Week 1
Gezondheid:
Medische, monocausale visie = afwezigheid van ziekte.
Biologische visie = aanpassing van het lichaam (homeostase).
Psychologische visie = gestelde doelen in leven halen.
Sociale visie = sociale rollen in de maatschappij vervullen.
Humane, multicausale visie = ‘a state of complete physical, social and mental well-being’.
Dynamische visie = het vermogen je aan te passen.
ICF (International Classification of Function, Disability and Health) geeft weer hoe
mensen omgaan met hun gezondheidsprobleem (uitgangspunt).
- Etiologische factoren (voor de ziekte)
- Prognostische factoren (probleem verergert of stopt)
- Diagnostische factoren (sprake van probleem)
Cohort = omschreven deel van bevolking.
Frequentie = mate van vóórkomen van de ziekte.
Populatieniveau = Nederlandse bevolking als totale groep.
Standaardisatie = het corrigeren naar populatiegrootte en -samenstelling.
QALY’s = kwaliteit van leven (0-1)
DALY’s = mortaliteit, morbiditeit en kwaliteit van leven.
SIP (sickness impact profile) = gezondheidstoestand van een persoon inzichtelijk maken.
McGill Pain Questionnaire = vragenlijst voor functiestoornissen m.b.t. pijn.
Morbiditeit = percentage mensen met gezondheidsprobleem.
Incidentie = nieuwe ziektegevallen.
Prevalentie = totaalaantal bestaande ziektegevallen.
Mortaliteit = sterfgevallen per jaar.
Health Concept van Lalonde
- Endogene gezondheidsdeterminanten: intern milieu (biologische factoren).
- Leefstijl en gedrag.
- Exogene gezondheidsdeterminanten: fysieke en maatschappelijke omgeving.
- Medische zorg en preventie.
Disease = aantoonbaar medische-/biologische afwijkingen.
Illness = het zich niet wel voelen, subjectieve ervaring.
Sickness = sociale component, ziek gedragen of niet.
BMI tussen de 18,5 en 25 is gezond.
< 18,5 = ondergewicht.
> 25 = overgewicht, > 30 = obesitas.
Neus-maagsonde
- De externe diameter of dikte van de sonde wordt uitgedrukt in charrière (1Ch = 0,3 mm). Ch 8/10/12/14.
- De meeste neus-maagsondes hebben aan het einde van de sonde een uitstroomopening en twee zijopeningen.
Dit garandeert een goede doorstroming van de sondevoeding. Ook zorgen de openingen ervoor dat de sonde zich
niet kan vastzuigen aan de maagwand, zodat er op een veilige manier retentie kan worden bepaald.
- Ph-waarde < 5,5 = in de maag.
- Aspiratie = verslikking waarbij voeding of vloeistof in de longen komt.
- Een sonde die (tijdelijk) niet wordt gebruikt, moet minimaal 4x per dag worden doorgespoten, 20-30 ml water.
PEG-sonde
- Door de huid van de buikwand heen wordt een gastronomie (verbinding naar de maag door de buikwand) gelegd.
- Als je meer dan 6 weken sondevoeding nodig hebt.
- Fitselkanaal = de verbinding van de maag door de buikwand. Duurt 3 weken voordat fitsel is gevormd.
- Fitsel sluit na 1-6 uur na verwijderen sonde.
Intrinsieke motivatie = als een patiënt zelf een besluit neemt, staat hij er meer achter.
, Extrinsieke motivatie = doen wat er gevraagd wordt.
MI wordt gekenmerkt door:
1. Het ontwikkelen van motivatie van de patiënt.
2. Het versterken van het vertrouwen in eigen kunnen.
Communicatieve vaardigheden:
- Explorerend luisteren, open en doorvragen, reflecteren.
- Tussentijds ordenend samenvatten.
- Motiverend communiceren, selectief positief bekrachtigen.
Unintentional = van plan medicatie te gebruiken, maar therapieontrouw.
Intentional = niet innemen, of andere manier van innemen.
Vier principes: cliëntgericht, empathische communicatiestijl, starten vanuit ambivalente positie, omgaan met weerstanden
en eigen effectiviteit of zelfcontrole ondersteunen.
De 5 fasen van gedragsverandering (stages of change):
1. Ontkenning (pre-contemplation)
2. Erkenning (contemplation)
3. Verkenning (preparation)
4. Actie (action)
5. Volhouden (maintenance)
Week 2
Primaire preventie = bevorderen gezond gedrag. (Universeel)
Secundaire = opsporen en vroegtijdig behandelen. (Selectief, geïndiceerd)
Tertiaire = voorkomen van erger. (Zorg gerelateerd)
GVO-cyclus
1. Definiëring gezondheidsprobleem
2. Analyse gezondheidsprobleem
3. Analyse gedragsdeterminanten
4. Interventie
5. Evaluatie
Stap 1 en 2 zijn gezondheidskundige analyse.
- Beschrijving van probleem: MBG en subjectief.
- Relatie tussen het gezondheidsprobleem en gedrag: Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding, Veilig vrijen, Omgaan
met stress.
- Omgevingsanalyse: model van Lalonde.
- Conclusie: belangrijkheid van het probleem, in welke mate gedrag het gezondheidsprobleem veroorzaakt.
Doel: hoe groot is het gezondheidsprobleem en hoe belangrijk?
Stap 3: ASE-model.
Attitude:
- Staat voor ideeën en opvattingen die mensen hebben over een bepaald gedrag, hun overwegingen en beleving
van de voor- en nadelen van dat gedrag.
- Kennis speelt een rol bij attitudes, maar is geen gedragsdeterminant.
- Attitudes hebben een affectieve kleuring.
Sociale invloed/subjectieve norm:
- De mate waarin een persoon al dan niet instemt met de opvattingen van mensen = referentieopvattingen.
- Sociale steun en druk.
Eigen effectiviteit/waargenomen gedragscontrole
- De verwachting die een persoon heeft over de haalbaarheid van het gedrag door: eerdere ervaringen met het
gedrag, observaties van het gedrag van anderen, fysiologische beperkingen.
Stap 4: MI.
- Aandacht hebben (openstaan)
- Begripsverbetering (begrijpen)
- Attitudeveranderingen (willen)
- Hanteren van sociale invloeden (kunnen omgaan)
- Toename eigen effectiviteit (kunnen uitvoeren)