Goederenrecht
Week 1
Goederen bestaan uit zaken* en vermogensrechten.
* zaken (artikel 3:2 BW) kun je weer onderverdelen in roerende- en
onroerende zaken
- een zaak is iets wat je aan kunt raken, huis, vliegtuig etc.
- onroerende zaak zit vast aan de grond, huis, flat, gebouw.
- roerende zaak kun je verplaatsen, kun je als het ware roeren,
bijvoorbeeld een fiets of stoel.
- dieren zijn geen zaak MAAR JE MAG HET JURIDISCH WEL ALS
EEN ZAAK BESCHOUWEN.
Bijvoorbeeld: winkel: het is een goed want het is een zaak want het
is een voor menselijke beheersing stoffelijk vatbaar object. Het is
onroerend want het is duurzaam met de grond verenigd.
Privaatrecht bestaat uit personen-en familierecht en
vermogensrecht.
Vermogensrecht: verbintenissenrecht en goederenrecht
Goederenrecht = absoluut recht, rechten die t.o.v. Iedereen gelden,
bijvoorbeeld eigendom, het is mijn tas. --> persoon <> goed
Verbintenisrecht = relatief recht, afspraken
--> zoals bijles --> persoon <> persoon
Registergoederen: zie 3:10, 3:16 en artikel 8 kadasterwet:
goederen voor welke overdracht of vestiging (van beperkt recht) in
de daartoe bestemde registers noodzakelijk is. --> registergoederen
zijn dus: alle onroerende zaken, luchtvaartuigen en hele grote
schepen (boven 21 m).
Week 2
,Natuurlijke vruchten en burgerlijke vruchten
• Natuurlijke vruchten: zaken, bijvoorbeeld zwangere koe, kalfje
hoort erbij
• Burgerlijke vruchten: rente over een spaarrekening,
vermogensrecht.
Verkeersopvatting: wat normale mensen, in normale situaties,
normaal gesproken denken. Bijvoorbeeld normale mensen denken
dat een deurklink een bestanddeel is van de deur, en niet de deur
van de klink.
Vruchtgebruik: je mag het gebruiken, maar niet veranderen.
Je hebt wel een recht, maar een beperkt recht. Het is niet van jou.
--> is niet hetzelfde als leen. (Vruchtgebruik is tegenover betaling
en leen bijvoorbeeld niet). Ook kun je vruchtgebruik gelden laten
tegenover iedereen, leen niet.
Natrekking: eigenaar stuk grond is tevens eigenaar van de
gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Dus als je de grond bezit, bezit je ook alle gebouwen of iets
dergelijks erop.
Door vestigen van recht van opstal wordt iemand eigenaar van een
gebouw dat bijvoorbeeld op gepachte grond staat. Dus dan is het
huis wel van jou, maar de grond niet.
Het absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen kan
worden gehandhaafd.
Een relatief recht is een vermogensrecht dat slechts in relatie tot
een of meer bepaalde rechtssubjecten kan worden uitgeoefend.
Erfpacht: je mag de hele grond gebruiken en er alles mee doen wat
je wilt
Erfdienstbaarheid: je mag alleen over de grond heen lopen. -->
bijvoorbeeld je mag door de tuin heenlopen van een ander zodat je
niet om hoeft te lopen om bij de zee te komen.
2
, Relatieve rechten: wie moet wat doen, dit staat in BW 6,7,8
--> bijvoorbeeld bijles, 20 euro voor een bijles goederenrecht, kan
niet tegen iedereen de bijles geldt in dit geval maar tussen 2
mensen, de tutor en de student. Het is een bijles voor een persoon,
niet voor de hele klas. Dus van persoon<>persoon
Absolute rechten: goederen rechterlijke rechten, BW 3,5
--> kun je laten gelden ten opzichte van iedereen
• Zaaksgevolg: eigendom zit op de zaak, stel een dief fietst op
je fiets, is het nog steeds JOUW fiets
• Prioriteitsbeginsel: een eerder gevestigd absoluut recht, gaat
VOOR een later gevestigd recht
Wie het eerst komt wie het eerst maalt!!
• Bevoorrechtte positie: als een bedrijf failliet gaat, dan gaan
absolute rechten VOOR op alle andere rechten.
Volledig recht: eigendom, jij hebt ALLE rechten, bijvoorbeeld over je
fiets (je mag hem bijvoorbeeld roze verven en niemand zegt er iets
van). Dit moet wel binnen de kaders van de wet.
Beperkt recht: je hebt niet de volledige eigendom erover,
vruchtgebruik. Het gebruiken van een vrucht van een ander, of de
vrucht in eigendom krijgen. Dit doe je door het te vestigen op jouw
eigendom. Je mag het gebruiken maar niet veranderen.
Vestigen vruchtgebruik: art. 3.98 jo. 3:84 lid 1 jo 3:89 BW.
3 nodige zaken voor het vestigen van vruchtgebruik:
• Geldige titel --> koopovereenkomst
• Je moet het kopen van iemand die beschikkingsbevoegd is.
• Moet sprake zijn van een geschikte levering (vestiging) --> bij
onroerende zaken naar notaris bijvoorbeeld
Pand: vestig je op een niet-registergoed. Bijvoorbeeld ring
verpanden, ring inruilen voor geld, bedrag + rente terugbetalen
binnen gestelde termijn. Doe je dit niet dan mag de pandjesman de
ring verkopen.
3