Economisch- sociale
geschiedenis:
Inhoud
Hoorcollege 1..........................................................................................................................2
Hoorcollege 2:.........................................................................................................................8
Hoorcollege 3:.......................................................................................................................14
Hoorcollege 4:.......................................................................................................................21
Hoorcollege 5:.......................................................................................................................28
Hoorcollege 6:.......................................................................................................................36
,Hoorcollege 1
We hebben maar een paar hoorcolleges, daarna alleen nog werkcolleges.
Gemiddeld 3 à 4 dagen fulltime hieraan werken. Je moest vroeger nog meer hoorcolleges
leren, een nog langere essay maken en meer huiswerk. Maar alsnog moet het het merendeel
van je aandacht krijgen.
Eerste college: de relatie tussen economie en geschiedenis
Tweede college: economische groei en welvaart
Als eerst economische wetenschap, dan de ‘historische school’: ‘methodenstreit’ (descriptie
vs. Modellen (positivisme), …
Wat is economische geschiedenis. Een brede wetenschap en veel dingen passen erin. Het kan
gaan over de economie van landen, provincies, regio’s, steden en dorpen in bepaalde
perioden. Maar ook een organisatie: corporale geschiedenis (VOC of Shell), of institutionele
geschiedenis (overheden afdelingen). Ook industrie (banken) en technologie
(techniekgeschiedenis) en consumptie (auto’s).
Daarnaast hoort economisch overheidsbeleid van een land, dorp, gemeente, etc. hierbij.
Een specifiek economisch aspect (wonen/educatie)
Het economische gedrag van mensen op een individueel niveau: motieven, keuzes, strategieën
(genders)
Werken (taken, werkuren)
Standaard van leven (rijkdom en well-being)
Het normale leven gaat over economische systemen en patronen.
Genoeg over het veld, nu naar economie zelf.
Hoe, terwijl men alleen toegang hebben tot gelimiteerde grondstoffen (zeldzaam), een
ongelimiteerde nodigheden en willen van mensen vervullen.
Een paar vragen:
- Wat is geproduceerd
- Hoe is het geproduceerd
- Hoe is de productie verdeeld onder de populatie
Deze economische vragen zijn ook historische vragen.
,Micro level vs. Macro level.
Macro: is over een heel land.
Micro: is over een individu
Toch zijn ze aan elkaar verwant en verweven.
Economische methode:
Descriptief: maar boven alle explanatory
Positivistisch: objectieve kennis is mogelijk (methode dat afstamt van de natuurlijke
wetenschappen)
Probeer de algemene wetten te vinden (niet geïnteresseerd in de unieke casus)
Modelgebaseerde benadering (model is een simplificatie van de realiteit)
Deductieve methode: gebruik maken van aannames om naar conclusies te komen.
Economische aannames:
- Homo economicus: iedereen is rationeel en alleen geïnteresseerd zijn in hun zelf.
Iedereen wilt zichzelf zo blij mogelijk maken. hij heeft een oneindige materialistische
willen en benodigdheden (en gelimiteerde grondstoffen). Het is nooit genoeg. Als je
1000 euro hebt, wil je 2000. Heb je 3 miljoen, wil je 4 miljoen. Heb je 1 kasteel, wil je
er 2. Je wilt daarnaast ook allemaal dingen, auto, telefoon, kamer, kleding, etc.
- Cateris Paribus-clausule: alle variabelen die niet in het model zitten (exogenous),
wordt vanuit gegaan dat het constant blijft (geen verandering). Er is in zo’n model
niks, alleen economische dingen. maar toch hebben economen dit nodig, anders
kunnen ze geen wetten maken. Er is in dit model geen rekening gehouden met corona,
of de communistische revolutie van 1917.
Adam Smith (1723-90), de eerste echte econoom.
- In een vrije markt, zorgt een onzichtbare hand voor de perfecte coördinatie tussen
aanbod en vraag (productie en consumptie).
Mensen maken producten, waarom? Om ze te consumeren. De aanbieders zorgen voor het
aanbod, de klanten voor de vraag. Mensen maken van een bepaald product heel veel, maar als
niemand het wilt, gaat de prijs omlaag. En als mensen daardoor meer willen, wilt dat niet
zeggen dat het voor die prijs meer wordt gemaakt, waardoor de prijs omhoog gaat. En als de
prijs sowieso hoog is, dan wordt het meer gemaakt, waardoor de prijs omlaag gaat.
Smith was een klassieke econoom.
‘Methodenstrijt’:
, Tweede helft van de 19de eeuw.
- Neoklassieke economen (Marshall, Menger et al): opvolgers van de klassieke
economen (Smith, Malthus, Ricardo)
- Ze waren veel minder descriptief, maar meer mathematiek, ze wilden modellen
maken.
1. Positivisme
2. Deductie (starten met aannames)
3. Algemene wetten
4. Ontwikkelingen van theoretische modellen
- ‘Historische school’ (List, Schmoller):
Laat de markt vrij, niet als overheid ingrijpen, laat de markt werken. Dit is het beste
voor iedereen. Dit was in de tijd van de industriële revolutie. Niet iets als tarieven en
protectionisme. Tijdens de industriële revolutie had VK het grote merendeel van alle
goederen in productie. Duitsland deed hier tarieven op. Men wilde een nieuwe theorie.
1. Historisme (kennis is subjectief)
2. Inductief
3. Zoeken voor algemene patronen in het verleden
4. Algemene wetten zijn tijd en plek gebonden.
Hierdoor konden ze het Duitse standpunt verdedigen
- Uiteindelijk verloor de historische school.
In de 20ste eeuw gaan we naar de traditionele economische geschiedenis
- Verzamelen van informatie en feiten
- Focus op het narratief (descriptief) van historische evenementen en ontwikkelingen
- Verklaringen zijn vaak buiten de economie gevonden (cultuur, politiek)
- Geen model-gebaseerde benadering
- Nummers zijn vaak alleen gebruikt als een illustratie van het verhaal
De geest van Jan Salie. Een boek over dat het in de 19de eeuw slecht ging in Nederland. De
Jan Salies, mensen die lui waren en het liefst niets wilden doen en daardoor achterwaarts
werden.
Deze tak dreef apart van neoklassieke economie, het is iets totaal anders. Economische
geschiedenis had bijna niets te doen met economische wetenschap. Descriptief vs. Modellen.
De economische historici maken GEEN theorieën, schrijf dit absoluut niet op tijdens de toets.
Neoklassieke perspectieven op de economie (1):
‘Markt’ werkt perfect. Vraag en aanbod worden aangepast via prijs mechanismes die
resulteren in een optimaal equilibrium.
Alle actoren focussen alleen op zelfinteresse winst maximalisering voor firms en
maximalisering voor utility/benefits zijn consumenten.