Hoofdstuk 1 key terms
● Analytische introspectie: Een methode die werd gebruikt in de vroege psychologie
om mentale processen te onderzoeken door de subjectieve ervaringen van een
persoon te observeren en te rapporteren.
● Artificial intelligence: Kunstmatige intelligentie (AI) is een tak van de informatica die
zich bezighoudt met het ontwikkelen van systemen en machines die in staat zijn om
taken uit te voeren die normaal gesproken menselijke intelligentie vereisen.
● Behaviourisme: Een psychologische benadering die het gedrag van een individu
beschrijft en verklaart als een reactie op externe stimuli, zonder aandacht te
schenken aan interne mentale processen zoals emoties, gedachten en gevoelens.
● Keuze reactietijd: De tijd die nodig is voor een persoon om te reageren op een
stimulus en een keuze te maken uit verschillende beschikbare opties.
● Klassieke conditionering: Een leerproces waarbij een natuurlijke reactie op een
stimulus wordt gekoppeld aan een nieuwe stimulus, waardoor de nieuwe stimulus
dezelfde reactie oproept.
● Cognitie: Het mentale proces van het verkrijgen, verwerken en opslaan van
informatie door middel van perceptie, leren, denken en herinneren.
● Cognitieve kaart: Een mentaal beeld of interne representatie van de ruimtelijke lay-
out van de omgeving.
● Cognitieve psychologie: Een tak van de psychologie die zich richt op mentale
processen zoals denken, waarneming, geheugen en taal.
● Cognitieve revolutie: Een verschuiving in de psychologie van behaviorisme naar
een benadering die zich meer richt op mentale processen.
● Dichotisch luisteren: Een experimentele techniek waarbij verschillende geluiden
tegelijkertijd aan elk oor worden gepresenteerd om te onderzoeken hoe de hersenen
auditieve informatie verwerken.
● Empiristische benadering: Een filosofische benadering die stelt dat alle kennis
wordt verkregen door middel van ervaring en observatie.
● Informatieverwerkingsbenadering: Een cognitieve benadering die zich richt op hoe
informatie wordt waargenomen, verwerkt, opgeslagen en opgehaald door het
menselijke brein.
● Interleaving: Een leerstrategie waarbij verschillende soorten oefeningen of taken
worden afgewisseld om de leerprestaties te verbeteren.
● Logic theorist: Een computerprogramma ontwikkeld door Allen Newell en Herbert
Simon om wiskundige stellingen te bewijzen en zo de mogelijkheden van artificiële
intelligentie te onderzoeken.
● Mind: De mentale processen en activiteiten van een individu, inclusief denken,
voelen en waarnemen.
● Multiple resource models: Een theorie die stelt dat mensen verschillende mentale
bronnen hebben om verschillende taken uit te voeren en dat deze bronnen beperkt
zijn.
● Operante conditionering: Een leerproces waarbij de frequentie van een gedrag
wordt beïnvloed door de gevolgen die eraan verbonden zijn.
● Process model: Een model dat beschrijft hoe informatie wordt verwerkt door het
menselijke brein.
● Reactietijd: De tijd die nodig is voor een persoon om te reageren op een stimulus.
● Resource-modellen: Een benadering van cognitieve psychologie die stelt dat de
menselijke cognitieve capaciteit beperkt is en dat de mentale processen die nodig
, zijn voor verschillende taken putten uit een beperkte hoeveelheid mentale middelen
of 'bronnen'.
● Opvraging-gebaseerd leren: Een leerproces waarbij nieuwe informatie wordt
geassocieerd met reeds opgeslagen kennis in het geheugen, om zo nieuwe
informatie gemakkelijker te kunnen onthouden en ophalen in de toekomst.
● Savings (besparingen): Een term die gebruikt wordt om te verwijzen naar het
fenomeen waarbij het leren van bepaalde informatie in het geheugen leidt tot een
snellere herkenning of ophaling van dezelfde informatie in de toekomst.
● Besparingscurve: Een grafiek die de afname van de tijd die nodig is om informatie
op te halen uit het geheugen weergeeft als functie van de hoeveelheid tijd die
verstreken is sinds de informatie voor het eerst geleerd werd.
● Eenvoudige reactietijd: De tijd die nodig is om te reageren op een enkele stimulus,
bijvoorbeeld het indrukken van een knop wanneer er een lichtje oplicht.
● Structuralisme: Een vroege school van de psychologie die zich richtte op het
ontleden van mentale processen in hun afzonderlijke componenten om zo de
structuur van het menselijke bewustzijn te begrijpen.
● Structuuranalyse: Een methode die gebruikt wordt in het structuralisme om de
mentale processen van een persoon te ontleden in hun afzonderlijke componenten.
Hoofdstuk 2 key terms
● Actiepotentiaal: Een elektrisch signaal dat door een zenuwcel wordt gegenereerd
en langs de axon wordt geleid om informatie over te brengen naar andere
zenuwcellen of spieren.
