Blok 1
Leerdoelen
- Wat houdt onderzoek in en hoe onderscheidt het zich van andere activiteiten
- Wat is bedrijfswetenschappelijk onderzoek
- Onderscheidt tussen fundamenteel en toegepast onderzoek
- Deductie en inductie als manieren om te komen tot een conclusie
- Belangrijkste onderzoeksmethodieken
- Validiteit en betrouwbaarheid
- Problemen met wetenschappelijke integriteit en ethiek
- Fases van het onderzoek proces
- De 3 basisontwerp-vragen
- Wetenschappelijke relevantie
- Bronnen
- Re ecteren op kwaliteit probleemstelling, de relevantie ervan en de gekozen
onderzoeksstrategie
Week 1
Reader Methoden & Technieken
Onderzoek is het systematisch ophalen, verwerken en analyseren van gegevens die leiden tot het
generen van nieuwe kennis.
Er zijn meerdere manieren van onderzoek doen. De twee voornaamste zijn:
A. Verkennend onderzoek (explorative research): Het doel is om informatie te
verzamelende zodat je je onderzoeksvraag en -doel kunt bepalen. Hier is het
onderzoeksdesign exibel en hoef je nog niet te eindigen met een conclusie.
B. Verklaren onderzoek (explanatory research): Hier is het doel om inzicht te krijgen in
mensen, gebeurtenissen, objecten of fenomenen. Het onderzoeksdesign staat vast en je
eindigt met een conclusie.
Relevante elementen binnen een onderzoek zijn kennis behoefte, bestaande kennis (body of
knowledge) die tekort schiet, activiteiten om nieuwe kennis te verkrijgen, resultaat dat uitlegt wat
het onderzoek toevoegt aan de body of knowledge.
Een onderzoek heeft een vast doel en kent een aantal vaste fases. Zo is het doel van een
onderzoek altijd om het kennishiaat te vervullen. De fases uit een onderzoek zijn:
1. Formulering van de probleemstelling
2. Verkennen van de body of knowledge (literature review)
3. Kiezen methodologie
4. Data collectie en analyse
5. Conclusie en discussie
Een wetenschappelijk onderzoek heeft als kenmerken/eisen dat:
A. Het een bijdrage levert aan de wetenschappelijke relevantie. Dit betekent dat het
onderzoek bijdraag aan de beschikbare wetenschappelijke kennis door een gat in deze
kennis op te vullen.
B. Het wetenschappelijk verantwoord is. Dit betekent dat men objectief, controleerbaar en
systematisch te werk gaat, het onderzoek herhaalbaar is en dat de resultaten
reproduceerbaar zijn.
C. Het een sociale aangelegenheid is.
1
fl fl
,Drie ontwerp-vragen die in samenhang beantwoord dienen te worden om een wetenschappelijk
onderzoek te doen zijn:
• Wat ga ik onderzoeken (onderwerp en probleemstelling)
• Waarom ga ik onderzoeken (argumentatie en relevantie)
• Hoe ga ik onderzoeken (methodologie).
Door literatuur-onderzoek te doen tijdens wetenschappelijk onderzoek laat de onderzoeker zien,
door middel van beargumentatie, waarom er meer onderzoek gedaan moet worden. Hierdoor
wordt er een probleemstelling gecreëerd dat relevant is.
Praktijkgericht onderzoek is primair gericht op het oplossen van praktische problemen en
draagt daardoor niet bij aan de theoretische kennis. Hierdoor is er een wezenlijk verschil met
wetenschappelijk onderzoek, dat zich primair focust op het uitbreiden van de wetenschappelijk
kennis.
Een verantwoorde manier van onderzoek doen geeft inzicht in de gerapporteerde resultaten en
conclusies. Hierdoor maken de onderzoekers het aannemelijk dat het onderzoek voldoet aan
kwaliteitseisen (validiteit). Het onderzoek is verantwoord opgezet en een correcte toegepaste
methodologie.
Tijdens het wetenschappelijk onderzoek dienen de onderzoekers altijd waarheidsgetrouw te
blijven. Dit wil zeggen dat:
• De onderzoekers voortdurend een kritische houding aan moeten houden en de bestaande
kennis in vraag dienen te trekken
• De absolute waarheid niet bestaat, wel indicaties van het waar is en wat we voorlopig
voor waar aannemen (voorlopige juistheid)
• Wetenschap geen waarheden na streeft -> iets is waar totdat het tegendeel is bewezen
• Wetenschap probeert te onderzoeken of een fenomeen zich in empirie voordoet
Bij validiteit gaat het om de vraag of de resultaten uit een onderzoek wel juist zijn en of je op basis
hiervan harde conclusies kunt trekken. Zo corresponderen de resultaten van een valide onderzoek
met de werkelijke eigenschappen, fenomenen en variaties in de fysieke en sociale wereld. Het
gaat bij de validiteit voornamelijk om het “instrument” waarmee je onderzoek hebt gedaan.
