Bijzondere overeenkomsten periode C tentamen
Week C1:
Bij een verbintenis zijn altijd 2 partijen of meer betrokken. De ene partij heeft recht op een prestatie,
waartoe de andere partij verplicht is. Een verbintenis kan ontstaan uit VB: een overeenkomst of een
onrechtmatige daad.
Nakoming is het nakomen van de verplichting uit de verbintenis. Voor overeenkomsten geldt het
beginsel pacta sunt servanda: een contract moet worden nageleefd. Dit geldt ook voor
verbintenissen in het algemeen. Is eenmaal een geldige verbintenis tot stand gekomen, dan moet die
worden nagekomen. In het BW kun je afleiden uit art. 6:74 BW dat, als er sprake is van een
tekortkoming in de nakomen, de schuldenaar aansprakelijk is voor de schade die hieruit voortvloeit.
Kom je een verbintenis niet na, dan ben je aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser daardoor
lijdt en kun je door de rechter, op vordering van de schuldeiser, alsnog tot nakoming worden
veroordeeld.
LD: 1, 2 en 3:
Met gelaagde structuur wordt bedoelt dat het BW van algemeen naar bijzonder gaat met de wet. Dit
betekent dat we beginnen met de algemene regels en daarna specifiekere regels.
VB: koopovereenkomst
Een verbintenis is het gevolg van een rechtshandeling of een feitelijke handeling. Deze ontstaat uit
een overeenkomst of uit de wet. Verbintenissen kunnen ontstaan door onrechtmatige daden en
overeenkomsten. Het belangrijkste verschil tussen de onrechtmatige daad en een overeenkomst is
dat in het eerste geval de verbintenis slechts door de gebeurtenis ontstaat, terwijl er bij een
overeenkomst wilsovereenstemming moet bestaan.
Rechtshandeling: bewuste menselijke handeling. Art. 3:33 BW: een rechtshandeling vereist een op
een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Feitelijke handeling: een menselijke handeling met een rechtsgevolg, maar de wil is er niet. VB:
perongeluk schade toebrengen aan een huis.
Bloot rechtsfeit: geen sprake van een handeling, maar wel een rechtsgevolg / wijziging in juridische
situatie. VB: geboorte, overlijden of bereiken van pensioengerechtigdeleeftijd.
Verbintenis: een vermogensrechtelijke relatie (op geld waardeerbaar), tussen 2 of meer partijen,
waarbij de ene partij verplicht is tot een prestatie waarop de andere partij recht heeft.
LD5:
Zaakwaarneming: art. 6:198 BW: (rechtmatige daad)
Het gaat om de gevallen waarin iemand op goede grond de belangen van een ander behartigt. VB: jij
gaat op vakantie, je raam wordt ingeslagen en je buurman die herstelt dit. Bij thuiskomst ben je, op
grond van zaakwaarneming, verplicht de kosten te betalen die je buurman heeft gemaakt.
Onverschuldigde betaling: art. 6:203 BW:
Alles wat op grond van een vernietigde overeenkomst is geleverd, kan op grond van onverschuldigde
betaling worden teruggevorderd. Er wordt zonder rechtsgrond gepresteerd. VB: een rekening per
ongeluk twee keer betalen, na de eerste betaling heb je immers aan je verbintenis voldaan. Of
wanneer je door een verkeerde overboeking een bedrag op je rekening gestort krijgt.
,Onverschuldigde verrijking: art. 6:212 BW:
De vermeerdering van je vermogen zonder rechtsgrond.
VB: je hebt rente gekregen over het bedrag van de onverschuldigde betaling, deze behoort tot de
rechtmatige eigenaar. Of je hebt als handelingsonbekwame een scooter gekocht en opgeknapt, maar
dient deze terug te brengen.
LD4 en LD11:
Contractuele aansprakelijkheid:
De aansprakelijkheid die voortvloeit uit de schending van een contractuele verplichting. Er is een
afspraak gemaakt en één van de partijen houdt zich niet aan de afspraken. Als de tegenpartij schade
lijdt is degene die zijn afspraken niet is nagekomen aansprakelijk voor zijn gelopen schade.
