Introductie taal en hersenen, taal- en spraakstoornissen
Oorzaken neurogene taal- en spraakstoornissen
1. Beroerte, CVA:
* Herseninfarct (trombose of embolie).
* Hersenbloeding.
2. Trauma:
- Traumatisch hersenletsel.
* Commotie cerebri: Hersenschudding.
* Contusio cerebri: Hersenkneuzing.
- Traumatisch schedelletsel.
3. Tumor.
4. Ontsteking.
* Meningitis: Hersenvliesontsteking.
* Encephalopathie: Hersenontsteking.
5. Progressieve neurologische aandoeningen.
TIA: Transient Ischemic Attack.
- Een tijdelijke kortdurende verstopping van een slagader, CVA indien na 24 uur nog klachten.
CVA: Cerebro Vasculair Accident.
- FAST: Face, Arm, Speech, Time.
- Herseninfarct 80%: Stop van de bloedtoevoer, waardoor weefsel afsterft door een tekort aan O2,
niet gelijk te zien op CT-scan, behandeling mogelijk in 4 tot 6 uur.
- Hersenbloeding 20%: Drukverhoging in scheldel zorgt voor braken, plotselinge verwardheid,
hoofdpijn, dubbel zien.
Soorten bloedingen
1. SDH, subduraal hematoom:
- Vene kapot onder dura, bloed verdringt hersenweefsel, wekadvies.
- Plotseling acute optredende hoofdpijn met braken, uitvalsverschijnselen mogelijk.
- Chronisch subduraal hematoom: Berucht bij ouderen en alcoholisten.
- Traumatisch hersenletsel
2. SAB, subarachnoïdale bloeding:
- Bloed tussen hersenen en schedel, arteriële bloeding.
- Vaak door scheuren van aneurysma in de subarachnoïdale ruimte.
- Wisselend progressief beloop, soms weken aanhoudende hoofdpijn.
Trombose: Een stolsel, niet in de hersenen zelf, maar in de halsslagader of het hart.
Embolie: Een afgebroken stukje van een bloedstolsel wat in de bloedbaan meegevoerd wordt.
Focaal hersenletsel: Focus van letsel die de taalstoornis veroorzaakt, bij bijvoorbeeld bloeding of
infarct (nodig voor vaststellen afasie).
Diffuus hersenletsel: Meer verspreid hersenletsel, bij bijvoorbeeld Dementie of trauma.
Necrose: Het afsterven van hersencellen.
Oedeem: Vochtophoping.
Pagina 1
,Diaschise: Als bepaalde intacte hersengebieden niet meer functioneren, omdat een hersengebied
waarmee ze in verbinding staan afgestorven is.
Taal- en spraakstoornissen
Luisteren, onderscheiden, analyseren, diagnosticeren.
1. Afasie: Productie, begrip, lezen en schrijven.
2. Dysartrie.
3. Anartrie.
4. Spraak / Verbale apraxie.
Spraak: Complexe bewerkingen van uitgeademde luchtstroom door beweging van kaak, lippen,
velum, pharynx en stembanden - (Centraal)zenuwstelsel, zenuwimpulsen, spieren.
1. Dysartrie:
- Articulatiestoornis, stoornis in het hele gebied van spraak.
- Problemen in de motorische productie van spraak, spraakintentie is intact.
- Ademhaling, fonatie, resonantie, articulatie, prosodie.
- Wisselend in aard en ernst, typering aan de hand van neurologische lokalisatie.
- Oorzaak: Schade in cerebrum, hersenstam, cerebellum (Centraal- of perifeer zenuwstelsel).
2. Anartrie:
- Geheel niet spreken / articuleren.
- Oorzaak: Verlamming of incoördinatie van de spraakmusculatuur.
3. Spraak / Verbale apraxie:
- Articulatiestoornis, geen beperking in articulatie-organen zelf.
- Problemen in ontwikkelen van motorisch programma.
- Woorden juist, klanken juist, klankvolgorde juist.
- Programmeren van de aansturing van de articulatoren faalt.
- Kenmerk: Zoekend mondgedrag.
- Insula: Praxis gebied diep in de linker Frontale Cortex.
