Samenvatting AFP – Kennisweek 2 (OP7)
13.1 – Spijsvertering/digestief
Mond en speekselklieren: het voedsel wordt eerste gekauwd, waardoor het beter mengt met
speeksel. Dit bevat water en slijm als glijmiddel voor passage. Ook bevat speeksel amylase, een
enzym dat zetmeel afbreekt. De klieren produceren samen ruim één liter speeksel per dag.
Pharynx (keel): de pharynx is de ruimte vanaf de neusholte en mond tot aan de slokdarm en het
strottenhoofd. De pharynx is een deel van de ademweg, maar ook voedsel moet erdoor. Bij slikken
wordt de luchtweg afgesloten door de epiglottis (strotklepje). Ook de stemspleet is dan gesloten en
spreken is niet mogelijk.
Oesophagus (slokdarm): de oesophagus verbindt de pharynx met de maag. De slokdarm is een
gespierde buis, die door middel van peristaltiek voedsel naar de mag transporteert. Dankzij deze
spierbewegingen komt het voedsel in de maag terecht. De oesophagus komt schuin in de cardia van
de maag uit, wat een soort kelpmechanisme tegen terugstroom van maagzuur vormt.
Maag: de maag ligt hoog voorin de buikholte. De
cardia is het deel bij de slokdarm, de fundus ligt
links tegen het diafragma, het (grote) middenstuk
heet corpus, het antrum is het smalle deel bij het
duodenum (eerste deel dunne darm). De maag kan
uitrekken tot een maximaal volume van zo’n twee
liter. De wand bevat net als die van de oesophagus
meerdere spierlagen die krachtig samentrekken. In
de maag zorgen die bewegingen voor een goede
vermenging van de maaginhoudt. Per dag wordt
een door de maagwand twee liter maagsap
geproduceerd dat bestaat uit:
Water
Pepsine (een enzym, dat eiwitten splitst);
Zoutzuur (HCI → H+ en CI-);
Intrinsic factor
Slijm, om de maagwand te beschermen tegen het pepsine en zoutzuur.
De pylorus is de spier tussen maagantrum en duodenum. Deze kringspier laat steeds kleine porties
zuur maaginhoud door naar de dunne darm.
Dunne darm: de dunne darm bestaat uit drie delen: het duodenum (twaalfvingerige darm), het
jejunum (nuchtere darm) en het ileum (kronkeldarm). In de dunne darm vindt de eindvertering plaats
en worden de voedingsstoffen geresorbeerd. In de duodenum worden pancreas sap en gal
toegevoegd aan de spijsbrij. Alvleeskliersappen bevat onder andere amylase (zetmeelsplitser), lipase
(vetsplitser) en trypsine (eiwitsplitser). Naast deze verteringsenzymen bevat pancreas sap ook
(basisch) bicarbonaat, dat maagzuur neutraliseert. Gal bevat onder meer galzuren, die als een
emulgator werken. Jejunum en ileum zijn door hun grote oppervlak uitstekend geschikt om veel
voedingsstoffen op te nemen. Het dunne darmslijmvlies is geplooid en vol darmvlokken met microvill
erop. Voedingsstoffen uit het lumen (de holte) worden opgenomen en afgegeven aan bloedvaatjes in
darmvlokken. Van daar stromen ze via de poortader naar de lever om bewerkt of opgeslagen te
worden. Het ileum mondt uit in het rechterdeel van het colon.
, Voedingsstof Afbraakproduct Betrokken enzym Plaats
Koolhydraten Monosacchariden Amylase In de mond en dunne darm
Vetten Vetzuren Lipase Dunne darm
Eiwitten Aminozuren Pepsine en trypsine Maag en dunne darm
Een enzym is een eiwit dat een bepaalde reactie versnelt zonder daarbij zelf verbruikt te worden.
Verteringsenzymen koppelen aan eiwitten, vetten of zetmeel en stimuleren dan de afbraak.
Leverenzymen versnellen vooral de omzetting van voedingsstoffen.
Colon (dikke darm): nadat de dunne darm bijna alle voedingsstoffen al heeft opgenomen, komen
onverteerbare resten met overgebleven water en elektrolyten in het colon terecht. Vezels zijn niet-
verteerbare koolhydraten. Ze prikkelen de darmperistaltiek en voorkomen zo obstipatie.
Het colon resorbeert vrijwel alle vocht, dat nog niet opgenomen is door de dunne darm. Door het
onttrekken van water dikt de spijsbrij in en verandert in feces (poep). In de dikke darm leven
colonbacteriën, die vitamine K maken.
De dikke darm bestaat uit:
Colon caecalis (coecum, blinde darm);
Colon ascendens (opstijgend deel rechts);
Colon transversum (dwars deel);
Colon descendens (afdalend deel links);
Colon sigmoideum (S-vormig deel).
De appendix is het wormvormig aanhangsel. Dat zit vast aan het coecum, de blinde darm.
Rectum (endeldarm): de endeldarm is eindigt in de anus. Deze heeft twee kringspieren, de musculus
sphincter ani internus en de musculus sphincter ani externus. Bij een vol rectum ontspant de
inwendige kringspier automatisch en ontstaat aandrang om te persen. Deze autonome reflex wordt
ook gestimuleerd door een volle maag.
Continent zijn houdt in: de willekeurige externe kringspier kunnen aanpassen tot de juiste plaats
bereikt is, waar dan wel moet worden geperst en ontspannen. Voor continentie is het nodig dat
signalen van een vol rectum via perifere zenuwen en ruggenmerg de hersenen bereiken en herkend
worden. Ook moet juist vanaf het cerebrum naar beneden opdracht gegeven worden tot contractie
van de sfincter ani externus.
Lever (hepar): de lever is een groot orgaan recht bovenin de buikholte. De bolle bovenzijde ligt tegen
het diafragma. De leverhilus aan de onderkant is verbonden met vena porta, arteria hepatica en
galwegen. De lever heeft een bloedtoevoer van ongeveer 1500ml/minuut uit twee vaten.
Bloed met voedingsstoffen uit de buikholte stroomt via de vena porta naar de lever. Zuurstofrijk
bloed wordt aangevoerd via arteria hepatica, een tak van de truncus coeliacus (de truncus coeliacus
komt uit de aorta).
In de lever stroomt het bloed door haarvaten, waar levercellen onder andere voedingsstoffen
opslaan en omzetten. Het bewerkte bloed verlaat de lever via de vena hepatica, die in de vena cava
inferior uitkomt.
Leverfuncties zijn opslag, ontgifting/omzetting en productie. De lever slaat onder andere glucose op
in de vorm van glycogeen en ijzer als ferritine. Ook bevat dit orgaan reserves van bepaalde
vitaminen. Ammoniak is een afvalproduct van aminozuren, dat toxisch is voor het zenuwstelsel. De
lever zet dit om in ureum, dat uitgeplast kan worden. Bilirubine is een gelig afvalproduct van
hemoglobine. De lever conjugeert dit (koppelt het aan een suikerachtig stofje) en geeft geconjugeerd
bilirubine af aan de gal. In de darm wordt dit omgezet in een bruin stofje, dat de normale kleur geeft
aan de ontlasting. De lever schakelt op diverse wijzen hormonen en medicatie uit.