● Axonen: Een uitloper van een zenuwcel die informatie doorgeeft aan andere
zenuwcellen of spieren.
● Broca-gebied: Een deel van de hersenen in de linker frontale kwab dat belangrijk is
voor taalproductie.
● Cellichaam: Het gedeelte van een zenuwcel dat de kern en andere organellen bevat
die nodig zijn voor de normale werking van de cel.
● Hersenschors: Het buitenste deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor veel
van onze hogere cognitieve functies, zoals taal, perceptie, geheugen en beweging.
● Cognitieve neurowetenschap: Een gebied van onderzoek dat de relaties bestudeert
tussen de hersenen en cognitieve processen, zoals perceptie, geheugen en taal.
● Dendrieten: Uitlopers van een zenuwcel die informatie ontvangen van andere
zenuwcellen.
● Gedistribueerde representatie: Een manier waarop informatie in de hersenen wordt
opgeslagen en verwerkt, waarbij verschillende delen van de hersenen samenwerken
om een enkel concept of idee te vertegenwoordigen.
● Dubbele dissociatie: Een fenomeen waarbij twee verschillende cognitieve
processen of functies onafhankelijk van elkaar kunnen worden beïnvloed, wat
suggereert dat ze worden ondersteund door verschillende hersengebieden.
● Elektro-encefalogram (EEG): Een techniek om de elektrische activiteit van de
hersenen te meten door middel van elektroden die op de hoofdhuid worden
geplaatst.
● Event-related potentials (ERP): Elektrische signalen die gemeten worden met
behulp van EEG, die specifiek zijn voor bepaalde cognitieve processen of
gebeurtenissen.
, ● Extrastriate body area (EBA): Een deel van de hersenen dat betrokken is bij de
verwerking van visuele informatie over het menselijk lichaam.
● Feature detectors: Neuronen in de hersenen die reageren op specifieke kenmerken
van visuele stimuli, zoals lijnen, randen of beweging.
● Frontale kwab: Het voorste deel van de hersenen dat betrokken is bij hogere
cognitieve functies, zoals planning, besluitvorming en sociale interactie.
● Functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI): Een techniek die
gebruikt wordt om de hersenactiviteit te meten door de veranderingen in de
bloedstroom te detecteren die gepaard gaan met neuronale activiteit.
● Fusiform face area (FFA): Een deel van de hersenen dat betrokken is bij de
verwerking van gezichten en andere complexe visuele stimuli.
● Hiërarchische verwerking: Een manier waarop de hersenen informatie verwerken,
waarbij complexe stimuli worden afgebroken in steeds kleinere onderdelen die elk
door verschillende hersengebieden worden verwerkt.
● Niveaus van analyse: Verschillende manieren om een fenomeen of probleem te
bestuderen, vanuit verschillende perspectieven
● Lokalisatie van functie: Het idee dat specifieke mentale processen worden
ondersteund door specifieke delen van de hersenen.
● Magnetische resonantiebeeldvorming (MRI): Een techniek die gebruikt wordt om
gedetailleerde beelden van de hersenen te maken door middel van magnetische
velden en radiogolven.
● Micro-elektroden: Kleine elektroden die worden gebruikt om elektrische activiteit in
individuele zenuwcellen te meten.
● Zenuwvezels: Lange, dunne uitlopers van zenuwcellen die informatie doorgeven van
het ene deel van het lichaam naar het andere.
● Zenuwimpuls: Een elektrische impuls die door een zenuwcel wordt gestuurd om
informatie door te geven.
● Zenuwnetwerk: Een netwerk van zenuwcellen die met elkaar communiceren en
informatie verwerken.
● Neurale circuits: Een groep zenuwcellen die samenwerken om een specifieke
functie uit te voeren.
● Neurale netwerken: Een computertechnologie die is gebaseerd op de werking van
de hersenen en die wordt gebruikt voor machine learning en kunstmatige
intelligentie.
● Zenuwcellen: De basisbouwstenen van het zenuwstelsel die informatie doorgeven
en verwerken.
● Neuronen-doctrine: Het idee dat de hersenen bestaan uit individuele zenuwcellen
die met elkaar communiceren om informatie te verwerken en door te geven.
● Neuropsychologie: Een gebied van onderzoek dat de relatie bestudeert tussen
hersenen, gedrag en cognitie.
● Neurotransmitter: Een chemische stof die wordt vrijgegeven door zenuwcellen om
informatie door te geven naar andere zenuwcellen.
● Occipitale kwab: Het achterste deel van de hersenen dat betrokken is bij visuele
verwerking.
● Parahippocampale plaatsgebied (PPA): Een deel van de hersenen dat betrokken
is bij de verwerking van ruimtelijke informatie en navigatie.
● Pariëtale kwab: Het deel van de hersenen dat betrokken is bij ruimtelijke verwerking
en aandacht.