Hoofdstuk 1 Terreinverkenning
1.1 Oriëntatie
Onzelfstandige beroepsbevolking: mensen die een betaalde baan hebben zij bevinden zich tijdens hun werk
in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van de werkgever. de werkgever heeft het recht om instructies te
geven aan zijn ondergeschikten. deze mensen die tot deze categorie behoren kunnen in drie groepen worden
onderverdeeld:
o Private sector is werkzaam in het bedrijfsleven
o Publieke sector ambtenaren in dienst van de overheid, bijv. bij een gemeente of provincie
o Semipublieke sector zijn verbonden aan organisaties en instellingen binnen de private sector, die
financieel afhankelijk zijn van de overheid (denk aan personeel in ziekenhuizen, verpleeghuizen, onderwijs)
Zij die onder de zelfstandige beroepsbevolking worden geschaard, zijn tijdens de uitoefening van hun
werkzaamheden niet onderworpen aan opdrachten van anderen. veel zzp’ers (zelfstandige zonder
personeel), deze werken voor zichzelf en hebben geen werknemers in dienst. zzp’ers hebben minder rechten
dan werknemers, maar de wetgever wilt daar verandering in brengen.
Sociaal recht: heeft betrekking op de rechtspositie van de werknemer (in de private sector, het bedrijfsleven), de
ambtenaar (in de publieke sector) en de werknemer in de semipublieke sector. zij hebben gemeen dat zij in
ondergeschiktheid arbeid verrichten.
1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden: het overgrote deel
van de ambtenaren valt nu onder het arbeidsrecht dat ook geldt voor werknemers in de private sector de
ambtenaren wet blijft wel gelden voor werknemers in de publieke sector).
Een aantal groepen ambtenaren vallen niet onder het gewone arbeidsrecht: voor hen blijft dus een bijzondere
regeling gelden. Enkele groepen zijn rechters en medewerkers van politie en defensie.
Uitzondering Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT).
Deze wet bepaalt dat niemand in de publieke en semipublieke sector per jaar meer mag verdienen dan een
bepaald maximumbedrag. (Balkenende norm) deze wet geldt niet voor de private sector.
1.2 Werkgever en werknemer: welke rechtsbronnen?
6 belangrijke rechtsbronnen:
1.2.1 Arbeidsovereenkomstenrecht
Een belangrijke vindplaats van rechtsregels die de verhouding tussen de individuele werkgever en werknemer (en
dus ook die met betrekking tot de ambtenaar) regelen, is het Burgerlijk Wetboek (BW).
o Wet flexibiliteit en zekerheid: enerzijds dat het de werkgevers mogelijk wordt gemaakt flexibeler en
slagvaardiger over personeel te beschikken, anderzijds wilde de wetgever bepaalde kwetsbare groepen op
de arbeidsmarkt (oproepkrachten en uitzendkrachten) extra bescherming en dus meer zekerheid bieden.
o Wet werk en zekerheid (WWZ): In de eerste plaats wilde hij een halt uitroepen aan de ontwikkeling dat
steeds minder mensen een vast arbeidscontract krijgen en in de tweede plaats wilde hij een einde maken
aan ongewenste ontwikkelingen op het terrein van het ontslagrecht. In de derde plaats moesten de
overheidsuitgaven worden teruggedrongen, wat heeft geleid tot minder lange uitkeringen op grond van de
Werkloosheidwet (WW).
o Wet arbeidsmarkt in balans (Wab): met deze wet wil de wetgever de niet gehaalde doelstellingen van de
WWZ alsnog realiseren.
,1.2.2 Vermogensrecht in het algemeen
De arbeidsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst, een overeenkomst waaruit verbintenissen
voortvloeien.
Een verbintenis kan omschreven worden als een rechtsbetrekking tussen ten minste twee partijen, die ertoe leidt
dat de ene partij één of meer rechten verkrijgt en de andere partij één of meer plichten op zich neemt. de
werkgever heeft de plicht om het loon te betalen en de werknemer heeft de plicht om arbeid te verrichten.
