Samenvatting Stoornis en Delict
Tweede druk (2021)
,Inhoudsopgave
In deze samenvatting vind je een samenvatting van de nieuwste versie van Stoornis en Delict (tweede
druk, 2021). Begrippen zijn oranje gemarkeerd zoals hier geïllustreerd: begrippen. Bij sommige
hoofdstukken is de verkorte versie van een casus uit het boek bijgevoegd, ter verduidelijking. Hieronder
bevindt zich een voorbeeld.
Adriaan van A is een 46-jarige man. Hij is aangehouden omdat hij de glazen deur van een fastfoodrestaurant
heeft ingetrapt en agenten heeft uitgescholden. Tijdens gesprekken met hem komt naar voren dat hij
verschillende diploma’s heeft en ook veel baantjes heeft gehad (ook voor langere tijd). Er is vermoeden tot
manische episode, met mogelijk ook depressieve symptomen. De verdachte is meerdere keren met justitie in
aanmerking gekomen voor kleine vergrijpen, zoals ordeverstoring en belediging. Dit was allemaal tijdens
manische episoden. Voor zover bekend is de verdacht buiten manische episoden nooit met de politie in
aanraking geweest.
Advies: niet toerekenen
De samenvatting is gebaseerd op het tentamen voor de universiteit van Utrecht. De volgende
hoofdstukken worden behandeld:
● Hoofdstuk 1: Psychische stoornis in het strafrecht ● Hoofdstuk 1
● Hoofdstuk 2: Het deskundigenonderzoek ● Hoofdstuk 2
● Hoofdstuk 4: Verstandelijke beperkingen ● Hoofdstuk 7
● Hoofdstuk 5: Autismespectrumstoornis ● Hoofdstuk 8
● Hoofdstuk 6: ADHD ● Hoofdstuk 9
● Hoofdstuk 7: Schizofreniespectrumstoornissen en andere ● Hoofdstuk 13
psychotische stoornissen ● Hoofdstuk 5
● Hoofdstuk 8: Stemmingsstoornissen ● Hoofdstuk 6
● Hoofdstuk 9: PTSS en dissociatieve stoornissen ● Hoofdstuk 14
● Hoofdstuk 10: Disruptieve, impulsbeheersings- en andere ● Hoofdstuk 11
gedragsstoornissen ● Hoofdstuk 10
● Hoofdstuk 11: Middelengerelateerde en ● Hoofdstuk 4
verslavingsstoornissen
● Hoofdstuk 13: Persoonlijkheidsstoornissen
● Hoofdstuk 14: Parafiele stoornissen
De volgorde van de hoofdstukken is de behandelvolgorde van de UU, niet de volgorde van het boek.
Links hierboven vind je de volgorde van het boek. Rechts is de volgorde van deze samenvatting
,Hoofdstuk 1: de psychische stoornis in het strafrecht
Strafrecht en psychiatrie raken elkaar op verschillende punten. Wanneer er vermoeden is dat psychiatrie
een rol heeft gespeeld in een strafzaak wordt een rapportage van pro Justitia (PJ) opgemaakt. Dit gebeurt
in ongeveer 30% van de strafzaken. Een forensisch gedragskundige let bij een strafzaak op twee aspecten:
● de invloed van de stoornis op het tenlastegelegde (in het kader van ontoerekeningsvatbaarheid)
● een inschatting van toekomstig risico
De rol van stoornis in het strafrecht
Het belangrijkste artikel over toerekenen is artikel 39 Sr:
‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de psychische stoornis, psycho-
geriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend.’
De verwoording van deze wet is in 2020 aangepast. Eerder stond hier ‘de gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van de geestvermogens.’ Inhoudelijk verandert er niks aan de wet, maar in de
terminologie wel. Dit artikel wordt gebruikt als het strafbaar feit wel gepleegd is, maar de verdachte zelf
niet schuldig is (omdat er dus sprake is van een psychologisch probleem).
In het Nederlandse strafrecht wordt een open criterium gebruikt voor het hanteren van
ontoerekeningsvatbaarheid, wat wil zeggen dat er geen vaste eisen zijn die tot deze conclusie leiden. In
andere landen is dat soms anders. Zo speelt het in Amerika een grote rol in hoeverre de verdachten wist
dat wat hij/zij verkeerd deed fout was.
Schulduitsluitingsgronden
Als iemand ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, is er sprake van een schulduitsluiting: iemand heeft
een strafbaar feit gepleegd, zonder dat hij daarvoor in strafrechtelijke zin schuld draagt. Er kan ook sprake
zijn van rechtvaardigheidsgronden: iemand had geen andere keuze dan te reageren zoals hij deed en dat
rechtvaardigt in die specifieke situatie het delict. Het feit is dan niet strafbaar. Samen noemen we deze
dingen schulduitsluitingsgronden. Bij schulduitsluiting ligt de focus dan op de mate van verwijtbaarheid
van de verdachte, bij rechtvaardigheidsgronden gaat het om de strafbaarheid van het gepleegde feit. Er
zijn vier wettelijke schulduitsluitingsgronden:
● ontoerekenbaarheid ● noodweerexces
● psychische overmacht ● onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
bij ontoerekenbaarheid is er sprake van een stoornis. Bij psychische overmacht gaat het over een van
buiten de persoon komende invloed die er voor zorgt dat de persoon zo handelt. Bij noodweerexces gaat
het om een reactie op iets, bijvoorbeeld een dreigende situatie. Vaak gaat dit bijvoorbeeld over
zelfverdediging.
