Inleiding in de Praktische Filosofie hoorcolleges
College 1: Inleiding
Praktische filosofie:
Als pedagogen krijg je vooral te maken met sociale en politieke filosofie. Hier stel je de vragen over
hoe je met elkaar omgaat, waar de grens van vrijheid ligt, wat maakt de samenleving rechtvaardig en
mag de overheid zich met ons leven bemoeien? Ethiek gaat over de vraag hoe we goed en kwaad
kunnen onderscheiden. Hier zijn geen zwart wit antwoorden op. Filosofie is geen wetenschap die de
werkelijkheid wil verklaren. Het is een opening op nieuwe perspectieven en stelt heersende
manieren van denken en heersende opvattingen in de samenleving ter discussie. Filosofie is dus het
weerwoord die voorkomt dat bepaalde perspectieven uitgesloten worden.
Margaret Mead:
Margaret Mead was geen filosoof, maar antropologe en ze was één van de eerste die buiten het
eigen gebied onderzoek deed naar opvoeding bij andere volken en culturen. Een van haar
onderzoeken was onder tienermeisjes in Samoa.
Westerse en Oosterse filosofie:
Tijdens dit vak hebben we het eigenlijk alleen maar over de Westerse filosofie. De Westerse filosofie
is gebaseerd op de klassieke Griekse filosofie. De Oosterse filosofie is vaak ook een religie en je kan
denken aan boeddhistische, hindoeïstische filosofie en het confucianisme en Taoïsme.
Filosofie en opvoeding:
Filosofie in de opvoeding is niet nieuw. Er zijn een aantal belangrijke filosofen per tijd zoals:
Oudheid: Socrates, Plato, Aristoteles, Augustinus van Hippo
Middeleeuwen: Tomas van Aquino
Humanisme: Erasmus, Melanchton, de Montaigne
Verlichting: Comenius, Locke, Rousseau, Kant
Hedendaags: Dewey
Socrates en Plato:
Vroegen zich af of deugd aangeleerd kan worden en hoe we dingen aanleren? De vraag is ook of de
mens goed of slecht geboren worden? Wat is kennis en deugd?
Tot na de middeleeuwen:
Tot na de middeleeuwen gingen mensen niet alleen maar uit van wat ze konden bewijzen of
beredeneren. Dus pas in de verlichting kwam rationalisme. Hiervoor gingen mensen ook uit van
gelood, gevoel of “instinct”. Ook verklaarde de kerk en de bijbel veel. Copernicus zorgde voor de
wending van kerk en bijbel naar rationalisme. Het resultaat is dat de verklaringen van
wetenschappers de argumenten tegen de antwoorden van theologen gaven. Dit zorgde ervoor dat
de mens zichzelf ontdekte als autonoom subject en mensen wisten meer van de werkelijkheid.
Verlichting:
In de verlichting kwam er optimistisch geloof in de menselijke rede. Kennis en wetenschap lieten de
mens een betere wereld creëren. Er kwam ook wantrouwen tegenover religie. Een belangrijke quote
van Kant in deze tijd is: “Durf te denken!”
Vroege opvoedingshandleidingen:
Voor de verlichting gebeurde opvoeding voornamelijk door schriftelijke dingen zoals: de ideeën van
,dichters, theorieën van dokters en verloskundigen schreven praktische boeken. De eerste complete
opvoedingstheorieën kwamen tijdens de verlichting van filosofen.
Is de mens autonoom:
Er zijn personen die wantrouwen hebben in het idee dat de mens autonoom is zoals:
Freud: We worden door onbewuste drijfveren beïnvloed
Nietzsche: menselijke autonomie is hoogmoed
Marx: we worden door maatschappelijke verhoudingen beïnvloed
Onderdeel van een machine?:
Beschikken wij over technische middelen of beschikken zij over ons? Robotisering verbeterd vaak ten
koste van autonomie, zorg, welzijn, geluk, verantwoordelijkheid en menselijkheid.
College 2: Bestaansethiek en oordelen
Bestaansethiek:
Een belangrijk deel van bestaansethiek is dat het een antwoord probeert te geven op de vraag over
hoe we ons leven moeten leiden. Het is een fundamentele vraag over het leven, deze vraag stelden
de mensen gedurende geschiedenis zichzelf ook. In het boek wordt deze vraag ingebed in de context
van hoe bepaalde denkers de huidige tijd typeren. Zo wordt er gekeken naar:
Overvloed en onbehagen = hoe welvarend we zijn en hoe welvarend we ons voelen
Subjectieve en objectieve veiligheid = de realiteit over veiligheid in vergelijking met het
gevoel
Wantrouwen naar de overheid en wetenschap = hoe komt dat?
De oude Grieken:
In het boek worden een paar Grieken uitgelicht:
Aristoteles (384-322 V.C.)
Zeno van Citium ( 336-246 V.C.)
- Epictetus (50-130 N.C.) geen Griek maar Romein
- Seneca (4 V.C. – 65 N.C.) geen Griek maar Romein
Epicurus (341-270 V.C.)
