De vier domeinen van taal
1. Spreken
2. Luisteren
3. Schrijven
4. Lezen
Onderscheid tussen
1. Gesproken en geschreven taal
2. Receptieve en productieve processen
Productief
- Spreken
- Schrijven
Receptief
- Luisteren
- Lezen
Functies van taal
1. Communicatief
2. Conceptualiserende functie: greep krijgen op de werkelijkheid
3. Expressieve functie
Taal heeft betekenis
- Je kunt met taal vertellen over iets
- Taal kan verwijzen naar een werkelijkheid die niet aanwezig hoeft te zijn
Taal heeft een systeem
- De taal is gestructureerd volgens een systeem dat klanken tot tekens, tekens tot woorden en
woorden tot zinnen combineert.
In een communicatieve situatie onderscheiden we een aan een boodschap
- Een zakelijk aspect
o De letterlijke betekenis van een zin
- Een appellerend aspect
o Wat de zender van de ontvanger gedaan wil krijgen
- Een relatie tussen zender en ontvanger
o Wie kan wat tegen wie zeggen?
- Een expressief effect
o Bepaalde indruk die je met de boodschap meegeeft
In schriftelijke taaluitingen wordt de communicatie gestuurd door extra linguïstische middelen
- Accenttekens
- Onderstrepingen
- Cursiveringen
- Bolt
,Lexiale woorden
- Woorden met een eigen betekenis
o Een woord dat niet afhankelijk is van de context waarin het woord gebruikt wordt.
Stoel
Lopen
Polysemie
- Verwijst naar het feit dat hetzelfde woord in verschillende contexten kan leiden tot een
verschil in betekenis
o Het verwijst nog wel naar dezelfde algemene betekenis, maar geeft er toch een
andere nuance aan.
Ik heb geen geld meer in mijn portemonnee
Hij heeft het geld niet voor zo’n huis
Vroeger had je in bijna elke Europees land ander geld.
Homoniemen
- Zijn woorden die dezelfde klank hebben en dezelfde schriftelijke weergave, maar een geheel
andere betekenis hebben.
o Bank kan verwijzen naar kredietinstelling, maar ook naar een zitmeubel
Synoniemen
- Woorden die ongeveer dezelfde betekenis hebben, maar andere klanken
o Fiets en rijwiel
Systeem
- Taal kun je zien als een systeem dat uit verschillende lagen bestaat.
o Fonologie: klanken
o Morfologie: vormleer van woorden
o Syntaxis: zinsbouw
o Teksten: opbouw en taalgebruik
Assimilatie:
- Spraakklanken hebben invloed op elkaar.
o Beek wordt geschreven met /ee/ en beer ook, maar beide worden door de andere
klanken.
Woordsoorten:
- Zelfstandig naamwoord: mensen dieren dingen
- Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over het zelfstandig naamwoord
- Telwoord: een, twee, enkele
- Werkwoord: dingen die je doet
- Voornaamwoord: hij jullie die deze dergelijke
- Bijwoord: erg groot, gisteren, misschien
- Voegwoord: en, maar, omdat, wanneer
- Voorzetsel: op, door, aan, in, achter
- Lidwoord: de het een
- Tussenwerpsel: ja, bravo, helaas
, Afleidingen
- Zijn woorden die bestaan uit een woord met een affix.
o Letterlijk aanplaksel
o Affix bestaat uit
Prefix
Voorvoegsel
Suffix
Achtervoegsel
De redekundig ontleding
- Analyse van een zin waarbij de zinsdelen worden benoemd naar hun grammaticale functie
o Onderwerp
o Gezegde (naamwoordelijk en werkwoordelijk)
o Lijdend voorwerp
o Meewerkend voorwerp
o Voorzetselvoorwerp
o Oorzakelijk voorwerp
o Bijwoordelijke bepaling
o Bepaling van gesteldheid
Componenten
- Klanken (fonemisch component)
- Betekenis van woorden en zinnen (semantische component)
- Opbouw van woorden (morfologische component)
- Vorm van zinnen (grammaticale of syntactische component)
- Structuur van teksten (tekstuele component)
- Functies van taal (pragmatische component)
- De schriftelijke weergave van taal (orthografie of spelling)
Visies op taalonderwijs
- Traditioneel taalonderwijs
o Taal wordt gezien als een belangrijke drager van onze cultuur.
o Taal bestaat uit een aantal deelvaardigheden die in het onderwijs geïsoleerd
aangeleerd worden.
o Er ligt meer nadruk op schriftelijke vaardigheden, en daarbinnen is er veel nadruk op
vormaspecten
- Thematisch – cursorisch taalonderwijs
o Uitgangspunt is dat kinderen vooral taal leren door taal te gebruiken.
o Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit bepaalde thema’s met taal.
o Cursorische activiteiten waarbij kinderen vakonderdelen oefenen die wel belangrijk
geacht worden, maar die niet in het kader van een thema kunnen worden geleerd en
geoefend
Technisch lezen
Spelling
Grammatica
- Taal bij alle vakken
o Er wordt uitgegaan dat taal meer is dan materie die geleerd moet woorden en dat je
door middel van taal kunt leren.
Veel interactie
Betekenisvol