Hoorcolleges anatomie module 6
Anatomie/fysiologie tractus locomotorius
Voorbereiding:
Anatomie en fysiologie van Martini: Hoofdstuk 6, Het Beenderstelsel: paragraaf 6.1
(=herhaling),6.2.1 (=herhaling), 6.2.2, 6.3.4, 6.4, 6.4.1, 6.4.2, 6.5 (+klinische aantekening
osteoporose), 6.12; probeer een goed overzicht te krijgen van wat deze paragrafen
inhouden, en probeer vervolgens een eigen invulling te geven aan de leerdoelen 6.1, 6.2,
6.4, 6.5 en 6.12.
Hoofdstuk 7, Het Spierstelsel: hele paragraaf 7.1 (=herhaling), 7.3 (=herhaling), 7.5
(=herhaling), 7.5.1, 7.5.2, 7.5.3, 7.5.4, 7.6, 7.6.1, 7.6.2, 7.6.3, 7.6.4, 7.6.5, 7.7.2, 7.12; probeer
een goed overzicht te krijgen van wat deze paragrafen inhouden, en probeer vervolgens een
eigen invulling te geven aan de leerdoelen 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7 en 7.12.
Lesopzet:
1. Uit welke 2 typen beenweefsel zijn de lange pijpbeenderen opgebouwd? Uit welke
macroscopische onderdelen bestaat een lang pijpbeen? Hoe is de microscopische
structuur van de 2 typen beenweefsel?
2. Wat is de relatie tussen de uitgeoefende krachten en de vorm/structuur van het
betreffende lange pijpbeen? Wat zijn de mechanische en fysiologische functies van
bot?
3. Hoe draagt hermodellering bij tot de stevigheid van bot? Spreken we ook hier van
homeostase?
4. Welke stoffen en hormonen spelen een rol in de regulatie van calcium in het bot?
5. Wat is het microscopische en macroscopische effect van verminderde botbelasting?
6. Wat is de invloed van veroudering op het beenderstelsel?
7. Kun je de basale principes van en de verschillen in spiercontractie beschrijven?
Verklaar hierbij ook de begrippen spierverlenging, spiertonus, tetanus.
8. Op welke wijze worden reserves aan ATP en CP gevormd en opgeslagen in de spier?
Verklaar hierbij ook de begrippen spiervermoeidheid, herstelfase en zuurstofschuld.
9. Wat verstaan we onder conditie en uithoudingsvermogen?
10. Wat zijn de gevolgen van inactiviteit en verouderingsproces op de spieren?
Opzet:
• AF : macro- en microscopische bouw van bot; relatie krachten en bouw van bot en
effecten; remodellering; calciumregulatie; principes spiercontractie;
energiehuishouding in spier; conditie en uithouding; verouderingsprocessen
Variaties in botstructuren:
2 typen beenweefsel bij lange pijpbeenderen (macroscopisch) te onderkennen zijn.
- Compact beenweefsel (compacta / substantia compacta) vooral in diafyse.
Met name in de buitenkant.
- Spongieus beenweefsel (spongiosa / substantia spongiosa) vooral in epifyse.
- Buitenste beenvlies / periost en binnenste beenvlies / endost. Periost zit om
het complacta endost zit in de binnenkant. Altijd 2 vliezen aan binnenkant en
buitenkant.
, - Bloedvaten door gehele bot en mergholte. Om bloed naar bot te brengen,
met name jong bloed heeft dit nodig om steeds kalk te kunnen maken.
Epifyse is met name spongieus botweefsel. In epifyse beangstig uit verschillende richtingen
en in diafyse is de belasting meer vanuit onder.
Variaties in botstructuur:
2 typen beenweefsel bij lange pijpbeenderen (microscopisch)
- Compacta : parallelle osteonen (cilindervormige systemen van Havers) met
centrale kanalen erin van Havers deze is verticaal en verbindingskanalen is
dwarskanaal van Volkmann (met arteriën, venen) stevige massa die bestaat
uit cilinder vormig aan elkaar grenzen. Aanvoer arterieel bloed naar bot en
afvloed van veneus bloed uit bot. In cilinder zit de kalk opgeslagen, ook zitten
er veel vezels in. Door vezels kan buigen maar breekt niet, is hierdoor heel
stevig.
- Spongiosa : netwerkvormig geranggeschikte botbalkjes / trabeculae.
Bestaande uit kleine botbalkjes.
- Rustende botcellen / osteocyten in lacunen (met lamellen en kanaaltjes).
Lacunens zijn de holtes tussen spongiosa botweefsel.
, Variaties in botstructuur: (diafyse zou doorsnijden).
Beenweefsel (microscopisch)
• Beenweefsel = cellen + vezels + tussenstof
Cellen
• Osteoblasten: botaanmaak (wel actief, zet kalk af op plekken waar
minder kalk is).
• Osteoclasten: botafbraak, waar teveel kalk zit wordt bot op deze plek
afgebroken en aan bloed wordt afgegeven.
• Rustende osteoblasten = osteocyten
• Vezels
• Bij jonge kinderen vooral elastine- maar ook collageenvezels
• Bij volwassenen vooral collageen- maar ook elastinevezels
• Tussenstof / matrix : calcium- en fosfaatdepot
• Bij kind met name elastinevezels. Zorgen voor buigzaamheid.
Bij kinderen dus minder stevig maar wel buigzamer.
• Collageen bepaald hoever de buigzaamheid kan gaan.
• Bij volwassene is meer collageen bot. Dit heeft beperkte
buigzaamheid maar is wel heel stevig.
Ringen zijn een soort van jaarringen, die kalkafzetting zijn. De botcellen kunnen
rusten of actief worden.
Relatie kracht en botstructuur:
Buig- en rotatiekrachten
- Belasting uit beperkt aantal richtingen > compacta met parallelle osteonen
die doorbuigen voorkomt bij loodrechte belasting.
- je zien dat er laagje collageen omzit in een bepaalde richting, deze is dus erg
sterk en niet super buigzaam.