2.8 Wat is ontwikkeling en hoe veranderen wij sociaal-
emotioneel tijdens onze levensloop?
Ontwikkelingspsychologie
= Bestudeert de psychologische ontwikkelingen bij toenemende leeftijd.
Ontwikkeling
•Proces van groei en verandering dat wordt bepaald door de interactie tussen erfelijkheid en
omgeving.
•Gaat een leven lang door.
•De meeste aandacht gaat uit naar de kindertijd en adolescentie.
Psychologie = Wetenschap van gedrag en mentale processen.
Pedagogiek
= De wetenschap van het opvoeden.
letterlijk: kinderleiding (Oud Grieks)
Opvoeden = Het proces waarin een kind wordt gevormd naar de normen en waarden van de
opvoeders en de samenleving.
Psychosociaal functioneren
= Hoe je functioneert in relatie tot anderen, vrienden, familie en buren. Welke rol je neemt binnen
het gezin, school of werk. Hoe je alles ervaart. Hoe jij je plek ziet in de samenleving.
Psyche = geest – heeft betrekking op ons denken, voelen en gedrag.
Sociaal = onze interactie met andere mensen.
Opgroeien, ouder worden = je steeds opnieuw aanpassen aan veranderende vermogens en
verwachtingen van anderen. Met het ouder worden ontwikkelt (verandert) ons zelfbeeld mee met
onze cognitieve vermogens.
Jong, ouder worden: Ons lichaam groeit, onze vaardigheden (cognitieve vermogens) ook.
We doen ervaringen op in het contact met leeftijdsgenoten. We krijgen meer
verantwoordelijkheden, verlaten het nest, en doen erna een bijdrage aan de samenleving.
Oud, ouder worden: Ons lichaam takelt af, onze vaardigheden (cognitieve vermogens) ook.
Wij ontwikkelen ons op psychosociaal gebied als onze relatie met onze sociale wereld verandert en
wanneer ons zelfbeeld verandert.
Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson (1963)
= Mensen doorlopen 8 levensfasen van babytijd tot ouderdom.
Erikson:
’onze cultuur en maatschappij plaatsen ons het hele leven voor uitdagingen.’ = Ontwikkelingstaak.
Die taak heeft betrekking tot onze lichamelijke en cognitieve vermogens.
- Iedere fase wordt afgesloten met een crisis, een ontwikkelingstaak die typisch is voor díe fase.
- Als die taak onopgelost blijft of negatief afgesloten, loopt de ontwikkeling vast.
Erikson stelt dat wanneer we voor deze levensfase de typische crisis hebben opgelost, hem afsluiten,
en pas dan toe zijn aan de volgende levensfase. Komen we er niet uit, dan loopt onze psychosociale
ontwikkeling dus vast. De balans slaat dan door naar het negatieve uiterste. Erikson ging ervan uit
dat we deze vaardigheden in principe in bepaalde levensfasen opdoen. Gebeurt dat niet, of
, onvoldoende, dan is het mogelijk dat we ze in een later stadium in ons leven alsnog gaan missen, en
ze dan pas onder de knie krijgen. Volgens Erikson heeft het onvoldoende afsluiten van een
ontwikkelingstaak zijn weerslag op het volbrengen van die ontwikkelingstaken die nog gaan volgen.
Het zal de keuzes die we daarna maken in onze sociale relaties beïnvloeden.
Ontwikkelingstaken volgens Erikson.
Levensfase Ontwikkeltaak (= crisis)
Babyfase (0 – 1,5 jaar) Vertrouwen VS wantrouwen
Peuterleeftijd (1,5 – 3 jaar) Autonomie VS schaamte en twijfel
Kleuterleeftijd (3 – 6 jaar) Initiatief VS schuldgevoel
Basisschoolleeftijd (6 – puberteit) Vlijt VS minderwaardigheid
Adolescentie Identitiets VS rolverwarring
Jongvolwassenheid Intimiteit VS isolement
Middelbare leeftijd Generativiteit VS egocentrisme
Ouderdom Integriteit VS wanhoop
Babyfase (0 – 1,5 jaar)
Vertrouwen VS wantrouwen.
Ontwikkelingen van het gevoel van vertrouwen in anderen.
Veiligheid, geborgenheid vinden -> geknuffeld, gevoed, verschoond worden wanneer nodig.
Peutertijd (1,5 - 3 jaar)
Autonomie VS schaamte en twijfel.
Autonomie = ontwikkeling van zelfstandigheid, de wereld verkennen, dingen ‘zelf doen’.
Lopen, praten, eten, klimmen, lampen aan en uit doen.
Ouder moet nieuwe dingen toelaten, peuter het gevoel geven dat hij/zij dingen zelf kan.
Te veel kritiek of bescherming leidt tot schaamte ervaren en twijfel aan zichzelf.
Kleutertijd (3 – 6 jaar)
Initiatief VS schuldgevoel.
Neemt volgens Erikson bij de vorming van het geweten een belangrijke plaats in.
Ontwikkeling van geweten, eigen initiatieven ontplooien, zelf dingen in gang zetten.
Zelf kiezen wat hij eet, aantrekt, hoe hij speelt.
Je hoeft als ouder niet alles te accepteren, maar door te hoge eisen, straf en of correcties
kan de kleuter schuldgevoel krijgen. -> Kind zal het gevoel krijgen dat hij te kort schiet en
zal geen beslissingen meer durven nemen.
Het kind leren zelfstandig te handelen, en tegelijk ondersteuning te bieden, en te sturen,
kunnen de ouders het initiatief van het kind stimuleren, waardoor deze fase kan worden
afgerond.
Basisschoolleeftijd, schoolkindtijd (6 jaar – puberteit(12 jaar))
Vlijt VS minderwaardigheid.
Vlijt = gevoelens van competentie en zelfvertrouwen.
Door succesvolle pogingen bij sport en of hobby. (leidt tot zelfvertrouwen en het gevoel dat
het de moeite waard is.)
Door aanmoediging door anderen. (leidt tot competentie = vlijt.)
Minderwaardigheid, laag zelfbeeld. (Door een negatieve omgeving.)
Door mislukkingen, voortdurend ondervraagd, te veel kritiek of te hoge eisen.