Levensfasen
Hoofdstuk 7: J O N G V O L W A S S E N E (22-40)
Zelfverantwoordelijke zelfbepaling: het voor jezelf kunnen zorgen en
verantwoordelijkheid kunnen dragen voor je eigen gedrag
Jongvolwassene zijn in staat om opgedane kennis toe te passen in de praktijk
Verplichtingen die horen bij de maatschappelijke rol van de jongvolwassene nemen
een grote rol in bij de geestelijke draagkracht
De lichamelijke ontwikkeling
Na een fysiek hoogtepunt tussen de 20-30 jaar is er een stagnatie en daarna heel
geleidelijk een achteruitgang van de lichamelijke conditie
Bij een sport waarbij je snelle en krachtige bewegingen maakt, presteer je het best
als je begin 20 bent
Bij een sport waarvoor discipline, een lange adem of focus belangrijk is, presteer je
het best als je achter in de 20 bent
Rond de 30 is er een omslag periode, die zich laat niet meer karakteriseren als een
fase waarin groei en ontwikkeling aan de orde zijn
Het moment van volwassenheid is cultuurafhankelijk: lichamelijke en
maatschappelijke volwassenheid kunnen goed samengaan of elkaar juist
tegenwerken; in Nederland wordt de kloof steeds groter door de toenemende eisen
van de maatschappij en de daarmee samenhangende verleende opleidingstijd
- Lichamelijk: al 40 jaar en de vruchtbaarheid neemt af
- Maatschappelijk: je bent carrière aan het maken en wilt (nog) geen kinderen
Alle fysiologische functies kennen hun eigen ontwikkelingsverloop tijdens de
biologische veroudering
- Nieren, bloedtransport
De sensorische capaciteit neemt ook af;
- Gehoor, zicht, reactietijd
Een genetische aanleg bepaalt samen met de levensstijl en leefomgeving hoe de
veroudering verloopt
- Onderlinge/interindividuele verschillen
- Binnen één persoon/intra-individueel -> oud uiterlijk, sterk innerlijk
Wear and tear-theorie: het gebruik van lichamelijk functies leidt tot slijtage
Use it or lose it-theorie: gebruik van lichamelijke functies leidt tot behoud conditie
De periode van de jongvolwassenen is biologisch gezien een periode van kracht/bloei
Opgebrand
Burn-out: mensen zijn emotioneel en lichamelijk uitgeput, hebben een afkeer van
het werk en gevoelend van minder competentie.
- Oorzaak combinatie van eisen die het werk stelt en de persoonlijkheid van de
werknemer (perfectionisten die doorzetten tot het einde doorgaan)
Het begint met lichte klachten, zoals hoofdpijn, vermoeidheid en een afkeer van
werk, waar mensen niet makkelijk aan toegeven
Herstel betekent een aanpassing van de levensstijl;
- Lichamelijk: fitness en ontspanning
- Emotioneel: therapie, cgt
Keuzestress
, Dertigersdilemma/quarter life dilemma: identiteitscrisis bij vooral westerse en
hoogopgeleide mensen tussen de 25-30 jaar
- Ze hebben (te) veel opties waaruit ze kunnen kiezen en als ze gekozen hebben,
hebben ze het idee dat ze te veel andere opties links laten liggen
- Hierdoor hebben ze last van keuzestress over de gemaakte keuzes in hun leven,
omdat ze overspoeld worden door de andere mogelijkheden op het gebied van
relaties, huisvesting en carrièremogelijkheden en
Reproductiviteit
Veel jongvolwassenen kiezen na oppervlakkige of semidefinitieve relaties voor een
vaste partner
Lichamelijk gezien is de beste leeftijd voor een zwangerschap 25-30 jaar, maar veel
vrouwen beginnen dan nog helemaal niet aan kinderen; werk, anticonceptie,
emancipatie
Seriële monogamie: jongvolwassenen kiezen steeds vaker voor vaste relaties van
korte duur
Seksueel moratorium: het uitstellen van vaste relaties en dus later kinderen
Cognitieve veranderingen
Opgedane kennis wordt op allerlei gebieden toegepast en tijdens de volwassenheid
aangevuld met andere denkvormen; subjectiever en emotioneel geladen
- Het gedrag van de individuele volwassene wordt daardoor minder voorspelbaar
in vergelijking met het gedrag van het individu in vroegere levensfasen
De effectiviteit van het denken wordt verbeterd en de top wordt bereikt in de
periode van de rijpere volwassene
2 soorten van intelligentie:
- Gekristalliseerde intelligentie/crystallised intelligence: heeft betrekking op
denkhandelingen die iemand kan uitvoeren vanwege het gevolgde onderwijs en
de ervaring uit het leven.
