College 1 - Inleiding Economie
Algemene economie is een belangrijke factor in de bedrijfsomgeving. De conjunctuur,
wisselkoersen, grondstofkosten en lonen zijn zulke algemene economische factoren.
Hiervan zijn niet alleen de absolute waarden van belang, maar ook de relatieve
ontwikkelingen. Ondernemingen willen niet alleen weten hoe hoog de lonen zijn, maar vooral
ook de groei van de lonen in het komende jaar.
Hoofdstuk 1 - De onderneming en algemene economie
Paragraaf 1. Economisch handelen en algemene economie
Welvaart en schaarse middelen
Onder economisch handelen wordt verstaan dat men streeft naar maximale welvaart met
behulp van schaarse middelen. Hierbij geeft welvaart de beschikking aan over goederen en
diensten voor de bevrediging van behoeften en maken middelen de productie van goederen
en diensten mogelijk. Er bestaat een voortdurende spanning tussen de behoeften, die we als
oneindig ervaren, en de middelen, die schaars (alternatief aanwendbaar) zijn.
➔ Voorbeelden van middelen zijn: grondstoffen, machines en arbeid. Deze middelen
kunnen voor veel verschillende doeleinden worden gebruikt.
Welvaart is de mate waarin de spanning tussen behoeften en beperkte middelen is
opgeheven. In Nederland kunnen we de meeste behoeften (voedsel, onderdak) redelijk tot
goed bevredigen. In ontwikkelingslanden is de welvaart minimaal, omdat behoeften als
voedsel niet voor iedereen voorzien kan worden.
Welzijn is de mate van de bevrediging van behoeften die niet afhankelijk zijn van schaars
beschikbare middelen. Deze middelen zijn kosteloos en onbeperkt beschikbaar (lucht,
natuur, zout water uit de zee) Ook hangt het af van een persoonlijk gevoel; verliefdheid
Welstand heeft te maken met persoonlijke voorspoed in de zin van gezondheid en
bemiddeld zijn.
Enkele voorbeelden van economisch handelen:
● Een consument verwerft een inkomen door te gaan werken
● Een onderneming koopt producten in, maakt daarmee andere producten en verkoopt
deze weer
● Een bankmedewerker koopt voor een cliënt aandelen in
● Een ambtenaar maakt stedenbouwkundige plannen voor een nieuwe stadswijk
Het economisch handelen speelt zich af in en tussen diverse organisaties: consumenten,
bedrijven, overheidsinstellingen, etc. Dit is terug te zien in de voorbeelden, zo is er sprake
van een consument die contacten onderhoudt met bedrijven en een overheidsinstelling die
contacten onderhoudt met bedrijven.
Intern versus extern
De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen en maakt hierbij een
onderscheid tussen het interne proces en het externe proces:
● Het interne proces in ondernemingen bestaat uit bedrijfseconomische aspecten,
zoals de financiering, kosten en opbrengsten.
● Het externe proces bestaat uit het bestuderen van de relatie met de omgeving of de
omgeving zelf bestuderen, zoals commerciële economie en algemene economie.
Gemaakt door Sophia Vernooij
,Het onderscheid tussen het interne en het externe proces is niet altijd even duidelijk en zijn
en soms hebben problemen zowel een interne als externe aard. Om dit toe te lichten volgt
nu een voorbeeld:
In het voorbeeld is te zien dat veel verschillende factoren een rol kunnen spelen op de afzet
van een product. Het is zelfs mogelijk dat ze allen gelijktijdig invloed op de afzet uitoefenen.
Economie op verschillende niveaus
Economisch handelen kan men op verschillende niveaus bestuderen en er is daarom
onderscheid gemaakt in de volgende onderdelen:
● Meso- en micro-economie: bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken
waarmee ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen en het aanbod
ervan, en de veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen
veranderen. (Binnen bedrijfstak meso, individueel micro)
● Macro-economie: geeft een beschrijving en analyse van allerlei verschijnselen voor
een heel land. Denk hierbij aan de totale consumptie, de investeringen van alle
bedrijven, de import en de export van bedrijven en overheid. (EU, VS, nationaal)
● Monetaire economie: houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken
in de economie. Hierbij komt de omvang van de kredietverlening, de hoogte van de
rente en de taak van de monetaire autoriteiten aan de orde
● Internationale economische betrekkingen (IEB): bestudeert de buitenlandse handel
van landen, internationale kapitaalstromen en monetaire betrekking tussen landen
Veel van de gegevens in het boek gaan over de 28 landen die samen de Europese Unie
(EU) vormen of over de 19 landen die als gezamenlijke munt de Euro gebruiken (Euroland).
