Omgevingsanalyse
Bruto binnenlands product (bbp)
• Wanneer in het nieuws de economie groeit bedoelt men dat het bbp is gestegen t.o.v. van
een voorgaande periode
• Bbp: de toegevoegde waarde van de uiteindelijke productie van goederen en diensten
binnen de geografische grenzen van een land in een bepaalde periode
Micro en macro economie
• Micro: individuele actoren maken beslissingen over hoe ze schaarse middelen zo goed
mogelijk kunnen inzetten
• Macro: al die individuele beslissingen samen hebben grote invloed op jezelf, bedrijven en de
samenleving
(maar als individu heb je geen invloed op de macro omgeving)
Macro omgeving
• Macro economische factoren hebben dus veel invloed, terwijl één individu zelf eigenlijk geen
invloed heeft op de macro omgeving.
Economie bestudeert:
• (Ir)rationele keuzes van mensen
• Het gebruik van geld
• Arbeid en kapitaal
• Inkomen
• Consumptie en allocatie van schaarse goederen en diensten
• Productie en investeringen
Belangrijk om te weten: Normatieve versus beschrijvende uitspraken
• Normatieve uitspraak: schrijft voor hoe iets
zou moeten zijn. Deze uitspraak is Let op: beschrijvende uitspraken kunnen dus
correct of incorrect zijn, maar zijn in ieder geval
waardeafhankelijk; hij is niet juist of onjuist,
te verifiëren (te testen).
maar volgt uit de normen en waarden van
degene die de uitspraak doet.
• Beschrijvende uitspraak: stelt vast hoe iets is, was of zal zijn. Deze uitspraak kan juist of
onjuist zijn, maar is (theoretisch gezien) te verifiëren ten opzichte van feiten.
Normatief of beschrijvend?
• Werklozen een uitkering geven is oneerlijk normatief
• De werkeloosheid is 8% beschrijvend
• De overheid moet inkomstenbelasting voor rijken verhogen om de armen te helpen
normatief
• Hogere inkomstenbelasting voor de rijken verhoogt economische groei beschrijvend
Economische modellen
• Omdat economie zo ontzettend veel variabelen kent, helpen modellen de complexe
werkelijkheid behapbaar maken.
• Dit betekent dat (bijna alle) economische modellen de werkelijkheid versimpelen en daarom
(meestal) met een flinke korrel zout genomen moeten worden.
– Ceteris paribus
,Vragen week 1
BESCHRIJF WELKE ELEMENTEN IN DE ECONOMISCHE WETENSCHAP WORDEN BESTUDEERD.
Er worden verschillende elementen bestudeerd in de economische wetenschap. Deze elementen
hebben invloed op elkaar. De economie is een belangrijk onderdeel van de bedrijfsomgeving.
Ondernemingen maken gebruik van de invloeden van consumptie, wisselkoersen, rente, inflatie,
grondstofkosten, overheidsinvloeden, lonen en veel andere algemeen economische variabelen. De
groei van de genoemde invloeden zijn meestal belangrijker dan de absolute waarden.
De verschillende elementen die in de economische wetenschap worden bestudeerd, worden in deze
opdracht beschreven aan de hand van de economische kringloop.
CONSUMENTEN
De koopkracht geeft aan hoeveel iemand gemiddeld kan kopen, dit is afhankelijk van het inkomen,
belastingen en waardevermindering van geld. De koopkracht stijgt wanneer het inkomen meer stijgt
dan de inflatie. De koopkracht daalt wanneer het inkomen daalt ten opzichte van de inflatie.
De prijs van een product komt tot stand door de vraag van consumenten en het aanbod van
producenten. Wanneer het aanbod groter is dan de vraag zal de prijs dalen en wanneer de vraag
groter is dan het aanbod zal de prijs stijgen. De vraag naar een product of dienst hangt af van de
koopkracht van gezinnen. Wanneer de koopkracht stijgt zullen bedrijven meer uit gaan geven en is er
meer vraag naar producten. Dit werkt hetzelfde in de tegenovergestelde richting.
Werk en werkloosheid wordt beïnvloed door de vraag en het aanbod van banen. Deze vraag en
aanbod van banen wordt beïnvloed door de vraag en aanbod van producten. Als er niet veel vraag is
naar een product of dienst zijn er ook geen nieuwe banen. Wanneer er wel veel vraag is naar een
bepaalde product of dienst dan is het aanbod van banen in deze sector ook groter.
Consumenten zijn ook deels producten omdat de eigenaren van bedrijven ook consumeren in andere
of dezelfde sectoren.
BANKEN:
Banken maken gebruik van geld, dit kan spaargeld zijn van consumenten maar ook investeringsgeld
zijn voor producenten. Geld is een smeermiddel van de economie het komt in alle kanten terug. Geld
is een product op zich omdat het in waarde kan stijgen en dalen.
