Duurzame inzetbaarheid D1
Aan zet met inzet H1
De menselijke maat van inzetbaarheid, de sleutel tot succes. Vaste banen,
gegoten in een harnas van voorschriften, op de tekentafel van Taylor tot stand
gekomen, hebben jarenland het beeld van werk bepaald. Werknemers moesten
precies voldoen aan de eisen die werden gesteld. 1 op de 10 heeft burn-out
klachten in hun 15e tot en met 25e levensjaar. Dit is bij leeftijden van 25 tot 55
zelfs 1 op de 7. Hier de relaties tussen de belangrijkste ontwikkelingen in het
kader van duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking (werkende en
potentieel werkende)
- Demografische ontwikkelingen
o Door de vergrijzing worden we gemiddeld steeds ouder, waardoor
de kosten van gezondheidszorg toenemen
o Hierdoor is er een toenemende behoefte aan verplegend en
verzorgend personeel
o Er is echter tegelijkertijd sprake van ontgroening, er komen minder
toetreders op de arbeidsmarkt, dus een toename van druk op de
arbeidsmarkt
- Verhogen arbeidsparticipatie
o Langer doorwerken naar 66 en 67 jaar
o Later met pensioen gaan
o Meer mensen aan het werk, meer uren aan het werk
o Slimmer werken, gebruikmaken van nieuwe technologieën
En verbeteren van levensloopprofiel werknemers
o Gezondheid, leefstijl, bevlogenheid, leren en ontwikkelen,
productiviteit
o Anders werken, flexibele arbeidscontracten, deeltijdpensioen,
zelfstandig ondernemen, zelfstandig professional, etc.
Werken was honderd jaar geleden een belangrijke manier om inkomen te
verwerven in een samenleving die zich transformeerde van een agrarische in een
gemechaniseerd producerende werkgemeenschap. Met de komst van de
ongevallenwet in 1901 is een klein begin gemaakt met een landelijk systeem van
socialezekerheidsregelingen. Dat werd voorzichtig verder uitgebouwd met de
pensioenwet van 1919. Tijdens de crisisjaren/grote depressie van 1929 tot 1940
werd een regeling voor financiële ondersteuning van kracht omdat er bijna een
half miljoen mensen werkloos waren, de steun. Dit was net voldoende om de
huur en eenvoudige maaltijd van te betalen. Mensen konden een stempel halen
zodat ze niet zwart gingen werken. In de naoorlogse periode was er voor vrijwel
iedereen werk. Het aantal werklozen bleef tot 1970 beperkt tot minder dan
10.000. Tussen 2003 en 2009 is de levensverwachting met twee jaar gestegen.
Een snellere stijging hebben we sinds de Tweede Wereldoorlog in ons land niet
meer gezien. De levensverwachting van pasgeboren Nederlanders is de
afgelopen 2000 jaar gestegen. De grootste stijging is van de laatste 100 jaar.
Rond 1900 was de gemiddelde leeftijd nog maar 44 jaar, vooral door
kindersterfte. Dankzij een basale infrastructuur, sanitaire programma’s, onderwijs
en gezondheidszorg steeg de gemiddelde leeftijd in 1950 naar 70 jaar voor
mannen en 72 jaar voor vrouwen.
- Verhouding werkenden en AOW’ers, CBS Statline 2012
AOW’ers 65+ AOW’ers 65+ Werkenden
1957 738.693 16 100
, 1968 1000000 19 100
1985 1730000 20 100
1995 2030000 21 100
2008 2400000 24 100
2038 4300000 47 100
In 2008 had meer dan 77% van de Nederlandse bevolking van 15 tot 65 jaar een
betaalde baan, de mensen die minimaal 1 uur per week werkten. Ook het aantal
ouderen in de groep 55-65 jarigen dat een betaalde baan heeft neemt toe, mede
door eindeging VUT. De beroepsbevolking krimpt in 2011-2035 jaarlijks met
40000 mensen, omdat de babyboomgeneratie dan 65 jaar of ouder is geworden
en uitstroomt van de arbeidsmarkt. Om de vergrijzing betaalbaar te houden en
krapte op de arbeidsmarkt te voorkomen, is het noodzakelijk dat de
arbeidsparticipatie moet stijgen naar 80% in 2016. De arbeidsparticipatie van
vrouwen is de afgelopen jaren sterk gestegen, maar zal nog flink verder moeten
stijgen. Knelpunten zouden kunnen ontstaan bij ouderen van 55 tot 65 jaar. Bij
hen is de discrepantie tussen het potentiele arbeidsaanbod op dit moment en het
streefcijfers het grootst. Tot 2008 gingen veel mannen al rond hun 60 e met
pensioen of belandden in de WW of WIA/WAO. Bij vrouwen was de
arbeidsparticipatie lager en was het vertrek van de arbeidsmarkt vanaf hun 55 e.
In de toekomst van werk worden door Bakas en Van der Woude acht megatrends
geschetst over grote veranderingen in arbeid en organisaties. Veraneringen in en
van werk worden door hen met name beschreven in megatrend 2, naar nieuwe
arbeidsrelaties en een leven lang gepassioneerd werken. In het verlengde
hiervan kunnen we eind 2011 constateren dat een van de geschetste
veranderingen, het een leven lang bij dezelfde werkgever werken, sterk aan het
afnemen is. Vrouwen hebben gemiddeld op hun 42e meer te maken met
chronische klachten. Bij mannen is dit gemiddeld vanaf 48 jaar. Vanaf gemiddeld
het 62e levensjaar geven mannen en vrouwen aan dat ze geen goede gezondheid
meer ervaren. Tot gemiddeld het 69 jaar, vrouwen, of 72e jaar, mannen, heeft
men nog geen lichamelijke gebreken. Zowel mannen als vrouwen krijgen vanaf
hun 75e levensjaar ook te maken met minder goede geestelijke gezondheid.
- TOP model van slimmer werken
o Technologie
Nieuwe technologie en toepassingen
Ergonomische vernieuwingen
o Personeel
Kwantitatieve bezetting
arbeids-/bedrijfstijden
Kwalitatieve bezetting
kwalificaties-/competenties
Gedrag, waarden
rollen en leiderschap
Organisatiebeleid
HRM
o Organisatie
Organisatiestructuur
Inrichting functies/afdelingen
Bestuursstructuur
hiërarchie
Organisatiebeleid