(Overeenkomst)
Wettelijke aansprakelijkheid:
In de wet staat dat je aansprakelijk bent. Dit kan zijn dat jij verantwoordelijk bent voor de schade die
jouw kinderen of huisdieren veroorzaken. Je hebt zelf geen directe schuld, maar moet de schade wel
vergoeden. – Indien de schade wel door jou is ontstaan is er sprake van schuldaansprakelijkheid.
(Onrechtmatige en rechtmatige daad)
Bij een rechtmatige en onrechtmatige daad hadden de partijen van tevoren dus geen overeenkomst.
Deze is achteraf ontstaan vanuit de wet: het gaat hier dus om wettelijke aansprakelijkheid. Bij een
rechtmatige daad overtreed je de wet niet, bij een onrechtmatige daad wel. Bij een overeenkomst is
er sprake van een contractuele aansprakelijkheid. Uitgangspunt: ieder moet de door hem zelf
geleden schade dragen en vergoeden.
LD6:
Onrechtmatige daad: kan bestaan uit een doen of een nalaten. Het uitvoeren of nalaten van een
handeling waarbij in strijd met de wet of maatschappelijke normen schade wordt toegebracht aan
een ander. Er ontstaat een verbintenis door een bepaalde gebeurtenis.
VB: van het nalaten van het doen van een daad is wanneer iemand verdrinkt en jij doet er niets tegen
om diegene te helpen terwijl jij wel in staat bent om te helpen of de politie niet belt voor hulp. Bij
een onrechtmatige daad stel je iemand die tekortkomt in zijn nakoming in verzuim op grond van art.
6:83 sub b BW.
Als onrechtmatige daad worden aangemerkt:
I. Een inbreuk op een recht of
II. Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of
III. Het doen of nalaten van iets dat in strijd is met maatschappelijke normen en waarden
Rechtsvoorwaarden onrechtmatige daad: art. 6:162 lid 1 BW:
1. Onrechtmatigheid (art. 6:162 lid 1 BW)
Wanneer iemand een wettelijke plicht overtreedt
2. Toerekenbaarheid (art. 6:162 lid 1 BW)
De daad moet toe te rekenen zijn aan de dader
3. Schade (art. 6:162 lid 1 BW)
Het slachtoffer heeft schade geleden
4. Causaliteit (art. 6:162 lid 1 BW)
De schade is een gevolg van de daad (causaal verband)
5. Relativiteit (art. 6:163 BW)
Er moet een relatie bestaan tussen de geschonden norm en de geleden schade
De schuldige is verplicht de schade te vergoeden aan het slachtoffer wanneer
aan bovenstaande eisen is voldaan.
,Art. 6:162 lid 1 BW: ‘Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden
toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden’.
Voorwaarden van een onrechtmatige daad:
Daad: een daad kan zijn: iets doen of juist iets niet doen (nalaten). Een voorbeeld van iets
niet doen is een drenkeling niet redden terwijl jij wel in staat bent om hem te redden of 112
niet bellen;
Onrechtmatig (lid 2): iets is onrechtmatig als er een inbreuk op een recht gedaan wordt en
het doen of nalaten in strijd is met een wettelijk plicht of met maatschappelijk verkeer.
Onder inbreuk op een recht wordt verstaan:
- Het aantasten van iemands subjectieve rechten (bv. vermogensrechten).
- Persoonlijkheidsrechten (privacy, lichamelijke integriteit).
Onzorgvuldigheid leidt ook tot onrechtmatigheid dat voortvloeit uit het maatschappelijk
verkeer. Dit zijn ongeschreven regels waar iedereen het eigenlijk mee eens is en ook uit de
jurisprudentie ontstaan is. Ook moet er een rechtvaardigingsgrond aanwezig zijn.
Toerekening: kan het jou redelijk toegerekend worden? Ben jij aansprakelijk voor de daad?
De schuld moet jou persoonlijk verwijtbaar zijn. De ouders van de kinderen onder de 14 jaar
zijn aansprakelijk voor hun daden. Vanaf 14 jaar is iedereen zelf aansprakelijk voor hun
daden.
Schade: als gevolg van die onrechtmatige daad. Schade kan bestaan uit materiële en
immateriële schade. Materiële schade zijn schades aan spullen of bijv. een gebroken arm.
