inhibitie en excitatie in het aangedane halfrond naar excitatie,
terwijl de activiteit in de lokale remmende circuits wordt verminderd.
In de acute periode is de motorische prestatie afhankelijk van de resterende corticospinale verbindingen van de
aangedane hemisfeer, terwijl het daaropvolgende herstel meer kan
afhangen van de rekrutering van alternatieve corticale netwerken in
beide hemisferen. Volgens deze visie zou intracorticale dis-remming van
het aangetaste halfrond (zoals aangegeven door verminderde SICI, LICI
en SAI) de motorische output in de acute fase kunnen vergemakkelijken,
en vervolgens synaptische plasticiteit vergemakkelijken om
reorganisatie van corticale netwerken in de subacute fase te
bevorderen. Alles bij elkaar genomen suggereren de resultaten van de
hierboven besproken onderzoeken dat een verminderde
prikkelbaarheid van de corticospinale in het aangetaste halfrond de
intracorticale prikkelbaarheid in beide hersenhelften verhoogt en de balans van interacties tussen de
hemisferen verandert.
, PLASTICITY CHANGES DURING RECOVERY
De hersenactiviteit bij een motorische actie van de hand na een beroerte verandert erg bij patiënten:
- Activering in de primaire motorische cortex (M1) van de aangedane hemisfeer is verminderd, en
afhankelijk van de grootte en locatie van de ischemische laesie kan de activiteit worden verplaatst
naar meer posterieure 59-61 of meer anterieure gebieden,46 in het bijzonder naar de premotorische
cortex en aanvullend motorgebied (SMA), die vaak worden gespaard door een typische occlusie van
de middelste hersenslagader.
- Overactiviteit van de niet-aangedane hersenhemisfeer voor bewegingen van de niet-paretische hand.
De conclusie is dat activiteit in deze gebieden compenserend kan zijn en kan bijdragen aan herstel van
beweging. De premotorische cortex zou via projecties naar de hersenstam arm- en handspieren innerveren of
de output naar hand wordt vergroot. Verhoogde activiteit van M1 van de niet-aangedane hemisfeer kan ervoor
zorgen dat er corticospinale banen input kunnen leveren aan spinale motorneuronen.
Een verminderde bimanuele prestatie zou dus kunnen worden verklaard door abnormale interhemisferische
interactie van primaire en aanvullende motorische gebieden.
CURRENT MODELS OF FUNCTIONAL RECOVERY
De hierboven beschreven onderzoeken waarbij TMS werd gebruikt om de functie van motorische gebieden te
verstoren, suggereren dat activiteit in het niet-aangetaste halfrond waarschijnlijk zal bijdragen aan functioneel
herstel na een beroerte Vicariation model.
Het interhemisferische competitiemodel gaat ervan uit dat de hemisferen elkaar inhiberen. Wanneer er
ispilesioneel schade plaatsvindt, wordt de contralesoinele hemisfeer minder geremd. Door deze verminderde
remming, zal de contralesionele hemisfeer de ipsilesionele sfeer nog meer inhiberen. rTMS zou de inhibitie-
activiteit van de contralesionele hemisfeer kunnen verstoren, waardoor de ipsilesionele hemisfeer minder
wordt geremd. Hierdoor kan er neurologisch herstel plaatsvinden. Om de motoriek van de aangedane hand te
bevorderen, moet er dus ipsilesionele excitatiore rTMS of contralesionele inhibitore rTMS worden toegediend.
THE BIMODAL-BALANCE THEORY
Het bimodal balance-recovery model is gebaseerd op het structureel reserve die de hoeveelheid resterende
functionele neurale netwerken die niet door de laesie zijn aangetast, beschrijft. De hoeveelheid structurele
reserve kan vervolgens iets zeggen over de dominantie van het interhemisferische competitiemodel in
vergelijking met het vicariation model. Wanneer er veel structurele reserve is, zal het interhemisferische
competitiemodel een betere voorspeller zijn van herstel. Wanneer het structurele reserve laag is, zal het
vicariation model een betere voorspeller zijn. Hierdoor kan er bepaald worden welke manier van behandeling
het beste past bij een patiënt.
Het voordeel van het toepassen van het bimodal balance-recovery model ten opzichte van de twee klassieke
modellen, is dat er geen standaard one-size-fits-all behandeling wordt gebruikt, wat wel gebeurt bij toepassing
van de klassieke modellen. Er wordt via het bimodal balance-recovery model rekening gehouden met de mate
van schade door de laesie, waardoor er een persoonsgebonden behandeling opgezet kan worden.
TOWARDS MORE SUCCESSFUL CLINICAL TRIALS
Hard bewijs de rTMS helpt is gering, dit komt doordat:
- Patiënten worden niet goed genoeg van elkaar onderscheiden
- Er zit nog te veel verschil in uitkomstmaten, waardoor er geen meta-analyses uitgevoerd kunnen
worden
- Er werd nog geen gebruik gemaakt van een individuele behandeling, waar het bimodal balance-
recovery model een nieuwe toekomst biedt.
CONCLUSIE
De interhemisferische competitie- en vicariatiemodellen van motorisch herstel na een beroerte leiden tot
tegengestelde conclusies over de beste NIBS-interventies. We stellen de introductie voor van een wegingsterm,
'structurele reserve', die de resterende functionele motoroutput beschrijft, en stellen een verenigend bimodaal
balans-herstelmodel voor, dat de hoeveelheid herstel bepaalt die wordt beperkt door interhemisferische
concurrentie en het herstel ondersteund door vicariatie. Deze drempel verschilt van patiënt tot patiënt en stelt