Wanneer er sprake is van schulduitsluitingsgronden, volgt ontslag van rechtsvervolging. Dit is niet
hetzelfde als vrijspraak: de rechter kan alsnog een maatregel opleggen. Denk hierbij bijv. aan tbs.
Waarheidsvinding
Niet alle zaken komen bij de rechter terecht. Er kan worden gekozen voor sepot, bijv. als er onvoldoende
bewijs is of er sprake is van een gering delict. Ook kan er worden gekozen voor voorwaardelijke sepot,
waarbij een verdachte geen straf krijgt, maar in ruil daarvoor iets moet doen. Dit kan gaan over bijv.
therapie. Als een zaak wel voor de rechter komt, moeten er 4 voorvragen worden gesteld: 1. ‘Is de
dagvaarding geldig?’, 2.’ Is de rechter bevoegd?’, 3. ‘Is het OM ontvankelijk?’ en 4. kan de vervolging
zonder schorsing worden doorgezet?’.
, Voor PJ-rapporteurs is het vooral van belang om kennis te hebben van de hoofdvragen. Deze komen nadat
de voorvragen zijn afgelopen. Er zijn 3 hoofdvragen:
1. Waarheidsvinding: Is er voldoende bewijs voor het tenlastegelegde feit? Als het niet genoeg
bewijs is, volgt vrijspraak. Als er wel genoeg bewijs is, gaat de rechter over naar de overige
vragen.
2. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde: is het bewezen feit strafbaar. Als dit niet zo is, volgt
ontslag van alle rechtsvervolging.
3. Is de verdachte strafbaar? Hierbij komt de PJ-rapportage aan de orde. Als er sprake is van
schulduitsluitingsgrond, volgt ontslag van rechtsvervolging.
Na het doorlopen van deze vragen, beslist de rechter welke sanctie moet worden opgelegd. Bij vrijspraak
kan er niks worden opgelegd. Bij ontslag van rechtsvervolging, kan er geen straf worden opgelegd, maar
wel een maatregel zoals tbs. Als er sprake is van verminderd toerekenen, vind geen ontslag van
rechtsvervolging plaats. Dit gebeurt alleen bij volledig niet toerekenen.
Wanneer iemand ontkent betrokken te zijn bij het delict of een andere versie van het voorval verteld, is
het enorm moeilijk om een PJ-rapport op te stellen: de verdachte ontkent het delict immers. Het is niet
aan de rapporteur om te bepalen of de verdachte schuldig is, dit is alleen aan de rechter. Een rapporteur
kan aan de hand van de beschikbare strafstukken onderzoeken welke overwegingen en gedragingen een
rol hebben gespeeld en op basis daarvan een uitspraak proberen te doen over de psychische toestand van
de verdachte. Echter blijft een uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid moeilijk wanneer iemand
het delict (deels) ontkent. Wanneer een verdachte volledig ontkent, kunnen onderzoekers op basis van de
beschikbare informatie nagaan of er iets gezegd kan worden over een mogelijke stoornis. Een
PJ-rapporteur kan ook worden ingeschakeld in verband met waarheidsvinding, bijvoorbeeld beoordeling
van de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring.
Wanneer een verdachte wel bekend, hoeft dit nog steeds niet te beteken dat het voorval bewezen is.
Daarom moet een rapporteur zorgen dat de stoornis niet voortkomt uit het delict (bijv. bij brand stichten
ben je snel geneigd om iemand als pyromaan aan te stippen), maar dat ook zonder het delict, de stoornis
in stand zou blijven. Daarnaast wordt geadviseerd dat psychologen gepaste afstand houden, bijv. door te
schrijven ‘aldus betrokkenen, ‘naar zijn zeggen’.
Wanneer er tijdens het onderzoek van de rapporteur nieuwe informatie bij komt of er een nieuw delict
wordt bekend, wordt het onderzoek tijdelijk gestopt en wordt gekeken in hoeverre het onderzoek op een
neutrale wijze kan worden voortgezet. In het uiterste geval kan de deskundige namelijk worden
opgeroepen als getuigen, in het kader van bewijsvraag.
Er kan, om wat voor reden dan ook, sprake zijn van het inzichtcriterium. Er is soms geen sprake van
opzet, bijv. doordat iemand een stoornis heeft. De lijn tussen beoordelen of er sprake was van opzet en of
er sprake was van schuld is heel dun, hier moet de rapporteur bewust van zijn. Ook is het belangrijk om te
beseffen dat het voor de verdachten voordelig is als er wordt ingeschat dat er bijv. sprake is van
geheugenverlies, waardoor iemand dit mogelijk ook kan aandikken.
Een ander wetsartikel waarin een stoornis voorkomt, betreft procesonbekwaarbeid (artikel 16 Sv):
‘Indien de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of
verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde
vervolging te begrijpen, schorst de rechter de vervolging, in welke stand zij zich ook bevindt.’