* Geeft de mate aan waarin iemand zich de collectieve intelligentie van zijn
cultuur eigen heeft gemaakt voor persoonlijk gebruik
* Compenseert de afname van de vloeiende intelligentie
Oordeelsvaardigheid; woordenschat, gebruik van synoniemen, numerieke
vaardigheden, mechanisch inzet, goed langetermijngeheugen en het vermogen
tot logisch redeneren.
- Vloeiende intelligentie/fluid intelligence: ervaringsgebonden en hangt samen
met de waarneming en de verwerking van informatie]
* Verwijst naar de capaciteit om verbanden af te leiden en het zien van relaties
Vaardigheden in verschillende dingen tegelijk in het bewustzijn te houden;
begripsvorming en het redenerend en abstraherend vermogen
Piaget en Scaie
Er zijn geen kwalitatieve veranderingen in de cognitieve mogelijkheden van de
jongvolwassene t.o.v. de adolescent.
Assimilatie: stabiliteit van het denkniveau
Transfer: In deze levensfase is de diversiteit van situaties t.o.v. de adolescent groter,
waardoor het denkvermogen in meer (lastigere) situaties geprikkeld wordt
Omgang in diverse levensfasen met opgedane kennis:
, - Kind- en adolescent: kennisverwerving
- Jongvolwassene: toepassen van kennis op werk, relatie, opvoeding van kinderen
Het leven van iemand, vormt de context van de uitgebreide kennisverwerving,
wat vraagt om nieuwe, toegevoegde, kwaliteiten (sociaal, school seksekennis)
- Verantwoordelijkheidsfase/rijpere volwassenheid: de kennis wordt gebruikt ten
gunste van anderen (werkomgeving verbeteren, opvoeding kinderen)
- Oudere volwassene/re-integratieve periode: heroverwegen van bepaalde
waarden en prioriteiten om de nog cognitieve mogelijkheden en energie selectief
te gebruiken – kan opgedane kennis en ervaring overdragen aan de maatschappij
Subjectievere manier van begrijpen en denken: aspecten van de situatie afwegen
tegen zijn eigen waarden of normen
Jongvolwassenen zijn beter in staat om trends, persoonlijke keuzes, persoonlijkheden
en patronen te onderscheiden om zo efficiënter te handelen en kiezen in de
complexe samenleving
Door de grotere levenservaring denken jongvolwassenen minder zwart-wit
Gestalt
2 verschillende manieren om met kennis om te gaan, gerelateerd aan type mens:
- Adaptors/conformeren: mensen die de wereld niet naar hun hand willen zetten
- Innovators: mensen die proberen grip te krijgen op hun wereld door zelf dingen
te veranderen en oplossingen voor ervaren problemen te bedenken
* Trainen hun hersenen door nieuwe vaardigheden te ontdekken, om nieuwe
verbindingen of netwerken in de hersenen te vormen
* De cognitieve stimulatie (plannen, concentreren, geheugen) in combinatie met
lichamelijke beweging lijkt de integratie van nieuwe cellen in bestaande neurale
netwerken te bepalen
Het denken van volwassenen is een verandering van het hypothetisch-deductieve
naar het pragmatische: het denken wordt meer subjectief en emotioneel
- Persoonlijke gevoeligheid op prikkels vullen het rationele denken aan en de
werkelijkheid wordt door zelfreflectie relatief beschouwd
Ontwikkeling van formeel-logisch denken naar postformeel:
- Formeel-logisch: de formele denker hanteert logische analyses, causale
verbanden en hypothetische abstracties; kennis is absoluut en onveranderbaar
- Postformeel: variabelen kunnen elkaar beïnvloeden en concrete gebeurtenissen
in de realiteit staan centraal; kennis is niet-absoluut en is afhankelijk van de
omgeving
* Het denken wordt minder uniform en mensen lijken meer verschillende
richtingen te ontwikkelen; het gedrag is binnen brede grenzen te voorspellen
Gestalt: formeel + subjectief en intuïtief denken
- De veronderstelling is dat het geheel meer is dan een som der delen; een Gestalt
is een mix van denkvormen die leidt tot een complexere denkvorm
Het individu maakt van veel situaties een gestructureerd geheel of een Gestalt
- Dit heeft te maken met associaties die tijdens het leren zijn vastgelegd
- De manier waarop je een Gestalt maakt, hangt ook van je interesses, stemming
en persoonlijkheid af
- Je maakt een perceptie van je waarneming af; dingen bij verzinnen die er niet zijn