De arbeidsovereenkomst wordt als het ware geruggensteund door de algemene regels van het vermogensrecht.
daarom moeten we ook het vermogensrecht in het algemeen noemen.
Vraag: wat is de verhouding tussen de bijzondere regels van de arbeidsovereenkomst en het vermogensrecht,
bijvoorbeeld als de bepalingen van de eerste categorie in strijd blijken te zijn met die van de tweede categorie?
Het antwoord: de speciale regeling gaat voor de algemene. Geeft echter de speciale regeling geen antwoord
op een bepaalde problematiek, dan moet vervolgens de algemene regeling uit het vermogensrecht worden
toegepast.
1.2.3 Overige wetten met betrekking tot de private sector
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, wetten op het terrein van de gelijke behandeling in de
werkrelatie, de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, de Wet op de
ondernemingsraden, de Wet melding collectief ontslag en de verschillende wetten op het terrein van de sociale
zekerheid (Werkloosheidwet, Ziektewet en dergelijke).
De vele sociaalrechtelijke wetten gaan vóór de regels van Boek 3 en 6 BW).
1.2.4 Jurisprudentie (rechtersrecht)
De rechter als rechtsvormer naast de wetgever: Hij geeft een oordeel over een geschil rondom een
arbeidsovereenkomst, terwijl er geen toepasselijke wetsartikel op voorhanden is in dit soort situaties vult hij de
wetgever aan. regels die hierdoor ontstaan, zijn ook van toepassing op de arbeidsverhoudingen in de private
sector.
Op het terrein van het sociaal recht/arbeidsrecht worden er jaarlijks vele uitspraken (beschikkingen, vonnissen of
arresten) gedaan. een aantal hiervan wordt in een vakblad gepubliceerd bijv. Nederlandse Jurisprudentie (NJ),
Jurisprudentie Arbeidsrecht (JAR) en Rechtspraak Arbeidsrecht (RAR).
Het geheel van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke colleges noemen we jurisprudentie.
1.2.5 Cao
Collectieve arbeidsovereenkomst: worden gesloten door tussen een individuele werkgever of één of meer
werkgeversorganisaties enerzijds, en vakbonden anderzijds.
Cao-afspraken kunnen soms regels uit het arbeidsovereenkomstenrecht aan de kant schuiven of bepalingen
bevatten die voor de werknemer gunstiger zijn dan wat titel 7:10 BW daarover bepaalt.
1.2.6 Verdrag
Verdrag: een overeenkomst tussen twee of meer landen. in sommige gevallen kunnen burgers zich
rechtstreeks op zo’n verdragsbepaling beroepen. (als bijv. een rechter door de Nederlandse wetgever
uitgevaardigde rechtsregel niet toepaste, omdat deze volgens hem in strijd was met een (hogere)
verdragsbepaling).
Bij verdrag kunnen ook internationale organisaties worden opgericht, die bevoegd zijn rechtsregels uit te
vaardigen. ook deze regels kunnen een bron van (sociaal) recht zijn. bijv. het Europees Sociaal Handvest
(ESH) en verdragsbepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Implementatie: op grond van verdragen zijn vele richtlijnen uitgevaardigd, die de aangesloten lidstaten dienden
om te zetten in nationale regelgeving.
, 1.3 Van dwingend recht tot aanvullend recht
De werknemer is in verschillende opzichten afhankelijk van zijn werkgever. Die afhankelijkheid ontstaat enerzijds
doordat hij in beginsel verplicht is eenzijdige instructies van zijn werkgever op te volgen. Anderzijds vormt het
door de werkgever uitgekeerde loon bijna altijd de enige financiële bron voor de werknemer om in zijn
levensonderhoud te voorzien.
