Taalvaardigheid B1
Verbindend komt na de komma, niet-verbindend komt na de punt. Ze
hebben vaak dezelfde betekenis. Ook als het past tussen; Dat werkt…
altijd, dan is het niet-verbinden. Niet, tenzij > alleen, als. Kan bij/aan
elkaar.
Tegenstelling
Tegenstelling > maar, toch, echter, daarentegen.
Een tegenstelling mag nooit worden verbonden.
Verbindende signaalwoorden:
- Maar, doch
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Echter, evenwel, daarentegen, nochtans
Opsomming
Aan een slot mag staat er geen tenslotte, maar ten slotte, ook heb je
waarnaast, 1e plaats 2e plaats etc, ook, bovendien.
Verbindend signaalwoord:
- Waarnaast
Niet-verbindende signaalwoorden:
- In de eerste (twee enz.) plaats, ook, bovendien, verder, daarnaast,
tevens, daarenboven, ten slotte
Reden/Argument
Reden/argument > immers, tenslotte
Toevoeging > desondanks, toch
Een reden is een verklaring van wat iemand denkt/vindt of bewust doet,
dus een motief. Reden/argument en oorzaak: want, omdat, namelijk,
immers. Reden is een verklaring van wat iemand denkt/vindt of bewust
doet, als motief. Oorzaak is een verklaring van een onpersoonlijke
gebeurtenis of van wat iemand overkomt.
Verbindende signaalwoorden:
- Want, omdat, daar, aangezien
Niet verbindende signaalwoorden:
- Namelijk, immers, tenslotte
Met immers en tenslotte geef je aan dat het gaat om een voor jou voor de
hand liggende reden.
Oorzaak
Een oorzaak is een verklaring van een onpersoonlijke gebeurtenis of van
wat iemand onbewust of bewust overkomt.
Verbindende signaalwoorden:
- Doordat, door het feit dat
Gevolg
Waardoor, zodat, daarom, daardoor.
, Verbindende signaalwoorden:
- Waardoor, ten gevolge waarvan, zodat
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Daarom (na reden), daardoor (na oorzaak), dientengevolge, ten
gevolge daarvan, zodoende.
Verschil tussen doel en gevolg:
-Opdat, doel, hopelijk
-Zodat, gevolg, staat vast
-Doel = gewenst resultaat, opdat
-Gevolg = resultaat ligt, zodat
Doel
Het doel is dat wat je wilt bereiken. Antcedent > het geen waar het naar
verwijst. Opdat > ten einde, om > Doel.
Om, teneinde, opdat.
Verbindende signaalwoorden:
- Om, teneinde, opdat
Conclusie
Conclusie > dus, dan ook, kortom.
Een conclusie is een denkgevolg, een gevolgtrekking. Het gaat daarbij om
iets wat je afleidt uit andere gegevens.
Verbindend signaalwoord:
- Dus
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Dus, dan ook, kortom, derhalve, concluderend
Middel
Verbindende signaalwoorden:
- Waartoe, Waarvoor
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Daartoe, daarvoor, daarom
Beperking/Nuancering
Als je iets te algemeen (ongenuanceerd) zegt, en die uitspraak wilt
nuanceren, brengen dit de uitkomst
Te algemeen zegt. Althans, tenminste, in elk geval. Ten minste = op z’n
minst.
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Althans, tenminste, in elk (ieder) geval
Tijdsopeenvolging
Waarna, waarop, eerst, toen, daarna. Tenslotte hoort bij een reden.
Verbindende signaalwoorden:
- Waarna, waarop
Niet-verbindende signaalwoorden:
- Eerst, toen, daarna, daarop, later, vervolgens, ten slotte