Cognitie & Gedrag
College 1
Testing effect = vragen maken over stof helpt je te leren
Bekendheid effect = denken dat je de stof begrijpt als je het herkent
Cognitie gaat over geest/mind
Descartes: radicale twijfel cogito ergo sum
Denken is een eigenschap van de geest dus de geest bestaat
Cognitieve fenomenen: probleemoplossing, beslissing, geheugen, kennis, perceptie, taal,
aandacht, bewustzijn
TCP: toegepaste cognitieve psychologie
Signaal detectie theorie over beslissen in onzekerheid (heeft een kind autisme?)
Neuropsychologie: hoe hersenschade cognitie beïnvloedt
F.C. Donders:
Birth of CP: mental functions from behavior
Reaction time tasks: simple, choice, go/no-go
Substraction method: isolate mental functions
Eye doctor
Speed of mental processes, how long to become aware of falling apple = wilsbepaling
Helmholtz precursor of donders: stimulation to movement time.
First need to be aware that there’s something to grab, then discriminate between apple and
pear, then decide, then grab
Simple reaction time = detection + motor execution
Choice reaction time = detection + discrimination + deciding + motor execution
Difference is discrimination + deciding
Dissociate between discrimination and decision: go/no-go task:
Press right for right flash, don’t respond to left flash
Go/no-go reaction time = detection + discrimination + motor execution
Zintuigelijke registreren relatieve verschillen.
ΔI
Wet van Weber (waarneembare verschil is constant): =k
I
k = waarneembare verschil = weberfractie
Donders: reactietijd
Weber: waarneembare verschillen
Samen eerste psychologische wetten
James: stream of consciousness: inhoud bewustzijn: gevoelens, gedachtes, visioenen.
Armchair psychology: ‘vertel me wat er omgaat in jouw bewustzijn’.
Watson: studie van mind problematisch want berust op introspectie = niet objectief en niet
te verifiëren.
Behaviorisme: introspectie/bewustzijn niet wetenschappelijk en daarom inhoud mind
irrelevant. Daarom gedrag (aangeleerde stimulus-respons relaties) bestuderen.
,Skinner: taalontwikkeling door positieve bekrachtiging
Chomsky zegt dat kan niet want uitspraak gaat vooraf aan de bekrachtiging. Kinderen uiten
spontaan simpele klanken aangeboren taalvaardigheid.
Inzichten:
Mensen werken net als computers met symbolen
Mensen net als computer input-output machine, verwerkingsstappen in flow diagram
Hersenen hardware, cognitie software
Structurele modellen: fysieke/biologische structuren
Proces modellen: cognitieve processen
College 2
Sensatie = vroege stadia verwerking stimuli (zoet, hard, luid, rood)
Waarneming = betekenisvol/georganiseerd: koffie is zoet, roos is rood
Verschil sensatie – waarneming is een grijs continuüm
Alle zintuigen eigen soort sensorische neuronen en eigen hersengebied
Zintuigen: zien, horen, ruiken, proeven, voelen (pijn/druk), electroreceptie, evenwicht
Onderzoeken door: fysische stimulus (1) fysiologische reactie (2) sensorische
waarneming.
(1) = sensorische fysiologie
(2) = fysiologische psychologie
(3) = psychofysica van fysische stimulus naar sensorische waarneming
JND = just noticable difference is de drempelwaarde
Hoe meet je de drempel?
Detectie (absolute drempel): stimulus in kleine stappen verhogen tot waargenomen wordt
Discriminatie (verschil-drempel): stimulus in kleine stappen verhogen tot stimulus gelijk aan
of net anders dan referentiestimulus.
De curve van detectie nooit recht maar vloeiend door ruisverschil (aandacht, neurale
activiteit, achtergrondgeluid) per meting.
Stokjes experiment: wanneer voelen twee stokjes als een bij drukken (afstand tussen stokjes
verkleinen) van 2 naar 1 andere grenswaarde dan 1 naar 2 = hysterese
Beide experimenten middelen voor accuraat resultaat
Weber-Fechner (psychofysische) wet = relatie tussen fysische intensiteit I (stimulus) en de
waargenomen intensiteit Ψ
Fechner’s Law: Ψ = K • log I
Relatie is logaritmisch
Stevens gebruikte andere methode: schalen Cross-modality matching = intensiteit van
ene sensorische stimulus gelijkgesteld aan referentie stimulus conclusie: niet altijd
logaritmisch (waargenomen intensiteit neemt minder snel toe naar mate de stimulus
intensiteit toeneemt), maar soms ook lineair of exponentieel (elektrische schok) = power
law: Ψ = K • Ia
Als a < 1 lijkt op logaritmische wet
Als a > 1 meer exponentieel
,Stappen tot waarnemen: energie uit wereld ontvanger (sensor) & vertaler (transducer)
bekabeling/transport (neuronen) relay/verdeelstation = thalamus cortex:
sensatie/waarneming.
Zelfde fysische signaal kan leiden tot verschillende waarneming. Hersenen met name
geïnteresseerd in verandering.
Adaptatie: systeem hercalibreren aan eisen van omgeving voor optimaal functioneren. Vaak
ook minder gevoelig worden.
Bewegingsnaeffect: rode kruisje kijken terwijl ruis beweegt. Als ruis stopt lijkt opeens
andere kant op te bewegen. Komt door competitie/adaptatie in hersenen.