Paragraaf 2. Bedrijfsomgeving en algemene economie
Verschillende factoren hebben invloed op bedrijven
Met bedrijfsomgeving bedoelen we alle ontwikkelingen in de omgeving van een
onderneming die invloed hebben op de resultaten van een bedrijf. Daarbij maakt men
onderscheid in de volgende factoren:
● Directe omgeving: bestaat uit de marktpartijen van de onderneming op haar in- en
verkoopmarkten. Voorbeelden van deze marktpartijen zijn toeleveranciers,
distributieschakels en afnemers. De ondernemers staan voortdurend in contact met
deze partijen. Elk bedrijf heeft een ingaande stroom van goederen en diensten en
een uitgaande stroom, met elk hun eigen specifieke inkoop / afzetmarkt. Voor elk
bedrijf hebben deze markten verschillende kenmerken wat de aard van de
concurrentie en de soort afnemers betreft.
● Indirecte omgeving: bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties, de
overheid en culturele omgevingsfactoren, zoals de publieke opinie en de media. De
onderneming heeft geringe invloed op deze indirecte omgeving, maar omgekeerd
kan de invloed van indirecte omgeving op de onderneming heel groot zijn. Daarnaast
Gemaakt door Sophia Vernooij
, valt technologische ontwikkeling ook onder de indirecte omgeving en die is van
belang in de concurrentiestrijd.
● Macro omgeving: is de ruime omgeving van de onderneming en bestaat
voornamelijk uit conjunctuur, wisselkoersen, loonkosten, energieprijzen, rente,
prijzen van belangrijke grondstoffen en demografische ontwikkelingen. Deze factoren
kunnen op individuele ondernemingen grote invloed uitoefenen, terwijl individuele
ondernemingen er op hun beurt geen enkele invloed op uit kunnen oefenen. Deze
factoren zijn vrijwel geheel onbeheersbaar maar geven wel inzicht in de
concurrentiepositie van de onderneming.
Economische variabelen en problemen
In onderstaand figuur zijn de verschillende onderdelen van de resultatenrekening in verband
gebracht met algemeen-economische variabelen en deze kunnen worden onderverdeeld in
verschillende niveaus:
● Macro-economie: conjunctuur, loonsom, overheidsinvloed, kapitaalintensiteit en
arbeidsproductiviteit
- De relatie met toeleveranciers en afnemers behoort tot de meso-economie.
● Monetaire economie: wisselkoersen, rentevorming, vermogensmarkten en monetair
beleid van de centrale bank
● Micro- en meso-economie: marktvormen en marktomstandigheden,
concurrentiepositie van bedrijf en de technische ontwikkeling
Bij het oplossen van bedrijfseconomische problemen moeten managers rekening houden
met veranderingen in de omgeving. Dit kan door omgevingsvariabelen te voorspellen en hier
een beleid voor te voeren.
Gemaakt door Sophia Vernooij
, Paragraaf 3. Absolute en relatieve gegevens
Waardeverandering
Een waardeverandering kan worden berekend door de absolute getallen te gebruiken, maar
ook de procentuele veranderingen (relatieve gegevens) kunnen hiervoor worden gebruikt.
Dit is te zien in de volgende waardeveranderingen:
● De waardestijging van een variabele noemt men de nominale stijging (in geld)
● De volumeverandering noemt men de reële stijging (in hoeveelheid)
● De nominale verandering is gelijk aan de reële verandering plus de prijsstijging
Voor economische variabelen is het van belang volume- en prijsveranderingen van elkaar te
onderscheiden. Dit wordt toegelicht in de volgende vergelijkingen:
Bruto Binnenlands Product (BBP) = de productie in een land is gelijk aan de totaal aantal
werknemers * de arbeidsproductiviteit
● Av= vraag naar arbeidskrachten, het aantal werknemers of de totale
werkgelegenheid
● ap = arbeidsproductiviteit, de productie per eenheid arbeid per tijdseenheid
● In deze vergelijking betekent een g voor de variabele dat er sprake is van groei in
procenten
● Een toename van productie is het gevolg van een toename van het aantal
werkenden of van de arbeidsproductiviteit
Berekenen van verschillende soort gegevens
De loonsom kan toenemen door een toename van het loon per werknemer of door een
toename van de vraag naar arbeid.
Het looninkomen is het product van het aantal werknemers en de loonsom per werknemer.
De vergelijking van de totale loonsom (L) is als volgt:
● Lwn= de loonsom per werknemer
● Av= de hoeveelheid werknemers
● In deze vergelijking betekent een g voor de variabele dat er sprake is van groei in
procenten (relatieve groei)
De loonkosten per eenheid product (LKp.e.p.) kunnen toenemen door een stijging van het
loon per werknemer, maar als de arbeidsproductiviteit stijgt, zal het loon per eenheid product
weer dalen.
Gemaakt door Sophia Vernooij