Voorbeeld: De woordenschat van kinderen in de moedertaal kan worden gemeten met de
Peabody Picture Vocabulary Test. Jules besluit deze test te gebruiken om de Nederlandse
woordenschat van Syrische kinderen te meten die sinds 1 jaar Nederlands leren. Die resultaten
zijn mogelijk niet valide, want het instrument was bedoeld om de woordenschat in
de moedertaal te meten, en niet de woordenschat in een tweede taal.
De verschillende soorten validiteit zijn:
A. Construct validiteit: Dit is de mate waarin de deelaspecten van een omvangrijk begrip het
gehele begrip dekt. Het construct (begrip) wordt ontrafelt in alle mogelijke aspecten.
1. Abstracte begrippen worden meetbaar gemaakt door bijvoorbeeld interviews of
enquêtes af te nemen.
2. Bij sociale wetenschappen is het gebruikelijk dat constructen (begrippen) gemeten
worden door te vragen naar verschillende aspecten van een onderwerp.
3. Op de deelaspecten kunnen scores worden toegepast, dat uiteindelijk een totaalscore
wordt. Hierdoor wordt het abstracte begrip meetbaar.
4. Voorbeeld een uitwerking van het begrip woongenot in al haar aspecten levert een lijst
op die elk afzonderlijk gemeten kan worden. Deze zal bestaan uit kenmerken van het
huis (de woonkamer, de keuken, de slaapkamer) maar ook de woonomgeving (tuin,
buren), maar ook de voorzieningen in de naaste omgeving.
B. Interne validiteit: Dit is het meten of de gevonden verklaringen wel correct zijn. Het
onderzoek is intern valide als je het onderzoek zodanig goed hebt opgezet en uitgevoerd
dat de conclusies voor waar aangenomen kunnen worden.
1. De vraag die hier vooral beantwoord wordt, is of de gevonden verklaringen wel correct
zijn. Kloppen de redeneringen wel? Is de gevonden oorzaak-gevolg relatie wel geldig?
2. Bij interne validiteit speelt de vraag naar causaliteit.
2
, C. Externe validiteit: Dit is het meten van generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten.
Een onderzoek is extern valide wanneer de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden.
1. Conclusies kunnen voor een grotere groep of algemenere situatie gelden in plaats van
alleen voor de onderzochte groep of situatie.
2. Vooral bij kwantitatief onderzoek heb je vaak te maken met externe validiteit. Door de
interne validiteit te waarborgen en onder andere een juiste steekproefgrootte te
hanteren, verhoog je de kans dat het onderzoek extern valide is.
D. Betrouwbaarheid: Hier gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het
van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op
exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
1. Komen andere onderzoeken tot dezelfde resultaten
2. Is het onderzoek wel objectief genoeg onderzocht
3. Een onderzoek kan een betrouwbare meting bijvoorbeeld alsnog leiden tot een foutieve
weergave van de werkelijkheid waardoor het onderzoek niet valide is.
4. Voorbeeld: Ook al gebruikt Jules uit het vorige voorbeeld de verkeerde taaltest om de
woordenschat van de Syrische kinderen te meten: als hij de test herhaalt zou hij wel
dezelfde resultaten krijgen. De test is dan dus wel betrouwbaar, maar niet valide (want
de test levert wel twee keer dezelfde resultaten op, maar Jules heeft niet het goede
gemeten).
Problemen die kunnen ontstaan tijdens een onderzoek dat de validiteit van het onderzoek zijn:
• Non-response: Dit is het probleem dat mensen en/of organisaties niet mee willen werken
aan het onderzoek. Wanneer er niet genoeg respondenten zijn, moet er een
terughoudende opstelling aangenomen wanneer de onderzoeksresultaten
gecommuniceerd worden.
• Zelfselectie: Door vrijwillige deelname kan de samenstelling van de steekproef/
onderzochte eenheden leiden tot een bias van de resultaten.
• Sociaal wenselijk antwoorden: In sommige onderzoeken zullen respondenten niet altijd
de waarheid vertellen op de vragen, maar kunnen zij de sociaal gewenste antwoorden
geven. Dit zal leiden tot een onjuist beeld van de werkelijkheid.
• Invloed van de onderzoeker zelf: Vooroordelen van de onderzoeker kunnen een
negatieve impact hebben op het onderzoek wanneer de onderzoeker de geïnterviewde in
een bepaalde hoek probeert te duwen.
• Gebrek aan anonimiteit: Is de anonimiteit van de ondervraagde wel goed genoeg
gewaarborgd.