OVERHEID:
Een progressief belastingstelsel is een systeem waarin mensen, naarmate zij meer verdienen, meer
belasting betalen. Personen die een hoger inkomen hebben betalen in procenten ook meer
belasting.
BEDRIJVEN:
In een bedrijf is de productie onmisbaar. Deze is verantwoordelijk voor het ontwikkelen of
verhandelen van een dienst of product die vervolgens aan de klant geleverd wordt. Daarom wordt
een producent ook wel gezien als een verschaffer van een product of dienst. Een product
kan verhandeld worden wat vervolgens zorgt voor het maken van omzet. Van de omzet worden er
kosten en belastingen afgetrokken. Hierna blijft het resultaat, ook wel rendement genoemd, over.
Vraag en aanbod zijn essentieel als het gaat om het verhandelen van producten of diensten. Zodra de
vraag hoog is en het aanbod laag kan er schaarste ontstaan. Dit betekent dat er een gering aantal
beschikbaar is van een product of dienst. Dit heeft vaak een prijsstijging tot gevolg. Een andere
definitie van het begrip schaarste is : een product is schaars wanneer er tijd of geld in wordt
gestoken.
,In een bedrijf zijn er verschillende productiefactoren. Productie resulteren in inkomen.
Arbeid wordt vaak verricht door personen die werk uitvoeren in een bedrijf. Arbeid wordt beloond
door het verkrijgen van loon.
Onder kapitaal vallen de productie middelen. Dit kan een bedrijfsauto zijn maar ook het gebouw,
machines en de inventaris vallen hieronder. Dit zijn middelen die bijdragen aan het
productieproces. De inkomensvorm van kapitaal is huur of rente. Onder natuur vallen de
grondstoffen die in een productieproces worden gebruikt. Ook de grond waarop het bedrijf
bijvoorbeeld is gevestigd valt onder natuur. De inkomensvorm van natuur is
pacht. Onder ondernemerschap valt de ondernemer zelf. Ook wel de eigenaar van het bedrijf. Door
te ondernemen wordt er rendement gerealiseerd. Rendement is dus een inkomensvorm van het
ondernemerschap.
BUITENLAND:
Omdat bedrijven natuurlijk in het binnenland en het buitenland zaken doen maken zij gebruik van
export en import. Deze import en export bestaan vooral uit goederen en diensten. Import is het
kopen van producten uit andere landen en export is het verkopen van producten en diensten naar
andere landen.
, Verschillende industriële revoluties
1e: Stoomtijdperk (1780 tot 1900). Massaproductie (standaardisatie en vereenvoudiging),
massamigratie
2e: Transportrevolutie (1840 tot 1940). Spoor- en waterweginfra (mogelijk door staal)
3e: Wetenschappelijke revolutie (1860 tot 1970). Elektriciteit, telefoon, radio, TV. Chemische
producten (oa brandstoffen), geneesmiddelen, bouwmaterialen
4e: Computertijdperk (1950 tot heden)
5e: Massamaatwerk (2005 tot 2040). Mix tussen industriële en dienstverlening (mass-
customisation and personalization of industry)
1500 – 1820
Wetenschappelijke innovaties
Gemechaniseerde productiemethodes kwamen op
Arbeidsdeling (Smith)
Ontstaan banken (investeringen)
Rijkdom door kolonialisme
1820 – 1870 Industriële revolutie en Kapitalisme
BBP stijgt met 1% per jaar
Slechte arbeidsomstandigheden
Kinderarbeid
Kapitalisme (de economie wordt georganiseerd door de kapitalisten oftewel diegenen die de
kapitaalgoederen (machines) bezitten)
Tegenbeweging: Marx (centraal geleide economie)
1870 – 1913 Hoogtijdagen
Opkomst van de massaproductie
Technologische uitvindingen
Opkomst zware- en chemische industrie (elektriciteit, verbrandingsmotoren, kunstmest,
synthetische stoffen
Lopende band
Grote daling van de kosten pep
Wetten arbeidsomstandigheden
Werkloosheidswet
Werktijden regeling
Beperkte aansprakelijkheid bedrijven
o Dit heeft geleid tot nog meer groei, meer economische en politieke stabiliteit
1914 – 1945 Grote beroering
Wereldoorlog 1
Globalisering door Imperialisme in plaats van door marktwerking
Rusland: Revolutie (onteigening private eigendom productiemiddelen)/centraal geleide
economie/begin grote groei van de economie
Grote Depressie van 1929
Productie daalde tientallen procenten
Depressie met name ontstaan door grote afname internationale bestedingen (als gevolg van
het vasthouden van de landen aan een sluitende begroting). De landen bezuinigden omdat
de belastinginkomsten verminderden…..een weg omlaag
1945 – 1973: Gouden Eeuw van het kapitalisme