Inleiding privaatrecht I: Verbintenissenrecht
Wat is het privaatrecht
Het privaatrecht kan onderverdeeld worden in:
Materiële privaatrecht: geeft de inhoudelijke rechten en plichten.
o Personenrecht: personen- en familierecht, en rechtspersonenrecht Boeken 1 en 2
van BW.
o Vermogensrecht: omvat rechten plichten die tot het vermogen van de mens of een
rechtspersoon behoren. Vermogen: het geheel van op geld waardeerbare rechten en
verplichtingen die iemand heeft, oftewel zijn activa en passiva.
Verbintenissenrecht: de rechten die een rechthebbende aanspraak geven op
een bepaalde prestatie van een ander.
Goederenrecht: de rechten die een rechthebbende bepaalde zeggenschap
verlenen over een bepaald goed.
Formele privaatrecht (burgerlijk procesrecht): regelt hoe burgers jegens elkaar hun rechten
en plichten kunnen handhaven met behulp van rechterlijke tussenkomst.
Dit vak gaat in op het verbintenissenrecht.
Oorzaken/geschiedenis van ons Burgerlijk Wetboek
Tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588-1795) – ten tijde van de
Gouden Eeuw – was er sprake van een juridische lappendeken: de acht gewesten en
afzonderlijke steden hadden veelal eigen recht.
Bataafsche Republiek/Gemenebest (1795-1806) – toen Nederland een Franse satellietstaat
was, en werd aangeduid als een eenheidsstaat – werden pogingen tot codificatie gedaan.
o Rond 1800 was dit mislukt.
Ten tijde van Napoleon (1806-1813) veranderde dat:
o Koninkrijk Holland in 1806 met Lodewijk Bonaparte als koning, had nog steeds een
lappendeken aan recht.
o 1809: invoering Wet Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland.
o 1810: annexatie Frankrijk, Lodewijk afgetreden en de invoering van de Franse Code
Civil (vanaf 1807).
De onafhankelijke Nederlanden (vanaf 1813)
o Vorstendom der Nederlanden (1813), Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815),
Koninkrijk der Nederlanden (1830).
o Code Civil nog steeds van toepassing, inspiratiebron centralisatie administratie,
voorspelbaar functionerende rechterlijke macht.
o 1814: Willem I roept ‘Codificatiecommissie’ in het leven. Liep politiek spaak door
meningsverschillen noord en zuid.
o 1838: na onafhankelijkheid België (1830), klimaat van nationalisme. Na ruim 40 jaar
een eerste, eigen BW (wel goeddeels gebaseerd op Code Civil).
1
,Dit BW, nu bekend als het Oude Burgerlijk Wetboek, was verouderd vond men in 1947.
1947: Meijers, Leidse hoogleraar, krijgt opdracht bij koninklijk besluit een nieuw BW te
ontwerpen.
o Meijers’ werk was de basis van ons huidige BW.
De codificatie van het burgerlijk recht had dus verschillende oorzaken:
Ideologisch: een eigen identiteit, soevereiniteit, nationalisme.
Rechtspolitiek: centralisatie van de macht, alsook herbezinnen op taakverdeling wetgever en
rechter.
Cultureel-filosofisch: verlichtingsdenken; eenieder moet haar of zijn rechten kunnen kennen.
Wetenschappelijk (dogmatisch): ordeningsgedachte; consistente systematiek en
terminologie.
Praktisch: zekerheid verschaffen aan rechtspraktijk, meer onderwerpen regelen.
Verbintenissenrecht
De verbintenis wordt omschreven als een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee (of meer)
personen waarbij de één tot een prestatie is gerechtigd (de crediteur/schuldeiser) en de ander tot
deze prestatie is verplicht (de debiteur/schuldenaar).
Om verbintenissen in praktijk bruikbaar te laten zijn, dient de schuldeiser de schuldenaar in rechte
ter verantwoording te kunnen roepen. Daarom kent een verbintenis drie elementen, telkens
genoteerd als schuldeiser t.o.v. schuldenaar:
Vorderingsrecht t.o.v. schuld.
o Het vorderingsrecht is het recht van de schuldeiser tegenover de schuldenaar tot het
verrichten van de prestatie.
Rechtsvordering t.o.v. aansprakelijkheid.
o Het recht van de schuldeiser om de schuldenaar voor de rechter te dagen, met als
doel hem te laten veroordelen de prestatie alsnog te verrichten (art. 3:296 lid 1).
o Als dat niet (meer) mogelijk is, dan te veroordelen tot vergoeding van de geleden
schade (art. 6:74).
Executierecht t.o.v. uitwinbaarheid.
o Het recht van de schuldeiser het vonnis ten uitvoer te leggen, oftewel te executeren.
De uitvoering kan dus worden afgedwongen.
o Tegenover het executierecht van de schuldeiser, staat de uitwinbaarheid van de
schuldenaar: de staande verplichting deze ingreep in zijn vermogen van buitenaf te
dulden.
Bronnen van het verbintenissenrecht
Art. 6:1 BW
‘Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet voortvloeit.’
De uiteindelijke bron van een verbintenis, is dus altijd de wet.
2
, Rechtshandelingen en rechtsfeiten
Een voorbeeld van een wettelijke bepaling die de bron van een verbintenis vormt:
6:213: Een overeenkomst in de zin van titel 6.5 is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij
een of meer partijen tegenover een of meer anderen een verbintenis aangaan.
o In 6:213 wordt de verbintenisscheppende overeenkomst – ook wel de obligatoire
overeenkomst – als uitgangspunt gezien.
Rechtsfeit Bloot
feit
Gedraging persoon Bloot
rechtsfeit
Rechtshandeling Feitelijke handelingen
Eenzijdige rechtshandeling Meerzijdige rechtshandeling Rechtmatige Onrechtmatige
daad daad
Ongerichte Gerichte (Obligatoire) overeenkomst Andere meerzijdige
eenzijdige eenzijdige rechtshandelingen
rechtshandeling rechtshandeling (incl. liberatoire
overeenkomst)
Wederkerige Eenzijdige (of:
overeenkomst niet
wederkerige)
overeenkomst
1. Rechtsfeit: een feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt.
2. Rechtshandeling: voor een rechtshandeling is een op een rechtsgevolg gerichte wil
geopenbaard door een verklaring vereist (art. 3:33).
3. Een ongerichte eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht en is
niet tot een bepaald persoon gericht. Haar geldigheid is dus ook niet afhankelijk van
kennisstelling aan een of meer personen.
4. Een gerichte eenzijdige rechtshandeling wordt door één persoon tot stand gebracht en is
wel gericht tot een of meer bepaalde personen. Zij moet de personen hebben bereikt, wil de
rechtshandeling geldig zijn.
5. Obligatoire overeenkomst: roept verbintenissen in het leven; obligatoir is afgeleid van
‘obligatie’, wat ‘verplichting’ betekent.
a. Bij een wederkerige overeenkomst nemen de partijen over en weer verplichtingen
op ter verkrijging van prestaties van de ander.
b. Bij een eenzijdige overeenkomst neemt slechts een der partijen een verbintenis op
zich.
6. Liberatoire overeenkomst: doet verbintenissen tenietgaan.
7. Bij onrechtmatige daad ontstaat een rechtsgevolg onafhankelijk van de wil.
8. Bij rechtmatige daad blijft de wil buiten beschouwing.
a. Onverschuldigde betaling.
b. Zaakwaarneming.
3
, c. Ongerechtvaardigde verrijking.
Naast het onderscheid tussen eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen, kan er onderscheid
gemaakt worden tussen:
Rechtshandelingen om baat: tegenover het verrichten ervan staat een voordeel – een bate;
Rechtshandelingen om niet: geen sprake van tegenoverstaand voordeel.
Uitwinbaarheid en draagplicht
Een schuldenaar is uitwinbaar wanneer hij niet vrijwillig aan zijn verplichting voldoet,
zodanig dat hij moet toestaan dat de schuldeiser verhaal zoekt op zijn vermogen.
Iemand is draagplichtig, indien hij degene is die rechtens uiteindelijk de gevolgen van de
uitwinning in zijn vermogen behoort te voelen.
Wettelijke regeling van de bronnen van verbintenissen
De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen, door deze als groep aan
te wijzen en te regelen of afzonderlijk.
De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen van verbintenissen.
De wet wijst geen directe bron aan. Het feit doet echter toch een verbintenis ontstaan,
omdat dit past in het stelsel van de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen. (Zie
HR Quint/De Poel).
Natuurlijke verbintenis
Art. 6:3 lid 1 omschrijft de natuurlijke verbintenis als een verbintenis waarvan de nakoming
weliswaar rechtens niet afdwingbaar is, maar waaraan overigens in beginsel dezelfde rechtsgevolgen
verbonden zijn als aan een gewone (civiele) verbintenis (art. 6:4), tenzij de wet of haar strekking
uitdrukkelijk meebrengt dat een bepaling geen toepassing mag vinden op een niet afdwingbare
verbintenis.
Een natuurlijke verbintenis is aan haar actieve zijde een vorderingsrecht zonder rechtsvordering en
aan haar passieve zijne een schuld zonder aansprakelijkheid.
Lid 2 van 6:3 beschrijft wanneer sprake is van een natuurlijke verbintenis.
Art. 6:3 lid 2 BW
‘Een natuurlijke verbintenis bestaat:
a. wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt;
b. wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard
dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als
voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.’
Voorbeeld waar de wet afdwingbaarheid onthoudt: spel of weddenschap (art. 7A:1825).
Voorbeeld waar de wet afdwingbaarheid pas later laat vervallen: bevrijdende verjaring (art.
3:306-3:310).
4