Aristoteles:
Had het vooral over het goede leven en dat was volgens hem een gelukkig leven. Geluk werd dus
gezien als het hoogste doel. Geluk formuleert hij als een ontwikkelde uitgegroeide boom, dus een
leven dat zich heeft kunnen ontwikkelen en dat wat in je zit eruit is gekomen. Geluk is daarmee ook
anders dan genot. Genot is afhankelijk van externe factoren en geluk is volgens hem een intern iets.
Belangrijk vond hij ook dat geluk niet ten koste mag gaan van een ander. Ook moest je je emoties
beheren en je houding kunnen beheersen (je ethos). Bij het zoeken naar de juiste houding moet je
zoeken naar de gulden middenweg, je zoekt het gematigde en het gemiddelde. Jezelf vormen is dus
een actieve houding. De ontwikkeling van deugden komt door autonomie en bevordert dat.
Stoïcijnen:
Tegenover het beeld van Aristoteles staan de stoïcijnen (Citium, Epictetus en Seneca). Stoïcijns staat
hedendaags bekend in de Van Dale als onverstoorbaar en gelijkmoedig. Het belangrijkste voor de
stoïcijnen is dat je je niet uit het veld laat slaan en je je niet laat beïnvloeden door de omgeving. Je
stijgt uit boven plezier en genot, je hebt controle over jezelf en je draagt je leed onbewogen. Probeer
af te zien van emoties, bezit en genot. Dit zijn externe factoren waardoor je controle over jezelf kwijt
kan raken en dat wil je niet. Het stoïcijnse gedachtegoed wordt ook wel eens de filosofie voor een
, zwaar leven genoemd, het is bruikbaar en inspiratie voor je als je omstandigheden zwaar zijn. Een
mooie vergelijking is een boom die door de storm gebroken takken heeft, maar nog wel overeind
staat. Ook heeft deze gedachtegang een link met het boeddhisme en taoïsme hier staat het
accepteren en dingen loslaten ook centraal.
Hedonisme:
De belangrijkste filosoof in het hedonisme is Epicurus. Hij stelde dat persoonlijk geluk en je fijn
voelen het hoogste goed is in het menselijk leven. Je moer dus pijn en verdriet zo veel mogelijk
proberen te vermijden. Je moet dit vooral realiseren op de lange termijn, het is dus niet zoals
hedendaags veel gedacht wordt “leef erop los en doe maar wat”, want vaak zijn de gevolgen daarvan
niet positief.
Cynisme:
Cynisme is afkeer van de maatschappij en het verwerpen van de cultuur en samenleving. Dat kan
leiden tot anarchisme ofwel het niet accepteren van regels en normen die anders zijn dan die van
jezelf omdat je het ermee oneens bent.
Michel Foucault: hedendaagse filosoof met een Griekse blik
Foucault ging van ethiek naar bestaansestethiek. Hij schreef over de autonome mens en hoe die zich
kan ontwikkelen en hoe die zijn leven kan volmaken. Maar had het vooral over de esthetiek dat is de
kunstvorm van het leven. Hoe kun je je elven maken als een kunstproject en het esthetische waarde
heeft? Je moet kunnen experimenteren en dingen uitproberen en af en toe breekt dit met tradities,
dit noemt hij vrijheidspraktijken. Vrijheidspraktijken is dus het experimenteren met identiteiten. Hij
schrijft ook over macht en disciplineren, want als jij je als een vrij mens gaat gedragen dan botst dat
met elkaar. Hij kijkt dus naar de traditionele machtsverhoudingen en hoe die zich verhouden met
individuele vrijheid.
Autonomie:
Wetenschappers vonder verklaringen voor bepaalde dingen en dus ging men niet meer uit van de
antwoorden van theologen. Gevolg was dat de mens zichzelf ontdekt als autonoom subject. Dat is
het fundament van werkelijkheid en weten. De verlichting was een enorm keerpunt hiervoor.
Kant en de Verlichting:
Kant vond dat de mens zich moest ontplooien en kritisch moest zijn, ofwel “durf te denken”. We
moeten nadenken en hebben ons veel te makkelijk overgegeven aan tradities en religie. Hij schreef
drie boeken over kritiek van de zuivere reden. Kritiek betekent hier niet het kritiek leveren, maar juist
het kritisch denken over filosofische kwesties.
Wat kan ik kennen?:
In die tijd was er een grote tweedeling tussen rationalisten en het empiristen:
Rationalisten: We kunnen de wereld niet kennen op basis van onze waarneming en wat
andere zeggen, dat is namelijk niet betrouwbaar genoeg. Ware kennis is alleen via rede of de
ratio. Dit inzicht komt via aangeboren ideeën. Je kan dus nergens vanuit gaan behalve de
aangeboren reden
Empiristen: Bron van onze kennis is onze waarneming. We ontlenen kennis aan de
zintuigelijke indrukken en de werkelijkheid ontstaat door het structureren van deze
indrukken. Dus er bestaan geen aangeboren ideeën want we zijn een tabula rasa.
Kant heeft kritiek op beide partijen. Zo zegt hij over rationalisten dat ideeën niet aangeboren zijn,
maar dat de ideeën inhoudelijk worden gevoed door wat we waarnemen. Kritiek op de empiristen is