Samenvatting Bestuursrecht
Hoofdstuk 1
1.2 Bestuursorgaan
A-organen
Rechtspersonen ingesteld krachtens privaatrecht zijn de besloten vennootschap (bv), de
naamloze vennootschap (nv), de vereniging en de onderlinge waarborgmaatschappij.
Rechtspersonen ingesteld krachtens publiekrecht zijn rechtspersonen die zijn ingesteld bij of
krachtens wettelijk voorschrift. De organen van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn
bestuursorganen in de zin van de Awb en behoren tot de a-organen
Bijvoorbeeld de staat, de gemeenten, de provincies en de waterschappen.
B-organen
Een voorbeeld van een b-orgaan is het CBR
1.2.2 Uitzonderingen
Een aantal organen worden niet als bestuursorgaan in de zin van de Awb gemerkt. Dat zijn de
wetgevende en rechtsprekende macht. Ook de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de
Nationale ombudsman zijn buiten het bereik van de Awb gebracht.
De Awb is niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, evenals de
tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (art. 1:6 Awb)
1.3.2 Een entiteit als belanghebbende
Ook entiteiten die herkenbaar zijn in het rechtsverkeer kunnen belanghebbenden zijn. Entiteit die
daar niet aan voldoet is het samenwerkingsverband Occupy Rotterdam, dit is een
protestbeweging.
1.3.3 Een bestuursorgaan als belanghebbende
Een bestuursorgaan kan belanghebbende zijn bij een besluit van een ander bestuursorgaan (art.
1:2 lid 2 Awb). Dat is het geval als het belang dat aan dit bestuursorgaan is toevertrouwd
rechtstreeks door het besluit van dat andere bestuursorgaan wordt getroffen.
1.3.4 Een rechtspersoon als belanghebbende
Een rechtspersoon kan belanghebbende zijn als een algemeen of collectief belang dat de
rechtspersoon zich volgens zijn statuten ten doel stelt en waarvoor hij zich ook daadwerkelijk
inzet, rechtstreeks bij het besluit betrokken is (art.1:2 lid 3 Awb).
1.4 Besluit
De Awb beschrijft het begrip ‘besluit’ als: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Een mededeling van feitelijke aard en een brief met informatie zijn niet op rechtsgevolg gericht en
brengen geen wijziging in de rechtspositie van de geadresseerde. Beide zijn geen besluiten in de
zin van de Awb.
1.5 Beschikking
Een beschikking is een besluit dat niet van algemene strekking is, met in begrip van de afwijzing
van aan aanvraag daarvan (art. 1:3 lid 2 Awb).
,Er zijn diverse soorten beschikkingen:
- Begunstigende en belastende beschikking een begunstigde beschikking is een
beschikking waarbij iemand een recht of aanspraak krijgt, bijvoorbeeld een paspoort,
vergunning, uitkering of rijbewijs.
Een belastende beschikking is een beschikking waarbij aan iemand een plicht of
maatregel wordt opgeleverd, bijvoorbeeld het betalen van belasting of boete.
- Vrije en gebonden beschikking een vrije beschikking is een beschikking waarbij het
bestuursorgaan speelruimte heeft om de beschikking te nemen. Het bestuursorgaan heeft
beleidsvrijheid, om bijvoorbeeld de vergunning of uitkering te weigeren.
Bij een gebonden beschikking heeft het bestuursorgaan geen speelruimte.
1.6 Besluit van algemene strekking
Dit is een besluit dat niet gericht is tot een individu of een concreet geval, maar tot een algemeen
omschreven groep van personen.
- Algemeen verbindende voorschriften;
- Beleidsregels;
- Overige besluiten van algemene strekking.
Algemeen verbindende voorschriften (avv) zijn naar buiten werkende, voor de daarbij
betrokkenen bindende regels, die uitgaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe
van de wet krijgt.
Tegen een avv kan op de grond van de Awb geen bezwaar worden gemaakt en geen beroep
worden ingesteld (art. 8:2 onder a Awb).