- Oorzaak: Hersenlaesie.
4. Afasie:
- Verworven taalstoornis ten gevolge van plotseling opgetreden hersenletsel dat is ontstaan nadat
de taal verworven is, stoornis in linguïstische niveau’s: Semantiek, fonologie, syntaxis.
- Begrip (decodering/interpretatie).
- Productie (encodering/formulering).
Pagina 2
,Parafasieën
Verbale parafasie / Woordsubstituties: Als een woord vervangen wordt door een ander woord.
Semantische parafasie Wel een betekenisrelatie Hond - Kat
Irrelevante parafasie Geen betekenisrelatie Hond - Boek
Fonematisch
Fonologische parafasie Fout op klankniveau Hond - Lont
Fonetische parafasie Pure articulatiestoornis
Fonologische stoornissen - Fonematische.
Productiefouten in klankstructuur van het woord, klanken worden:
- Vervangen: Boter - Poter.
- Weggelaten: Vloot - Voot.
- Toegevoegd: Makkelijk - Mankelijk.
- Neologisme: Niet herkenbaar of bestaand, maar voldoen wel aan fonologische regels van taal
* Een uiting, jaar, kaggelogge, laggel.
- Jargon: Vloeiende aaneenrijging van fonologische, semantische parafasieën en neologismen.
* Hele zinnen niet te volgen.
Lexicale stoornissen - Anomie.
- Woordvindingsproblemen een benoemstoornissen.
- Aarzelen, zinsafbreking, herstarts, empty speech (leeg taalgebruik, deze, dinges).
- Woordsubstituties, parafasieën.
- Semantisch jargon: Bestaande woorden gebruiken, alleen het blijft onbegrijpelijk.
Grammaticale problemen
1. Agrammatisme, telegramstijl:
- Verarming of vereenvoudiging zinsstructuur.
- Traag spreektempo, korte zinnen, inhoudswoorden, weglaten functiewoorden.
- Lopen eh … nee … fietsen … Jan en eh … Amsterdam.
2. Paragrammatisme:
- Fouten in toepassen van grammaticale regels.
- Normale spreeksnelheid, lange en ingewikkelde zinnen met incorrecte structuur.
- Verkeer gebruik uitgangen en functiewoorden.
- Ineenschuiven van verschillende zinsconstructies.
- Veel fonematische en semantische parafasieën.
Pagina 3
, Expressieve problemen - Geautomatiseerd taalgebruik.
1. Stereotypen:
- Woord, woordgroep of zin.
- Zeer frequent gebruik, situatie redelijk passend.
- ‘Enzovoorts, godverdomme, weet niet, hoe heet het?, kan niet zeggen maar eh’.
2. Taalautomatisme:
- Woord of woordgroep.
- Communicatief niet passend, bijna altijd enige uiting, intonatiepatroon vaak intact.
- ‘Van de regering, wat dat betreft, juffrouw Luuk voor mij hier tweede keer’.
3. Recurring utterance:
- Zinloze aaneenrijging van klanken of syllaben, eenvoudig van structuur, herhaling.
- ‘Tan, izook, peete’.
4. Echolalie:
- Herhaling van woorden of zinnen gesprekspartner.
- Letterlijke herhaling, gedeelte bij antwoord, intonatie identiek.
- ‘Heb u vandaag goed geslapen?’ ‘Goed geslapen’.
5. Perseveratie:
- Herhaling voorafgaande respons of activiteit.
- Klankniveau en woordniveau.
- ‘Ka-ko-koning’.
Auditief taalbegrip
- Woorddoofheid: Onderscheiden van spraakklanken, gehoor intact.
- Woordbetekenissen begrijpen die niet niet frequent voorkomen.
*Zeepaardje, slak, zandloper.
- Woordenreeksen en complexe grammaticale structuren begrijpen
* ’De broer van zijn vrouw, het meisje is groter dan de jongen’.
Lezen en schrijven
Visuele waarneming, grafeemherkenning, toepassen spellingsregels, fijne motoriek.
1. Alexie: Leesstoornis.
2. Agrafie: Schrijfstoornis.
Pagina 4