De revolutie die in haar eigen staart beet - J. W. Drukker
Samenvatting van hoofdstuk 2, 4, 5 en 6.
Onderdeel van Economische en Sociale Geschiedenis
, HOOFDSTUK 2: HET ONTSTAAN VAN DE TRADITIONELE ECONOMISCHE
GESCHIEDENIS
§2.1
Pas vanaf 1850 werd de economische geschiedenis een op zichzelf staand
perspectief in de historiografie.
De economische geschiedenis is geworteld in de economie (de discipline).
§2.2
De sociale studies en de ‘life’ studies kozen typisch altijd voor positivistische
methodes in hun onderzoek. Positivisme is een benadering gebaseerd op
empirische feiten, om op deze manier een strikt logische hypothese te stellen, die
achteraf via verificaties van de uitkomsten wel of niet correct kan worden gesteld.
§2.3
Historicisme is het tegenovergestelde van positivisme. Het idee van historicisme is
dat het leven voor ieder individu een ander proces vormt, en er daarom geen
algemeen historisch patroon vastgesteld kan worden.
De natuurwetenschappen streven juist wel zo’n patroon na en volgen de
nomothetic: dat de wetenschap als taak heeft om de wetten te ontdekken die
natuurlijke verschijnselen en hun onderlinge verbanden beschrijven. Historici
verwerpen dit voor hun eigen vakgebied en stellen het alleen nuttig voor de
natuurwetenschappen.
§2.4
Het verschil in methodologie dreef de positivisten en historicisten uit elkaar in de
negentiende eeuw.
§2.5
De disciplines economie en sociologie gebruiken historische gebeurtenissen als
vervanging voor empirische gegevens uit een laboratorium. Ze doen dus een beroep
op theorieën en historische gegevens.
§2.6
Het meningsverschil tussen de positivisten en de historicisten wordt de
Methodenstreit genoemd en vormt het startpunt van de economische geschiedenis.
- Classical School: (empirisch) Adam Smith, David Ricardo, Jean Baptiste Say.
- Neoclassical School: (deductie, mechanische analyse) Alfred Marshall,
William Stanley Jevons, Léon Walras.
Er was een opkomst van een meer wiskundige economische discipline, waarbij het
ging om exact gedefinieerde principes en niet-tegenstrijdige aannames. Een theorie
werd als kloppend beoordeeld wanneer deze zichzelf niet tegenspreekt.