Boek: Ethiek de basis.
Wieger van Dalen.
Informatie over de opmaak van de samenvatting:
De samenvatting van Ethiek de basis gaat over de
volgende hoofdstukken en paragrafen:
Het boek: Ethiek de basis derde druk.
1. Hoofdstuk 1: Moraal, een kwestie van oordelen.
2. Hoofdstuk 2: Normen, waarden én … deugden.
3. Hoofdstuk 3: Verantwoordelijkheid.
4. Hoofdstuk 4: Vrijheid.
5. Hoofdstuk 5: Rechten.
6. Hoofdstuk 6: Rechtvaardigheid.
7. Hoofdstuk 7: Integriteit en normatieve professionaliteit.
8. Hoofdstuk 8: Systematische morele beoordeling van een situatie.
Deze samenvatting is compleet en bevat de volgende onderdelen:
- De aangegeven hoofdstukken en paragrafen uit het boek: Ethiek de basis. inclusief
begrippenlijsten;
- Een complete samenvatting van de bijgewoonde hoorcolleges van Ethiek de basis.
Daarnaast is de volgende informatie van belang over de opmaak van deze samenvatting:
- De informatie van alle kennisclips, hoorcolleges en boeken zijn verwerkt tot één samenvatting.
- Elk hoofdstuk en paragraaf is dikgedrukt met een onderlijning weergegeven.
- Elke paragraaf, indien er begrippen aanwezig zijn, bevat een begrippenlijst.
- Elk hoofdstuk en paragraaf bevat een uitgebreide samenvatting die de stof verduidelijkt.
- Deze samenvatting is onderbouwd met veel voorbeelden om de stof te verduidelijken.
- Aan het einde van de samenvatting in het geheel staat een samenvatting per hoofdstuk. Deze
kun je leren als je de stof grotendeels eigen hebt gemaakt.
Deze samenvatting is helemaal compleet. Je hebt géén boek nodig naast deze samenvatting.
Als je het fijn vindt om alsnog een boek erbij te hebben kan dat uiteraard, maar het is niet
noodzakelijk.
,Hoofdstuk 1: Moraal, een kwestie van oordelen.
1.1 Het Intuïtief moreel oordeel. Begrippenlijst + samenvatting.
- Moreel oordeel= een oordeel over het gedrag van mensen en hoe ze met elkaar omgaan.
- Intuïtief moreel oordeel= een moreel oordeel dat kant-en-klaar ontstaat in je bewustzijn zonder dat
je erover na hoeft te denken en voordat je erover nagedacht hebt.
In een moreel oordeel spreek je uit wat je behoorlijk vindt van jezelf en anderen; je geeft aan hoe je
verwacht dat die ander met jou of anderen om zou moeten gaan.
Een intuïtief moreel oordeel komt vanzelf; je oordeelt automatisch. Je denkt er niet over na vóórdat je
het doet, maar je weet achteraf wel wat je gedaan hebt. Vaak blijft zo'n oordeel impliciet;
onuitgesproken. Deze wordt pas bewust, wanneer iemand een andere mening heeft dan jij.
3 processen die afspelen in je bewustzijn, waardoor een intuïtieve morele oordeel bewust wordt:
1. Je oordeelt dat iets goed of slecht is; je vindt iets ergens van.
2. Je kent je oordeel; je weet wat je mening is en je kent het standpunt van de ander.
3. Je voelt dat je het oneens bent met de ander; het oordeel brengt een gevoel met zich mee.
Oordelen= impliciet; je zegt niet letterlijk wat je bedoelt, maar wat je bedoeld is wel helder. Hierbij
neem je een standpunt in. Jij staat hiervoor als persoon en bent erop aanspreekbaar.
Kennen= je wordt je ervan bewust van jouw mening is en leert wellicht die van een ander kennen. Je
blijft neutraal net opzichte van je eigen standpunt. Je beschrijft slechts wat je weet van jezelf, zoals
dat je jouw gewicht en lengte kent.
Voelen= het ervaren van een oordeel in je binnenste. Niemand kan daarbij, het is alleen van jou. Het
betreft een emotie; verontwaardiging, boosheid o.i.d.
1.2. Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen. Begrippenlijst + samenvatting.
- Objectiveren= kennis; dit is gemakkelijk uitwisselbaar met mensen. Objectiveren is het kennen van
de wereld, datgene wat er gebeurt buiten jezelf plaatsen en het beschrijven (kennen).
- Subjectiveren= beleving, gevoel, emotie; niet uitwisselbaar. Bij subjectiveren richt je je op wat er
innerlijk gebeurt bij het beleven van de wereld. Een situatie zit in je hoofd en lijf (voelen).