Deze omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de werknemer arbeidsvoorwaarden accepteert, die hij niet zou
aanvaarden als hij niet in deze afhankelijke positie was. hierdoor is bescherming gekomen voor de werknemer
regels van het dwingend recht deze regels mogen in het geheel niet afwijken of niet ten nadele van de
werknemer mogen afwijken.
Ook als de individuele werkgever en werknemer iets anders dat minder gunstig is voor de werknemer hebben
afgesproken, gaat toch de regel van dwingend recht voor.
Tegenover dwingend recht staat aanvullend recht de contracterende partijen kunnen in dit geval altijd van de
wettelijke regel afwijken, als zij daartoe overeenstemming bereiken. (Dit is een afspraak, dus maakt het niet uit als
het in strijd is met de rechten van de werknemer).
o Dwingend recht: is recht, waarvan niet of niet ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken.
Dwingendrechtelijke bepalingen zijn bij uitstek te herkennen aan de sanctie die staat op afwijking van de
betreffende inhoud. elk beding, strijdig met enige bepaling van dir artikel is nietig of vernietigbaar. als
de wettekst nietigheid als sanctie aangeeft, moet worden geconcludeerd dat wat afwijkend is
overeengekomen, eenvoudigweg voor de wet niet bestaat. een vernietigbare bepaling daarentegen vereist
een actieve handeling van de werknemer. (werknemer moet zich in dat geval dus actief op de strijdigheid van
de individuele afspraak met de wettekst beroepen). doet hij dat, dan gaat de wettekst voor. Beroept hij
zich niet (binnen 5 jaar, verjaring) op de strijdigheid (om welke reden dan ook) dan zal het rechtsgevolg van
de wettekst ook niet intreden.
o Driekwartdwingend recht: is dat recht, waarvan uitsluitend kan worden afgeweken bij collectieve
arbeidsovereenkomst (cao) of bij regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan.
Bij driekwartdwingend recht kunnen dus alleen de vakbonden en de werkgevers (organisaties) in gezamenlijk
overleg, met een cao als resultaat, een andere regeling treffen dan die, welke in de wet staan opgenomen.
alleen de cao kan afwijken van een wetsartikel. het is niet mogelijk om onderling iets af te spreken, de
individuele afspraak is niet geldig, de wettekst gaat voor.
o Semidwingend recht: is dat recht, waarvan allen kan worden afgeweken bij een schriftelijk aangegane
overeenkomst. werkgever en werknemer kunnen individueel van het bepaalde in de wet afwijken, onder
de voorwaarde dat dit schriftelijk plaatsvindt.
Een werkgever moet de werknemer zijn loon doorbetalen, behalve wanneer het gaat om een oorzaak die in
redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. als een werkgever te weinig werk heeft
dient hij hun door te betalen.
Volgens art. 7:628 lid 5 BW dat van de overeenkomst ten nadele van de werknemer kan worden afgeweken.
(afwijking schriftelijke overeenkomst)
Van een bepaling van driekwartdwingend recht mag je niet bij individuele, schriftelijke afspraak afwijken,
maar van een bepaling van semidwingend recht mag wel bij cao worden afgeweken.
o Aanvullend recht: is dat recht, waarvan altijd ook individueel en mondeling mag worden afgeweken.
Wetsartikelen hebben het karakter van aanvullend recht als gezwegen wordt over de vraag of ervan mag worden
afgeweken en zo ja, hoe.
De contractpartijen zijn vrij in de wijze waarop zij van het betreffende artikel afwijken, aangekomen dat zij dit
zouden willen. bijv. art. 7:622 BW, waarin wordt gesproken over de plaats waar het loon uitbetaald dient te
worden. Deze bepaling stelt vast op welke plaats het door de werknemer verdiende loon moet worden uitbetaald.
in de meeste gevallen wordt het loon betaald via de bankrekening, maar dit kan ook contant (art. 6:114 BW)
maar bij contante bepaling bepaald art. 7:622 BW dat de betaling plaatsvind ofwel daar waar de arbeid in de
regel wordt verricht ofwel op het kantoor van de werkgever ofwel bij de werknemer thuis.