Pijn, verdriet of verlies zijn voorbeelden van immateriële schade. Als er geen schade ontstaan
is, dan is er ook geen sprake van een onrechtmatige daad;
Causaal verband (conditio sine qua non/oorzaak-gevolg): er moet een causaal verband zijn
tussen de geleden schade en de onrechtmatige daad (art. 6:98 BW). Schade kan bestaan uit
vermogensschade (art. 6:95 BW) en uit ander nadeel (art. 6:106 BW). Ander nadeel is
immateriële schade. Dit kan bestaan uit schadeclaims van pijn, verdriet, verlies, rectificatie,
herstellen in oude toestand of verbodsactie (art. 3:296 BW)
Relativiteit (art. 6:163 BW): De rechtsvorm die wordt overtreden moet het doel hebben om
de benadeelde te beschermen. Er moet een relatie bestaan tussen de geschonden norm en
de geleden schade.
LD7:
Een rechtvaardigingsgrond ontneemt de wederrechtelijkheid (in strijd met het recht ) aan een
gedraging. Achteraf gezien is de gedraging van de verdachte niet in strijd met het recht, omdat er
sprake is van bijzondere omstandigheden. Een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond neemt
de onrechtmatigheid weg. (art. 6:162 lid 2 BW: er is geen onrechtmatigheid bij aanwezigheid van een
rechtvaardigingsgrond).
1. Overmacht: het overtreden van een wettelijke plicht ten behoeve van een hoger doel. VB:
het inslaan van een ruit tijdens een woningbrand: in deze noodtoestand is dit handelen
gerechtvaardigd en daarmee rechtmatig.
2. Noodweer: de verdediging van iemand die wordt aangevallen.
3. Toestemming van de benadeelde: in opdracht van iemand iets doen. VB: een sloopbedrijf
dat in opdracht van de eigenaar een huis sloopt. De overeenkomst rechtvaardigt hier het
toebrengen van schade.
4. Ambtelijk bevel: van politie, OvJ etc. VB: een sleutelsmid die in opdracht van de politie een
deur openmaakt.
5. Wettelijk voorschrift
6. Risico aanvaarding
,LD8:
Relativiteitsbeginsel art. 6:163 BW: er moet een relatie bestaan tussen de geschonden norm en de
geleden schade om een verbintenis tot schadevergoeding te krijgen. VB: een gammel dijkhuisje stort
in door de trillingen van een auto die zich aan de snelheidslimiet houdt, de automobilist is niet
aansprakelijk! Er is dan geen relatie tussen de geschonden norm en de geleden schade. Wanneer
wel: als het een zwaarbeladen vrachtwagen zou zijn geweest die 140 reed. In dit geval zou je zeggen
dat een zwaarbeladen vrachtwagen zijn snelheid moet verminderen op een dijk, omdat de kans groot
is dat er een ongeluk gebeurd of in dit geval door de trillingen schade ontstaat aan gebouwen.
LD9: arresten week C1 onderaan.
LD10:
Kelderluikfactoren:
I. De aard van de gedraging: de te verwachten mate van oplettendheid van mensen die in de
buurt van de gevaarlijke situatie aanwezig zijn
II. De ernst van de gevolgen: de ernst van de ongevallen die uit de situatie kunnen ontstaan
III. De kans op schade: de grootte van de kans dat uit de gecreëerde situatie ongevallen
ontstaan
IV. De bezwaarlijkheid van voorzorgsmaatregelen: de vraag hoe makkelijk
voorzorgsmaatregelen hadden kunnen worden genomen
‘De gedraging is slechts onrechtmatig en leidt dus tot aansprakelijkheid indien de mate van
waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van de gedraging zo groot is, dat de dader zich naar
maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag behoort te onthouden’
In alle andere gevallen is er sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Bij sport- en spelsituaties geldt een andere zorgvuldigheid dan op de ‘straat’, hier geldt
‘geaccepteerde gevaarzetting’.