- Normeren= je richt je op gedrag van mensen en wat jij daarvan vindt; redelijk uitwisselbaar. Je
verbindt gedrag van anderen met je eigen oordeel (goed/slecht). Het resultaat van normeren is een
verbinding met jezelf met anderen ofwel een tussenwereld (oordelen).
Samenvattend:
- Bewustzijnsvorm: kennen (objectiveren); je representeert een buitenwereld in je bewustzijn. Het
resultaat van de omgang is feiten (kennis) en de centrale vraag is: is het waar?
- Bewustzijnsvorm: beoordelen (normeren); je verbindt jezelf met anderen. Het resultaat van de
omgang is morele oordelen en de centrale vraag is: is het juist?
- Bewustzijnsvorm: voelen (subjectiveren); je ervaart een binnenwereld in je bewustzijn. Het
resultaat van omgang is gevoelens en de centrale vraag is: hoe voel ik me?
, Je kunt feiten, oordelen en emoties uitwisselen met anderen. Een moreel oordeel kun je uitwisselen als
kennis; morele oordelen zitten tussen het delen van kennis en het vermeerderen van emoties in.
Enerzijds zit een moreel oordeel in jezelf (emotie), maar dit kan voor meerdere mensen gelijk zijn.
Voelen kun je uitwisselen met een ander als een emotie.
1.3. Waaraan herken je een moreel oordeel? Begrippenlijst + samenvatting.
- Universaliteitprincipe= morele oordelen zijn veralgemeniseerbaar; een morele uitspraak over
iemand in een situatie is direct een uitspraak over alle mensen in zo'n zelfde situatie; wat voor de
een geldt, geldt voor de ander ook in eenzelfde situatie.
- Moreel uitgangspunt= een omschrijving van iets dat op zichzelf nastrevenswaardig is betreffende
menselijk samenleven (bijvoorbeeld eerlijkheid en rechtvaardigheid).
- Morele verontwaardiging= een heel specifieke emotie.
- Moreel oordeel= een waardering van menselijk gedrag aan de hand van morele uitgangspunten.
Er zijn 5 kenmerken te onderscheiden wat betreft het morele oordelen, namelijk:
1. Gaat over menselijk gedrag; moreel oordelen zijn altijd gebaseerd op gedrag van mensen.
2. Overstijgt het individuele (is veralgemeniseerbaar); wat je van een ander verwacht, verwacht je
ook van jezelf. Dit gaat om eerlijkheid en komt neer op het universaliteitprincipe.
3. Is normatief (schrijft voor hoe het moet); hoe je behoort te handelen. Het gaat niet om hoe de
wereld is (dat is kennis), maar het gaat om hoe de wereld zou moeten zijn.
4. Is gericht op het goede/moreel uitgangspunt; zaken zijn op zichzelf goed of nastrevenswaardig,
zelfs wanneer het niet tot resultaten leidt. (Bijvoorbeeld een hardwerkende student, maar wel een
slecht cijfer).
5. Kan morele verontwaardiging veroorzaken; de verontwaardiging is een gevolg van het oordeel.
1.4. Ethiek, moraal en het moreel vertoog. Begrippenlijst + samenvatting.
- Moraal= het geheel van gedeelde morele oordelen van een groep, dat ontstaat in een gesprek. Het
is het geheel van morele regels waaraan wij onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten.
- Ethiek= de wetenschap die moraal bestudeert en die tracht de moraal verder te helpen door nieuwe
argumenten te ontwikkelen en te gebruiken in afwegingen.
- Moreel vertoog= het geheel aan communicatie en interactie waarin mensen hun morele oordelen,
en daarmee hun moraal vormen en op elkaar afstemmen.
Morele oordelen zijn niet objectief, maar ook niet subjectief (persoonlijk), zoals gevoelens. Bijvoorbeeld:
'ik vind dat je op tijd moet zijn' zegt iets over jou én over hoe jij verwacht dat anderen zich gedragen.
Kortom: morele oordelen zijn aan personen gebonden, maar niet persoonlijk. Je stelt een tussenwereld
samen met anderen; in een gesprek vorm je je eigen morele oordeel en de anderen vormen hun
oordeel. Vervolgens bespreek je de overlap en verschillen van de oordelen.
Moraal is het geheel van morele regels en begrip betreft de studie, de wetenschap van deze regels.
Normen en waarden zijn universeel; iedereen is voor respect, vrijheid en vrede. Het moraal verschilt; de
verzameling morele oordelen in concrete situaties verschillen tussen (groepen) mensen.