• Interpretatieproblemen: Om misverstanden te voorkomen, zoals bijvoorbeeld het de
vraag of de interviewer de antwoorden wel goed genoeg heeft verwoord, is het een goede
gewoonte om de uitwerkingen van interviews voor te leggen aan de geïnterviewde.
De houding van onderzoekers dient methodologisch, kritisch, onbevooroordeeld en integer te zijn.
Dat wil zeggen dat een onderzoeker een kritische houding heeft tegenover de theorie (bestaande
kennis), als ook tegenover de empirie (eigen waarnemingen). Een kritische houding kan soms
lastig zijn wanneer de opdrachtgever en onderzoeker belang hebben bij een bepaalde uitkomst
(denk bijvoorbeeld aan Marlboro die onderzoek doet naar de gezondheidsvoordelen van roken).
• De onderzoeker weet dat de huidige, bestaande theorieën de voorlopige stand van zaken
weergeven, terwijl er in principe altijd betere theorieën en verklaringen mogelijk zijn.
• Wetenschappers dienen te streven naar eerlijkheid, oprechtheid en waarheidsgetrouwheid.
Zij moeten de hoogste maatstaven aanleggen voor het onderbouwen van bewijs en
redeneringen.
• Methodologische regels geven een onderzoeker houvast om dicht bij zijn kernwaarden te
blijven bij het ontwerpen en uitvoeren van het onderzoek.
• Wetenschappelijk wangedrag kent verschillende vormen: Fabrication, Falsi cation en
Plagarism (FFP).
• Bij fabrication verzint de onderzoeker zelf zijn resultaten.
• Bij falsi cation verlaagt de onderzoeker zichzelf tot het vervalsen van de gegevens.
• Bij plagarism valt het letterlijk overnemen van teksten zonder bronvermelding, maar ook
het parafraseren (herschrijven in eigen woorden) van teksten zonder bronvermelding.
3
fi fi
, De individuele wetenschapper werkt doorgaans binnen de veronderstellingen van een paradigma
of onderzoeksprogramma.
• Een paradigma bestaat uit het geheel van wetten, de nities, veronderstellingen over de
werkelijkheid, methodologische eisen, waarden enzovoort.
• Binnen een paradigma erkennen de leden van de community onopgeloste problemen.
Deze onopgeloste problemen zorgen weer voor nieuwe onderzoeksvraagstukken die
door onderzoekers uit het vigerende paradigma beantwoord proberen.
Book: Research Methods for Business Students (Saunders et al.)
Research method wordt gebruikt om aanduiding te geven aan de procedure of techniek die
gebruikt is om data te verzamelen en te analyseren. Zoals interviews, enquêtes alsmede
kwalitatieve en kwantitatieve analyse technieken.
Research methodology verwijst naar de theorie over hoe onderzoek gedaan moet worden.
Kenmerken van onderzoek zijn:
• Het doel van het onderzoek is duidelijk vermeld
• Data is systematisch verzameld
• Data is systematisch geïnterpreteerd
• Beargumenteert waarom de resultaten betekenisvol zijn
• Beperkingen worden uitgelegd
Er zijn twee redenen waarom Business & Management onderzoek erkenning en ondersteuning
krijgt:
1. Doordat er verschillende disciplines (multidisciplinaire aard) gebruikt worden, denk
bijvoorbeeld aan sociologie, psychologie en economische disciplines, ontstaan er sneller
nieuwe inzichten en kennis dat er waarschijnlijk niet geweest was wanneer als deze
disciplines niet waren gecombineerd in een onderzoek
2. De inzichten die gegenereerd worden vanuit het onderzoek hebben daadwerkelijk impact
en consequenties op Business & Management
Matrix/ model viervoudige indeling Hodgkinson et al. (2001) → ontdekken ‘relevantie gap írt
managementkennis.
Theoretische en methodologische Praktische relevantie Kwadrant
strengheid
Hoger Lager Pedante wetenschap (HL)
Lager Hoger Populaire wetenschap (LH)
Lager Lager Kinderachtige wetenschap (LL)
Hoger Hoger Pragmatische wetenschap (HH)
Pedante wetenschap focust zich op theoretische en methodologische strengheid, terwijl het
minder focust legt op praktische relevantie en toepasbaarheid (academic journals).
Populaire wetenschap focust zich op praktische relevantie en toepasbaarheid. Het heeft een
lage focus op theoretische en methodologische strengheid (in boeken praktische managers).
Onderzoek is hoogstwaarschijnlijk niet valide of betrouwbaar.
Peurile wetenschap (kinderachtige wetenschap) legt geen focus op zowel de theoretische en
methodologische strengheid, en legt een lage focus op praktische relevantie en toepasbaarheid
(andere media als academic journals).
Pragmatische wetenschap legt een hoge focus op theoretische en methodologische strengheid
en relevantie en toepasbaarheid. Het is zakelijk en gericht op feiten en/of de praktijk.
4
fi