Samenvatting Bestuurskunde
Hoofdstuk 1 Introductie
- Bestuurskunde: Bestuur bij de overheid
- Bestuurders: Politici van rijk, provincie, gemeente
Iemand die zich bezighoudt met voorbereiding, bepaling, uitvoering en
evaluatie van beleid
- Doel: Weten hoe overheid werkt, hoe beleid tot stand komt, hoe overheid is georganiseerd
Om te gaan werken bij de overheid, of beter met overheid om te kunnen gaan
Multidisciplinaire wetenschap
Als we de aanschaf van een krat bier bekijken door de ogen van een aantal wetenschappen,
welke waardevrij moet zijn. Hoe kijkt dan een econoom naar de aanschaf van een krat bier en…
Econoom
Jurist
Socioloog
Art
Psycholoog
Bestuurskundige
De overheid bestaat niet
Verschillende bestuurslagen
Rijk
Provincies
Gemeenten
Waterschappen
Hoofdstuk 2 Enkele begrippen
- Staat: moet voldoen aan het volgende;
o Grondgebied
o Bestuursgezag
o Staatsvolk
Het bestuursgezag over het staatsvolk in een bepaalde grondgebied
Verschillende ‘soorten’ samenlevingen:
Samenlevingen op basis van gelijkheid: leefden de mensen vooral in groepen waarin
de individuen redelijk gelijkwaardig waren
Samenlevingen met rangorde: in deze samenleving konden weer nieuwe
machtposities ontstaan, bijv. Door het bezit van land of door productieoverschotten.
Samenlevingen met gelaagdheid: een bekende gelaagdheid is die van geestelijkheid,
adel, boeren en burgerij. Als je tot een bepaalde stand behoort, dan geeft dat allerlei
rechten en plichten.
De derde soort samenleving is gecompliceerder dan de tweede en dat de 2 de
gecompliceerder is dan de eerste.
- Trias politica
Opbouw van staat in 3 machten ten behoeve van onpartijdigheid en machtenscheiding: is
een horizontale machtenscheiding
1. Wetgevende macht (Staten-Generaal)
2. Uitvoerende macht (Ministeries)
3. Rechterlijke macht (Onafhankelijke rechters)
, Maar:
o Rechter vult normen wetten nader in
o Voor uitvoerende macht is er enige beleidsvrijheid
o Wetgevende macht wordt geadviseerd vanuit uitvoerende en rechtsprekende macht
We kennen nog 2 ander machten:
4. Vierde macht: Ambtenarenapparaat (bureaucratie): rijksambtenaren kunnen met hun
beleidsadviezen de ministers sterk sturen
5. Vijfde macht: De media, lobbyisten en adviesbureaus: kenmerkend voor al deze machten
is dat zij, soms achter de schermen, de politieke besluitvorming beïnvloeden.
Grondrechten
De grondwet legt niet alleen het bestuurlijk stelsel vast maar ook onze grondrechten.
Grondrechten zijn rechten die de burger beschermen tegen de overheid.
Klassieke grondrechten: zijn zaken waar de overheid zich niet mee mag bemoeien.
Deze grondrechten zijn grotendeels al te vinden in de Grondwet van 1848. Vrijheid
van godsdienst, levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting.
Sociale grondrechten: zijn later ontstaan. Dit zijn onderwerpen waar de overheid
zich juist wel mee moet bemoeien. Bijv. Het recht op werkgelegenheid, het recht op
culturele en maatschappelijke ontplooiing.
Om sociale grondrechten te realiseren moet er beleid worden gemaakt.
Codificatie en modificatie
- Codificatie: betekent het op schrift stellen van recht, letterlijk het maken van een boek. Met
codificatie wordt hier bedoeld dat de overheid eerst de ontwikkelingen in de samenleving
volgt en daarna (eenmalig) wetten opstelt die passen bij de geconstateerde ontwikkelingen.
- Modificatie (aanpassing): zit het element ‘sturing’. Bij modificatie blijft het niet bij het
eenmalig opstellen van de wetgeving. De overheid wilt continue vooruitlopen en
ontwikkelingen beïnvloeden (modificeren).
De overheid gaat de samenleving dus sturen en schept hiervoor zelf de randvoorwaarden: de
verzorgingsstaat.
- Ontwikkelingen staat en samenleving
In plaats van naast staat de overheid nu in de samenleving
Scheiding van kerk en staat
Scheiding van grondbezit en staat (feodale staat)
Scheiding van kapitaal en staat (kapitalistische staat
- In Nederland 3/4/5 politieke stromingen/ ideologieen:
1. Liberalisme: VVD
o Kernwoord: Vrijheidbeginsel
2. Christen-democratie CDA Christenunie
o Kernwoord: Christelijke beginselen
3. Socialisme SP
o Kernwoord: Gelijkheidsbeginsel
4. Duurzame ontwikkeling linkse partijen
o Kernwoord: Continuiteitsbeginsel
5. Nationalisme PVV FVD
o Kernwoord: Souvereiniteitsbeginsel
,- Liberalisme: staat voor vrijheid van het individu, streeft naar een overheid met een beperkte
omvang en kent aan ‘de markt’ als zelfregulerend mechanisme een belangrijke rol toe.