1.7 Beleidsregel
Een beleidsregel is een bij besluit vastgestelde algemene regel over de afweging van belangen,
de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een
bevoegdheid van een bestuursorgaan (art. 1:3 lid 4 Awb). Beleidsregels geven aan hoe een
bestuursorgaan zijn bevoegdheid uitoefent.
De Awb geeft bestuursorganen de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen (art. 4:81 lid 1
Awb).
Er zijn de volgende typen beleidsregels te onderscheiden:
- Beleidsregels over de afweging van belangen.
- Beleidsregels over de vaststelling van feiten. Dit zijn regels over de wijze waarop
bepaalde grootheden gemeten worden, zoals de meting van geluidsniveaus.
- Beleidsregels over de interpretatie van wettelijke voorschriften.
De Awb voorziet in de mogelijkheid om van beleidsregels af te wijken (art. 4:84 Awb). Afwijking is
toegestaan als aan twee cumulatieve eisen is voldaan:
a. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden;
b. Die omstandigheden leiden ertoe dat de nadelige of voordelige gevolgen van handelen in
overeenstemming met de beleidsregels onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met
de beleidsregel te dienen doelen.
Beleidsregels zijn geen avv. Een avv kan een burger verplichtingen opleggen en/of aanspreken
creëren en aan een bestuursorgaan bestuurlijke bevoegdheden toekennen. Een beleidsregel kan
alleen een algemene regel geven voor de uitoefening van een al bestaande bevoegdheid door
het bestuursorgaan.
Wat beleidsregels en avv met elkaar gemeen hebben is dat beide niet vatbaar zijn voor bezwaar
en beroep (art. 8:2 onder a Awb).
1.8 Aanvraag
De Awb verstaat onder ‘aanvraag; een verzoek van een belanghebbende om een besluit te
nemen (art. 1:3 lid 3 Awb).
,Daartoe behoren:
- Aanvragen die krachtens een uitdrukkelijk wettelijk voorschrift kunnen worden ingediend;
- Aanvragen die in de praktijk nodig zijn om te kunnen komen tot een beschikking;
- Aanvragen van derde-belanghebbenden.
1.9 Bezwaar, administratief beroep, beroep
Bezwaar moet worden gemaakt bij het orgaan dat het besluit heeft genomen (art. 1:5 lid 1 Awb).
Bij administratief beroep wordt een voorziening gevraagd bij een ander bestuursorgaan dan het
bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen (art. 1:5 lid 2 Awb).
1.10 Attributie, delegatie en mandaat
Het toekennen van bevoegdheden kan op drie manieren plaatsvinden:
- Attributie
- Delegatie
- Mandaat
1.10.1 Attributie
Een bestuursorgaan werkzaam zijn. Het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid de
persoon of het college werkt, heeft de bevoegdheid instructies aan die persoon of dat college te
geven (art.10:22 lid 1 Awb).
1.10.2 Delegatie
Bij delegatie draagt een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten over aan
een ander, die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent (art. 10:13 Awb) (art. 10:17 Awb).
Delegatie aan ondergeschikten is niet toegestaan (art. 10:14 Awb).
Als het bestuursorgaan van oordeel is dat de delegatie ondoelmatig is of dat van de
gedelegeerde bevoegdheid een onjuist gebruik wordt gemaakt, kan hij de delegatie intrekken
(art. 10:18 Awb). Intrekking van de delegatie gebeurt bij besluit en moet vanzelfsprekend voldoen
aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
1.10.3 Mandaat
De Awb omschrijft ‘mandaat’ als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten
te nemen (art. 10:1 Awb).
Volgens de Awb is het niet toegestaan om de volgende bevoegdheden te mandateren (art. 10:3
lid 2 Awb):
- De bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften;
- Als is voorgeschreven dat een besluit met een verstrekte meerderheid moet worden
genomen.