LD12:
Vorderingen onrechtmatige daad:
Een geldvordering / schade vergoeding (art. 6:96 BW)
Rectificeren (rechtzetten) (art. 6:167 lid 1 BW)
Een verbod om iets te doen (VB: inbreuk maken op een auteursrecht)
Een verklaring voor recht dat iets onrechtmatig is
Een gebod om juist wel iets te doen (VB: het weghalen van een onrechtmatig geplaatst hek)
VB: door rood rijden, maar geen schade veroorzaken is geen onrechtmatige daad. Inbreuk op een
recht is een zaak beschadiging of het toebrengen van lichamelijk letsel, de inbreuk is niet voldoende
voor onrechtmatigheid. Er moet sprake zijn van strijd met een wettelijke plicht of strijd met het
ongeschreven recht (gedragsnorm).
LD13:
Vermogensschade (art. 6:96 BW): bestaat uit geleden verlies en gederfde winst van de benadeelde.
- Geleden verlies: het vermindering van je vermogen. VB: met autoschade is je auto
minder waard.
- Gederfde winst: het mislopen van een vermeerdering van je vermogen. VB: als je
zaak/winkel een aantal dagen niet open kan.
Letselschade (art. 6:107 BW): letselschade of letsel is de lichamelijke en geestelijke materiële en
immateriële schade die een mens kan ondervinden als hij of zij bij een ongeval betrokken is.
, LD14:
Immateriële schadevergoeding: schade door verdriet, de pijn, het verlies van levensvreugde of
geestelijk gemis bij een ongeval. Bij deze schade heeft het slachtoffer recht op schadevergoeding
(ook wel smartengeld).
De voorwaarden om immateriële schadevergoeding toe te kennen (art. 6:106 BW):
a) Sprake van oogmerk om nadeel toe te brengen (opzet)
b) Lichamelijk letsel, eer of goede naam geschaad, persoon is aangetast op een andere
manier
c) Aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Arresten week C1:
Lindebaum/Cohen
Rechtsregel: Volgens de rechtspraak die heerste rond 1919 kon alleen sprake zijn van onrechtmatige
daad wanneer iemand handelde in strijd met een rechtsplicht, wat zou betekenen dat de
bedrijfsspionage van Cohen niet in strijd was met de wet.
De Hoge Raad kwam echter terug op deze regel; na dit arrest konden ook de handelingen die
ingingen tegen de zorgvuldigheid die men in het maatschappelijk verkeer jegens andermans
goederen moest hebben, als onrechtmatig doen of laten worden aangeduid. Men kon vanaf toen ook
op grond van een ongeschreven rechtsplicht, buiten een contractsbepaling of een wettelijke regeling,
aansprakelijk worden gesteld voor schade. De jurisprudentie is gecodificeerd in artikel 6:162 BW
(onrechtmatige daad).
Kelderluikarrest
Rechtsregel: Criteria aan de hand van welke moet worden gekeken of er sprake is van een
onrechtmatige daad:
I. Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en
voorzichtigheid worden geacht?
II. Hoe groot is de kans dat uit deze niet-inachtneming ongevallen ontstaan?
III. Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn? (Zorgvuldigheidsnorm)
IV. Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen?
Natraparrest
Rechtsregel: In sport- en spelsituaties gelden zwaardere eisen voor het aannemen van een
onrechtmatige daad. Indien een deelnemer echter een spelregel overtreedt door een abnormale en
gevaarlijke gedraging (in dit geval de trap nadat de bal al was gespeeld), kan er een onrechtmatige
daad worden aangenomen.
Zwiepende tak
Rechtsregel: De vraag of iemand voor een bepaald gevolg, dat is ontstaan door een gedraging van
deze persoon, aansprakelijk is, hangt af van de mate van waarschijnlijkheid dat het ongeval zich zou
voordoen. In dit geval was niet voorzienbaar dat een schop tegen een tak dit oogletsel zou
veroorzaken, waardoor Werink niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die Hudepohl
leed.
Taxusstruik
Rechtsregel: De maatschappelijke zorgvuldigheid moet zijn geschonden voor aansprakelijkheid.
Indien het om een plant of struik gaat, waar men de giftigheid niet van kent en niet van behoort te
kennen, strekt de maatschappelijke zorgvuldigheid niet zo ver dat deze persoon de plant of struik zo
onder zich moet houden dat deze geen gevaar oplevert. Beide mannen wisten in dit geval niet van de
giftigheid van de taxusstruik, en dit is ook niet iets wat zij zouden moeten weten. Zij zijn dus niet
aansprakelijk voor de schade; de maatschappelijke zorgvuldigheid is niet geschonden.