- Socialisme: staat voor een rechtvaardige samenleving met meer sociale gelijkheid.
- Christen-democratie: zit tussen beide stromingen in. Centraal staan naastenliefde en
solidariteit.
- Ontwikkeling na WOII
o Van codificatie (volgen en vastleggen) naar modificatie (sturen en anticiperen)
o Verzorgingsstaat: verzorging van wieg tot graf door overheid, door sociale
voorzieningen en sociale verzekeringen. Tegenwoordig meer waarborg staat
i.p.v. zorgstaat.
o Laatste jaren deregulering en privatisering
o In de 70 er jaren en rond eeuwwisseling: vernieuwing van de politieke cultuur
o Postverzorgingsstaat wordt de huidige situatie ook wel genoemd: toenemende
vergrijzing, verslechterde economische situatie, veranderde maatschappelijke
patronen.
- De overheid
o Verzameling van vele overheidsorganisaties met verschillende belangen
o Definitie: Het geheel van bestuurders en bestuurlijke colleges in een staatsverband en
het daarbij horende ambtelijke apparaat
o De overheid is opgebouwd uit een gecompliceerd geheel van verschillende actoren,
met soms tegenstrijdige belangen en doelstellingen
- Kenmerken Nederlandse overheid:
o Gedecentraliseerde eenheidsstaat: houdt in dat veel taken en bevoegdheden aan
andere overheidsorganen dan de centrale overheid zijn toebedeeld.
o Rijk deelt veel taken en bevoegdheden toe aan andere overheidsorganen (provincie of
gemeente).
- De toedeling van taken en bevoegdheden aan andere overheidsorganen dan de centrale
overheid wordt aangeduid als -> decentralisatie
- Het verdelen van de bevoegdheden tussen de rijksoverheid, de provincies en de gemeenten
wordt ook de verticale machtenscheiding genoemd. Deze verdeling zit niet muurvast in
tegendeel, er zit voortdurend beweging in.
Taken en bevoegdheden kunnen dus aan andere overheidsorganen dan de centrale overheid zijn
toebedeeld.
- Territoriale decentralisatie: Wanneer deze andere overheidsorganen een bepaald gebied
besturen, noemen ze dit territoriale decentralisatie.
- Functionele decentralisatie: Wanneer z’n ander overheidsorgaan is ingesteld ter behartiging
van een bepaald doel (bijvoorbeeld een waterschap)
o Drie bestuurslagen:
1. Rijk: o.a. defensie, buitenlandse zaken
2. Provincie: o.a. ruimtelijke ordening, waterstaat, milieu -> coördinerende taken
3. Gemeente: o.a. brandweer, vuilnis, burgerlijke stand, bijstandsuitkeringen -> doen
voornamelijk uitvoerend werk en staan dichtst bij de burgers.
, Autonomie
Dit begrip betekent dat gemeenten en provincies een ‘eigen huishouding’ hebben, dat wil
zeggen dat zij, binnen zekere grenzen, exclusieve taken en bevoegdheden hebben waar de
andere overheden zich niet in mogen mengen.
Naast autonome taken hebben provincies en gemeenten ook medebewindstaken.
Medebewind heeft betrekking op het uitvoeren van rijkstaken door de lagere overheden.
- Een actor: Een deelnemer aan/betrokkene bij een beleidsproces
Komen via agenda:
o Maatschappelijke
o Politieke
Niet alle punten komen gelijk op de politieke agenda’s, maar op de maatschappelijke, dit kan
daarna nog wel op politieke komen.
Soms gaan ze lobbyen om iets op de agenda te krijgen
Decentralisatie en deconcentratie
Niet verwarren met elkaar
- Deconcentratie: is het zich fysiek over een land verspreiden van delen van een overheid.
Belangrijk verschil:
Is dat er bij deconcentratie geen overdracht van taken en bevoegdheden plaatsheeft.
Algemeen belang en deelbelangen
Algemeen belang: behartigen hiervan is taak van de overheid.
Belangen botsen echter vrijwel altijd:
o Denk aan afweging economische versus milieu belangen
o Korte termijn versus lange termijn belangen
o Werknemers versus werkgevers belangen
Poldermodel
- Beleid / policy= plan
Als verzameling van handelingen
Als plan met doelen, middelen en acties, met tijdpad
Als verzameling gebeurtenissen en momenten die leiden tot een besluit
Het boek kiest voor beleid-als-plan
Hoofdstuk 3 De overheid als systeem
Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid
- Systeembenadering en proces analyse
Laat zien dat (en hoe) er informatie een systeem ingaat en dat daar weer iets uitkomt.
Vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid (gebaseerd op onder andere biologie)
Het in deeltjes ophakken van het beleidsproces