- Het beslissen op een beroepschrift;
- Het vernietigen of onthouden van goedkeuring aan besluiten
Mandaat is bij uitstek geschikt in hiërarchische verhoudingen en wordt daarom verleend aan
ondergeschikten.
Hoofdstuk 2
2.2 Bijstand en vertegenwoordiging burger
De Awb geeft eenieder het recht om zich in het verkeer met bestuursorganen te laten bijstaan of
door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen (art. 2:1 lid 1 Awb).
De derde die door de belanghebbende wordt ingeschakeld om hem te vertegenwoordigen wordt
aangeduid als gemachtigde. Het bestuursorgaan kan vertegenwoordiging of bijstand door een
bepaald persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren (art. 2:2 lid 1 Awb).
Advocaten kunnen niet worden geweigerd (art. 2:2 lid 3 Awb).
, 2.3 Doorzendplicht
De Awb legt aan bestuursorganen de verplichting op stukken tot behandeling waarvan kennelijk
een ander bestuursorgaan bevoegd is door te zenden (art. 2:3 lid 1 Awb). Voor het
bestuursorgaan geldt ook de verplichting om de doorzending gelijktijdig mee te delen aan de
afzender (art. 2:3 lid 2 Awb).
2.4 Onpartijdigheid
Voor bestuursorganen de regel dat zij hun taak zonder vooringenomenheid moeten vervullen (art.
2:4 lid 1 Awb).
Met ‘persoonlijk belang’ wordt bedoeld: ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het
bestuursorgaan uit hoofde van de hem opgedragen taak behoort te behartigen.
2.5 Geheimhoudingsplicht
(Art. 2:5 lid 1 Awb)
2.6.2 Bereikbaarheid bestuursorgaan
Omgekeerd kan een bericht langs elektronische weg aan een bestuursorgaan worden
verzonden, maar dat kan alleen als het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is
geopend (art. 2:15 lid 1 Awb).
In de volgende gevallen kan een bestuursorgaan een langs elektronische weg verzonden bericht
weigeren te aanvaarden:
- Als het bestuursorgaan niet kenbaar heeft gemaakt dat de elektronische weg voor de
desbetreffende berichtencategorie is geopend;
- Als aanvaarding van verschafte gegevens en bescheiden tot een onevenredige belasting
voor het bestuursorgaan zou leiden (art. 2:15 lid 2 Awb).
- Als het bericht onvoldoende betrouwbaar of vertrouwelijk is (art. 2:15 lid 3 Awb).
Hoofdstuk 3
3.1 Inleiding
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn voortgekomen uit rechterlijke uitspraken, de
jurisprudentie. Een aantal ervan is in de Awb vastgelegd, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het
motiveringsbeginsel.
De beginselen die niet in de Awb zijn vastgelegd, de ongeschreven algemene beginselen van
behoorlijk bestuur, zijn onder andere het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het
beginsel van rechtszekerheid. Deze berusten nog steeds op jurisprudentie.
3.2 Zorgvuldigheid
Het zorgvuldigheidsbeginsel speelt een belangrijke rol in het bestuursrecht. Het slaat a) op de
voorbereiding van besluiten, en b) op de besluitvorming zelf (art. 3:2 Awb).
De plicht tot zorgvuldige kennisvergadering geldt voor alle besluiten. Gaat het om beschikkingen
die alleen diegene raken tot wie de beschikking is gericht, dan is de plicht om de nodige kennis te
vergaren uiteraard beperkt tot die ene persoon.
Over belangen die volgens wettelijk voorschrift niet betrokken zijn bij een bepaalde
vergunningverlening, hoeft het bestuursorgaan geen kennis te vergaren.
3.3 verbod misbruik van bevoegdheid
Een bestuursorgaan mag een bevoegdheid niet voor andere doeleinden gebruiken dan waarvoor
die gegeven is. Doet het bestuursorgaan dat toch, dan maakt het zich schuldig aan misbruik van
bevoegdheid en handelt het in strijd met het verbod van détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb).