Taal – Kennistoets 3
Hoofdstuk 1:
Functies taal:
Jezelf uitdrukken
Contact met andere
Zichzelf ontwikkelen
Zichzelf beter leren kennen
Kernfuncties:
Kwalificatie: Het zich eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen in de
maatschappij.
Socialisatie: Voorbereid worden op leven als lid van gemeenschap. Proces waarbij
iemand bewust/onbewust wordt van cultuur kenmerken.
Subjectivering: Vorming van een persoon. Filosofische aanduiding
(persoonsvorming).
Basale kennis taal:
Spreken
Schrijven
Lezen
Luisteren
Leertheorieën:
Bahaviorsche
Cognitieve
Constructivistische (stelt interactie lerend en leeromgeving)/ sociaal-culturele
leertheorie.
Visie taalonderwijs:
Traditioneel-taalonderwijs = belangrijke drager van cultuur, nadruk schriftelijke
vaardigheden (grammatica).
Thematisch-cursorisch taalonderwijs = Taal te gebruiken in zinvolle gebruikssituaties,
werken in thema’s.
Taal bij alle vakken = Meer dan materie, doormiddel van taal kunt leren
(inzicht/inhoud stof).
Communicatief taalonderwijs = Mondeling en schriftelijk, kunnen communiceren.
Minder aandacht naar correctheid, meer tot stand komen communicatie (zender-
boodschap-ontvanger).
Whole-language benadering = Onnatuurlijk taal op te delen in kleinere eenheden
(domeinen). Opgepikt vanuit Amerika.
Strategische taalonderwijs = Leerlingen voor het uitvoeren communicatieve taken
strategieën moeten leren beheersen. Belangrijkste strategieën uitgelegd,
gedefinieerd en aangeleerd.
Taakgericht taalonderwijs = Taal ook leren door taken mee uit te kunnen voeren en
zo ook leren. Onderwijs plaats, uit taken die leerlingen zelf interessant vinden.
, Interactief taalonderwijs = Het Expertisecentrum Nederlandse 1996 opgericht. Stelde
uitgangspunten voor goed taalonderwijs. Deze manier visie ontwikkeld.
Pijlers: Betekenisvol leren (context die belangrijk is), sociaal leren (in samenspraak),
strategisch leren (correcte strategieën).
Taalbeschouwing:
1- Doormiddel van reflectie, bewuster gaan
spreken, luistere, lezen en schrijven.
Voorbeelden:
Hoe spreek je onbekende aan
(communicatieve functies).
Welke synoniemen zijn er voor het
woord leuk (conceptualiseren functies).
Hoe kan ik een tekst spannender maken
(expressieve functies).
2- Fascinerend fenomeen, belangrijk cultuurelement.
Doelen taal:
Kennisdoelen = 1985 door minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen “Wet
op het Basisonderwijs”, betrekking onderwijs inhoud.
Mondeling onderwijs:
1: Informatie verwerven uit gesproken taal, mondeling/schriftelijk gestructureerd
weergeven.
2: Vorm en inhoud ui te drukken. Geven/vragen informatie.
3: Informatie te beoordelen in discussies en gesprek informatief/opiniërend van
karakter.
Schriftelijk onderwijs:
4: Informatie achterhalen in instructieve teksten (tabel, schema).
5: Inhoud en vorm teksten te schrijven, met verschillende functies (informeren,
instrueren, overtuigen of plezier verschaffen).
6: Informatie en meningen ordenen, bij teksten.
7: Informatie en meningen vergelijken en beoordelen in verschillende teksten.
8: informatie en meningen ordenen, bij schrijven van een brief/verslag.
9: Plezier in het lezen en schrijven voor hen bestemde verhalen.
Taalbeschouwing, strategieën:
10: Strategieën herkennen, verwoorden en beoordelen.
11: Leren taalkundige principes en regels (spellen: ww, andere woorden, leestekens).
12: Verwerven adequate woordenschat en strategieën voor begrijpen onbekende
woorden.
Referentiekader taal en rekenen:
Domeinen:
- Mondeling
- Lezen
- Schrijven
- Begrippenlijst en taalverzorging.
, Niveau:
- Niveau 1 (1F), eind basisschool, speciaal onderwijs en praktijkonderwijs.
- Niveau 2 (2F), mbo 1,2,3 en vmbo.
- Niveau 3 (3F), mbo 4 en eind havo.
- Niveau 4 (4F), eind vwo.
Leerstoflijnen: Mondelinge taalvaardigheid, lezen, schrijven en begrippenlijst en
taalverzorging.
Doelen uit de methode of zelfgekozen doelen: Gebruiken publicaties om concrete
leerlijnen op te stellen.
Groeps- en individuele doelen: Hoe de leerkracht de lesverzorgd. Via methode of
differentieert en aparte doelen formuleert.
- Incidenteel = Leren spontaan en onbedoeld is.
- Intentioneel = Kind bewust voor kiest om iets te leren.
- Instructieve leersituatie = Via directe instructie iets wordt geleerd.
- Constructieve leersituatie = Leerkracht in gaat op leer vragen “ankers”.
- Summatieve toetsen = Aangeeft of kennisdomein behaald is.
- Formatieve toetsen = Hoeverre leerling/groep bepaald onderdeel beheerst
Belangrijk voor docent:
Uitgangspunten methode
Materialen uit verschillende methodes
Buiten methode ontwikkelen
Reflecteert eigen handelen en onderzoekende houding
Gemaakte keuzes verantwoord
9 uitgangspunten “goed” taalonderwijs:
1. Bedoeld voor iedereen en kindgericht
2. Sprankelt
3. Is een doel en middel
4. Balans voor aandacht en deelvaardigheden in het geheel
5. Doelgericht
6. Betekenisvol en functioneel
7. Taal ontwikkelend
8. Gericht op bedoeling, proces en effect
9. Interactief