De kosten van een schriftelijk opgemaakte arbeidsovereenkomst en andere bijkomende onkosten komen voor
rekening van de werkgever. Afwijking is toegestaan, ook via een mondelinge afspraak
, 1.4 De bevoegde rechter
1.4.1 Absolute competentie
Alle civielrechtelijke zaken (waaronder die op het terrein van het arbeidsrecht) moeten bij de rechtbank aanhangig
worden gemaakt. De rechtbank is onderverdeeld in enkele sectoren:
Civiele sector
Bestuurssector
Strafsector
Alle individuele vorderingen op het terrein van het arbeidsrecht moeten bij de civiele sector rechtbank worden
ingesteld.
Deze civiele sector bestaat uit de:
Gewone (civiele) rechter
De kantonrechter:
o Arbeidsgeschillen (vorderingen die op een arbeidsovereenkomst betrekking hebben) worden door de
kantonrechter beslist en moeten dus bij hem aanhangig worden gemaakt.
o De hoogte van het gevorderde bedrag speelt geen enkele rol. Of de vordering nu €50 of €10.000.000 betreft:
de kantonrechter is de absoluut bevoegde rechter.
o 1 uitzondering:
De bestuurder van een naamloze of besloten vennootschap (nv of bv). deze bestuurder wordt ook wel
statutair directeur genoemd.
o Geschillen tussen de bestuurder en de nv of bv waarvoor hij werkzaam is, worden door de gewone civiele
rechter (en dus niet door de kantonrechter) beslist, mits het een vordering betreft van meer dan €25.000 of
waarbij het bedrag onbepaald is (zie art. 2:131 en 241 BW).
Rechter in eerste aanleg: de rechter die als eerste absoluut bevoegd is om van een geschil kennis te nemen.
de rechter in eerste aanleg bij geschillen over de arbeidsovereenkomst is dus de kantonrechter en bij wijze van
uitzondering de gewone civiele rechter.
Als één van de partijen het niet eens is met de beslissing van de rechter in eerste aanleg, kan hoger beroep
worden ingesteld. in alle civielrechtelijke geschillen (dus eveneens die met betrekking tot de
arbeidsovereenkomst) wordt hoger beroep bij het gerechtshof ingesteld.
Nederland kent de volgende vier gerechtshoven die zijn gevestigd in:
o Den Haag
o Amsterdam
o Den Bosch
o Arnhem/Leeuwarden
Na hoger beroep kunnen partijen nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad.
Deze mogelijkheid van hoger beroep (bij het gerechtshof) en cassatie (bij de Hoge Raad) gelden ook voor
geschillen tussen de bestuurder en zijn nv of bv.
Een geschil bij de rechter dient als uitgangspunt via een dagvaarding aanhangig te worden gemaakt, dat geldt
ook voor geschillen tussen werkgevers en werknemers. er is op dit moment wetgeving in de maak, op grond
waarvan het starten van een juridische procedure op het terrein van het arbeidsrecht steeds met een
verzoekschrift start.
1.4.2 Relatieve competentie
Nadat is vastgesteld dat de kantonrechter absoluut bevoegd is van een (arbeidsrechtelijk) geschil kennis te
nemen, welke kantonrechter in welke plaats is dan bevoegd? bij het beantwoorden van deze vraag gaat het
om het vaststellen van de kantonrechter die relatief bevoegd is.
Arrondissement: een gebied voor een rechtbank in Nederland. (er zijn er in totaal 11) ieder arrondissement is
weer in twee of meer kleinere regio’s verdeeld waarbinnen kantonrechters werkzaam zijn.
Vestigingsplaats: de plaats waar de kantonrechters gevestigd is. een regio omvat één of meer gemeenten.
Op deze wijze zijn de elf arrondissementen in Nederland zodanig opgedeeld dat er ruim dertig regio’s bestaan
waar een vestigingsplaats van de kantonrechter is.