Fieke Bruin, fiekebruin@gmail.com
Samenvatting Psychologie de Verdieping - Tentamen 1
Inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (Barelds & Dijkstra,
2016)
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid: een introductie................................................................................................. 2
1.1 Wat is persoonlijkheid?..................................................................................................................................2
1.2 Stabiliteit van persoonlijkheid........................................................................................................................4
1.3 Erfelijkheid van persoonlijkheid.....................................................................................................................4
1.4 Het vakgebied van persoonlijkheidspsychologie............................................................................................5
Hoofdstuk 2 Klassieke modellen van persoonlijkheid.....................................................................................5
2.1 Sigmund Freud en de psychoanalyse.............................................................................................................6
2.2 Fred Skinner en het behaviorisme..................................................................................................................8
2.3 Carl Rogers en het humanisme....................................................................................................................10
2.4 George Kelly en het cognitivisme.................................................................................................................11
Hoofdstuk 3 Moderne kijk op persoonlijkheid.............................................................................................. 12
3.1 Jezelf beschrijven..........................................................................................................................................12
3.2 Persoonspraat..............................................................................................................................................12
3.3 De lexicale hypothese...................................................................................................................................12
3.4 Taxonomieën................................................................................................................................................13
3.5 Cultuurverschillen in persoonlijkheid...........................................................................................................14
3.6 Hiërarchie van structuren.............................................................................................................................15
Hoofdstuk 4 Het meten van persoonlijkheid.................................................................................................18
4.1 Kwaliteit van persoonlijkheidsmetingen......................................................................................................18
4.2 Soorten persoonlijkheidstests......................................................................................................................19
4.3 Wanneer is een assessment van de persoonlijkheid zinvol?........................................................................20
4.4 Problemen met persoonlijkheidsassessment...............................................................................................21
Hoofdstuk 5 De rol van persoonlijkheid in het leven van alledag...................................................................22
5.1 Sekseverschillen in persoonlijkheid..............................................................................................................22
5.2 Cultuurverschillen in persoonlijkheid...........................................................................................................24
5.3 De rol van persoonlijkheid in (partner)relaties............................................................................................24
5.4 De rol van persoonlijkheid op werk en school..............................................................................................25
5.5 Het verband tussen persoonlijkheid en gezondheid....................................................................................28
5.6 Persoonlijkheid en coping.............................................................................................................................28
Extra............................................................................................................................................................ 30
Fieke Bruin, inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (Barelds & Dijkstra, 2016)
, Selecteren van toetsen.......................................................................................................................................30
Stappenplan...................................................................................................................................................30
Voorbeeldteksten..........................................................................................................................................30
Overzicht toetsen..........................................................................................................................................31
Overzicht moderne theorieën.............................................................................................................................33
Hoofdstuk 1 Persoonlijkheid: een introductie
1.1 Wat is persoonlijkheid?
Persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen mensen
in de manier waarop ze denken, zich voelen en zich gedragen. Deze individuele verschillen
zijn vrij stabiel en deels genetisch bepaald en openbaren zich in verschillende situaties.
Fieke Bruin, inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (Barelds & Dijkstra, 2016)
,Termen van stabiele psychologische verschillen tussen mensen:
1. Temperament
‘Mengverhouding’ van vier vloeistoffen in het lichaam (humores): bloed, slijm, gal en
zwarte gal.
Een teveel aan Naam temperament Psychologische beschrijving
Bloed (nat/ warm) Sanguinisch Vrolijk, vriendelijk, grappig
Slijm (nat/ koud) Flegmatisch Traag, loom en lui
Gal (droog/ warm) Cholerisch Onstuimig, grootmoedig en
onverschrokken
Zwarte gal (droog/ koud) Melancholisch (‘zwartgallig’) Somber, zwijgzaam en
vasthoudend
Wanneer iemand te veel van bepaalde vloeistoffen in het lichaam heeft is hij uit evenwicht,
gekenmerkt door bepaald gedrag/ emoties:
2. Karakter
Heeft vooral betrekking op het kenmerkende of het typerende van een persoon en
lijkt vaak een stereotyperende beschrijving.
Temperamentpatronen onder baby’s
- Het moeilijke kind 10%
Onregelmatig eet- en slaappatroon, trekt zich terug bij nieuwe prikkels, heeft veel tijd
nodig om zich aan te passen aan nieuwe situaties, huilt relatief vaak en kan heftig
reageren in de vorm van driftbuien als het zich gefrustreerd voelt.
- Het gemakkelijke kind 40%
Regelmatig levensritme, past zich gemakkelijk aan, is geïnteresseerd in nieuwe
prikkels en is meestal mild of opgewekt gestemd.
Fieke Bruin, inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (Barelds & Dijkstra, 2016)
, - Langzame starter 15%
Vertoont gedrag dat een mengvorm is van het moeilijke en gemakkelijke kind. Past
zich niet snel aan en zal vaak op nieuwe prikkels enigszins negatief reageren.
Levensritme is regelmatiger dan het moeilijke kind.
- Overig 35%
Heeft kenmerken van verschillende temperamenten, vormen de basis van wat zich
later ontwikkeld als ‘de persoonlijkheid’.
1.2 Stabiliteit van persoonlijkheid
Twee vormen stabiliteit
1. Rangordestabiliteit: Relatieve positie die iemand in een groep inneemt in de loop van
de tijd.
Voorbeeld: Zijn kinderen die relatief opstandig zijn in vergelijking met
leeftijdsgenoten dat na verloop van tijd nog steeds?
2. Mean-level stabiliteit: De mate waarin scores van groepen personen naarmate ze
ouder worden hetzelfde blijven.
Voorbeeld: Zijn kinderen van 15 jaar gemiddeld meer recalcitrant dan kinderen van
10 jaar?
Persoonlijkheid is vrij stabiel, al vanaf jonge leeftijd. Stabiliteit neemt toe naarmate mensen
ouder worden, met een piek rond de 50-60 jaar.
1.3 Erfelijkheid van persoonlijkheid
Erfelijkheid verwijst naar de mate waarin genen overeenkomsten en verschillen tussen
mensen kunnen verklaren.
- Het deel van de verschillen en overeenkomsten tussen personen dat niet erfelijk is
wordt bepaald door de omgeving.
Erfelijkheid meten
- Binnen families: Wanneer familieleden die meer genen delen meer op elkaar lijken
dan familieleden die minder genen delen, kan dit een aanwijzing zijn voor de rol van
genen met betrekking tot die eigenschap. Een probleem met deze methode is dat
familieleden vaak in dezelfde omgeving opgroeien.
- Tweelingonderzoek: Als overeenkomsten tussen eeneiige tweelingen worden
vergeleken met de overeenkomsten tussen twee-eiige tweelingen, die 50% van hun
genen gemeenschappelijk hebben, kan een schatting worden gemaakt van de
erfelijkheid van eigenschappen. (Aanname van gelijke omgeving)
Het verschil tussen de correlatie van de eeneiige tweelingen en de twee-eiige
tweeling met betrekking tot een bepaalde eigenschap wordt gebruikt om erfelijkheid
te schatten: Erfelijkheid = 2(r ee - r te )
Fieke Bruin, inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (Barelds & Dijkstra, 2016)