TENTAMEN ORGANISATIEKUNDE, BELEID
& RECHT
1. JEUGDBELEID IN NEDERLAND
1.1 BELEID EN OVERHEID
Als professional heb je dagelijks te maken met beleid. Niet alleen met het beleid van de overheid, maar ook het
beleid van de organisatie waar je werkt. Dus naast de overheid voeren ook andere organisaties, instellingen en
bedrijven beleid. We spreken dan van doorgaansbeleid. Beleid kan soms complex, ondoorzichtig en
weerbarstig zijn. Toch moet iedere werknemer daarin de juiste weg vinden. Als het goed is, is beleid een
welbewust, doordacht en uitvoerbaar plan. Beleid: is het kiezen van doelen, het effectief en efficiënt inzetten
van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde.
beleid gaat over resultaten en over maatregelen die bedoeld zijn voor een groep mensen.
Jongeren die bijvoorbeeld vroeg de school verlaten, kunnen we als probleem beschouwen. De overheid kan
dan middelen bedenken die in een bepaalde tijd worden ingezet. Na die periode wordt bekeken of de doelen
zijn bereikt. Beleid is altijd in beweging.
Binnen jeugd- en gezinsbeleid kunnen we soorten onderscheiden:
Curatief beleid: is gericht op het beperken van de negatieve gevolgen van een situatie door achteraf
maatregelen in te zetten. Zo kunnen jongeren toch weer terugkeren naar school, maar dit lukt niet
zonder hulp.
Preventief beleid: voorkomen van een ongewenste situatie door voortijdig maatregelen te nemen.
Bijvoorbeeld door in een vroeg stadium risico’s waar te nemen en daar op in te spelen.
Repressief beleid: onderdrukken, beteugelen of bedingen van een ongewenste situatie. Het toepassen
van drang en dwangmaatregelen is een voorbeeld.
Overheid: vormt het hoogst bevoegde gezag op een bepaald grondgebied en bestaat uit bestuurders,
bestuursorganen en ambtelijke apparaat.
Ze zorgen voor orde en veiligheid, sociaaleconomische zaken en sociaal culturele zaken.
1.2 JEUGD ALS BELEIDSPROBLEEM EN -VRAAGSTUK
Bestuurskundigen spreken van getemde en ongetemde beleidsproblemen. Getemde problemen: eenvoudige
kwesties waarvan deskundigen weten hoe deze in elkaar steken, inzicht hebben in oorzaak en gevolg en hoe
deze door middel van beleid zijn op te lossen. Ongetemde problemen: lopen de kennis en inzichten van
professionals uiteen en verschilt met van mening over de meest wenselijke oplossing. Jeugdcriminaliteit is hier
een voorbeeld van. Hier zijn veel verschillende meningen en onduidelijkheden over.
1.3 JEUGDBELEID DOOR DE TIJD HEEN
In het jaar van 2014 trad een nieuwe jeugdwet in werking en vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor
alle jeugdzorgtaken om ze de tot dan toe sterk versnipperde jeugdzorg meer te bundelen en te voorkomen dat
signaleren rond zorgenzinnen en jeugdigen niet tijdig worden opgepikt en probleemgevallen van loket naar
loket worden doorgeschoven. In de jeugdwet is jeugdhulp breed opgevat. Het betreft alle ondersteuning, hulp
en zorg aan jongeren en hun ouders bij vrijwel alle denkbare opgroei-, opvoedings- en psychische problemen
en stoornissen.
, 2. JEUGDBELEID BINNEN BESTUURLIJKE ORGANISATIES
2.1 BESTUURSLAGEN
De bestuurlijke hoofdstructuur van Nederland bestaat formeel uit drie territoriale bestuurslagen, namelijk de
nationale overheid, de provincies en de gemeenten. Een belangrijk kenmerk van de bestuurlijke inrichting is dat
de Nederlandse overheid een gedecentraliseerde eenheidsstaat is: dat wil zeggen dat Nederland een centraal
geregeerd land is, maar dat een groot aantal taken en bevoegdheden van die centrale overheid overgeheveld is
naar lagere bestuurslagen: de provincies en de gemeenten.
De eerste bestuurslaag: de nationale overheid. Heeft de algehele verantwoordelijkheid voor onder
andere het jeugdbeleid. Ze zorgen voor wet en regelgeving, stimuleert innovaties, volgen trends en
nieuwe ontwikkelingen en is verantwoordelijk voor zaken die de provincies en gemeenten niet of
moeilijke kunnen vervullen.
De tweede bestuurslaag: bestaat uit de provincies.
De derde bestuurslaag: de gemeenten. Houden zich voornamelijk bezig met het vaststellen en
aansturen van het lokale jeugdbeleid, het subsidiëren en financieren van lokale instellingen en
organisaties die werken met gezinnen en jongeren. Twee begrippen zijn belangrijk: Medebewind: in
alle gemeenten moeten landelijk vastgestelde regels en wetten op dezelfde manier worden toegepast.
Autonomie: toch is de gemeente bevoegd om een aantal zaken naar eigen inzicht te regelen. Zo
bepalen ze zelf over de voetbalvelden, jongerenwerkers, speeltuinen enz.
2.2 NATIONALE OVERHEID
De nationale, provinciale en lokale overheid zijn samen verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op het
ontwikkelen, aansturen en uitvoeren van jeugdbeleid.
het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport, ministerie van onderwijs cultuur en wetenschappen, het
ministerie van veiligheid en justitie, het ministerie van sociale zaken en ministerie van binnenlandse zaken zijn
inmiddels betrokken bij het jeugdbeleid.
Ieder departement heeft echter zijn eigen doelstellingen, belangen en ambities en maakt zijn eigen regelgeving.
Ook botsen deze departementen vaak. Ze werken dan langs elkaar heen: beleidsverkokering.
Een interne strijd heet bureaupolitiek. Dit wordt vaak opgelost door intradepartementaal.
2.3 MINISTERIES
De rol, taak en functie van elk ministerie betrokken bij het jeugdbeleid worden apart toegelicht:
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport: is het meest omvattende departement voor het
jeugdbeleid wat betreft coördinatie, aansturing, onderzoek en financiering. Jeugdparticipatie,
jeugdvrijwilligerswerk, kinderopvang, opvoedondersteuning, sport, cultuur valt onder andere
hieronder. De belangrijkste uitgangspunten van hun zijn: een samenhangend zorgaanbod wordt
geboden aan de jongere, een laagdrempelige toegang tot jeugdzorg en hulpverlening zo vroeg, licht en
dichtbij geboden wordt.
Het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap: is verantwoordelijk voor de studiefinanciering,
het onderwijsstelsel, de onderwijsvoorzieningen en examinering.
Ministerie van veiligheid en justitie: bevorderen van veiligheid in publieke ruimte en thuisomgeving.
Kerntaken zijn jeugdbescherming, jeugdzorg en voorkomen van criminaliteit.