Overeenkomsten alle zintuigen: adaptatie, types coderen, cognitieve factoren
Chemische sensoren:
- Reuk: 10.000 verschillende geuren. Olfactorische sensorische neuronen nemen geur
waar in neusholte. Door cribriforme plaat (neusbot) via glomerulus naar hersenen.
Axonen van zelfde soort reukreceptor komen samen in aparte glomerulus en geven
door aan aparte 2nd-order olfactory neuron (in olfactory bulb) limbic system
(emoties/motivatie/neusbrein) en orbitofrontale cortex (onderscheidingsvermogen).
Van olfactory bulb alleen direct naar amygdala, de rest via primary olfactory cortex.
- Smaak (alleen in mond) om goed/slecht te onderscheiden. Zout, zoet, zuur, bitter. In
het oosten 5e smaak: umami = yummy. Sterkte smaak genetisch bepaald (specifiek
allel) door hoeveelheid papillen. Receptoren voor elke smaak gelijk verdeeld over
tong. Echter, brein maakt onderscheid tussen gebieden. Quinine is bitter.
Verschillende neuronen (cranial nerves) gekoppeld aan verschillende delen tong.
Smaakpapillen hersenstam thalamus cortex
Ook deel van info van hersenstam direct naar limbic system
(amygdala/hypothalamus)
Smaak (frontaal/gustatory cortex) boven geur (temporaal/olfactory cortex).
Smaak/reuk exceptioneel omdat niet alles langs thalamus.
Reukgeheugen robuust en overwint amnesia. Mannen/vrouwen detecteren verschillende
geuren beter. Mannen beter in ammonia (urine).
Flavor = reuk + smaak = psychologische gewaarwording.
Feromonen = ‘seksgeuren’. Bij mens nog niet echt aangetoond.
Bij dieren voornamelijk geregistreerd met vomeronasaal orgaan (bij mens aanwezig maar
geen sensorische cellen erin).
Sensoren huid verschillende diepte:
Ondiep: meissner corpescule, merkle disks, free nerve endings
Diep: pacinian corpescule, ruffini organ
Elke receptor eigen functie.
Thermoreceptor (reageert op lage temperaturen) & nociceptors (op hoge temp/pijn) beide
vrije zenuwuiteinden.
Proprioreceptor in spieren/ledematen geven houding en spanning van onze spieren aan.
Anterolateral column system: pijn/temperatuur/grove tast. Verandert in ruggenmerg van
kant.
Dorsal column medial lemniscal system: tast/vibratie/arm houding. Kruist pas over in
medulla/hersenstam.
, Tastreceptoren (druk) lijkt op fingerprint. Alle lijntjes zijn membranen die vervormen bij druk
en ionkanalen openen = mechanoreceptoren.
Receptoren:
Slowly adapting: blijft na aanhoudende stimulus nog signalen doorgeven.
Rapidly adapting: went snel aan stimulus en geeft amper signalen door na aanhouding.
Reageert alleen op aan/uit stimulus.
Slowly adapting Rapidly adapting
Superficial (small/high Merkel Meissner
density)
Deep (big/low density) Ruffini Pacinian
Labeled line system: bepaalde receptoren verbonden aan specifieke hersengebieden zodat
er geen codering nodig is. Stimulus die via bepaalde pathway aankomt is automatisch
bijvoorbeeld reuk-info.
Tweepuntsdrempel op vinger veel kleiner dan onderarm want groter deel
somatosensorische deel cortex toegeweid aan vingers.
Receptief veld van sensorische neuron is deel van lichaamsoppervlak waar stimulus het
vuren van neuron induceert.
Tweepuntsdrempel bepaald door grootte receptieve veld en mate van overlap.
Bij tastgevoelige cellen center-surround organisatie: stimulatie in centrale deel (A) van
oppervlak leidt tot meer actiepotentialen, in surrounding gebied (B) juist tot inhibitie. Als
stimulatie van B ophoudt even meer actiepotentialen.
A + B er gebeurt niks.
Evenwicht in oor: 6 vrijheidsgraden:
- 3 rotaties: halfcirkelvormige kanalen (ieder oor werkt andere kant op), gevuld met
vloeistof die ‘achterblijft’ als je beweegt drukt haartjes in sensorcel in ampullae in.
In links druk van onder (hyperpolarisatie), in rechts van boven (depolarisatie). Als
constant: dan coderen ze alleen rotatieversnelling coderen i.p.v. rotatie. Dit zijn
mechanoreceptoren vanwege haartjes duwen.
- 3 translaties (‘sacs’) voor lineaire versnelling en ‘tilt’. Bij beweging haarcellen blijven
achter en buigen.
Cochlea = gehoor/evenwichtsorgaan
Decibel is logaritmische schaal
Menselijk gehoor 20Hz – 20kHz
Geluidsgolven zijn longitudinaal en niet transversaal laten trommelvlies + botje bewegen
oval window (hoog) beweegt vloeistof in cochlea en laat round window (laag)
meebewegen
Basale membraan in cochlea gaat bewegen t.g.v. geluid en de haarcellen heen en weer over
tectoriale membraan ionkanalen open of dicht.
Dit is dus ook mechanoreceptor
Toonhoogte bepalen hypothese:
1. Temporele codering: lage toon: lagere frequentie
Probleem: refractaire periode 2ms dus maximale bereik zou dan ongeveer 500Hz zijn
Oplossing: neuronen vuren niet tegelijk = volley response