Diversiteit in de samenleving
Hoofdstuk 3 – Het ontstaan van de diverse samenleving
3.1 Immigratieprocessen in Nederland en België in de 20 ste eeuw
“Migratie is de inkt waarmee sommige van de allermooiste hoofdstukken van de menselijke
geschiedenis geschreven worden.”
Klassieke economische ontwikkelingstheorie verklaart migratie van landen met een laag inkomen
naar landen met een hoger inkomen.
Vrijwillige migratie is het permanent verwisselen van vaste verblijfplaats door huwelijk,
gezinshereniging, of behoefte aan verandering.
Semivrijwillige migratie dan migreert iemand vanwege gebrek aan werk of toekomstperspectief,
uit onvrede met de bestaande situatie in zijn land.
Onvrijwillige migratie men wordt gedwongen om zijn/haar eigen land te verlaten omdat er een
dreiging heerst, politiek dan wel anderszins.
Push factoren het gebrek aan economische ontwikkeling of perspectief opwerk of politieke
repressie.
Pull factor zijn de factoren die de migrant trekken naar het land van aankomst, zoals
werkgelegenheid, politieke, religieuze en seksuele vrijheid naast een persoonlijk netwerk waarbij
integratie kan worden gestimuleerd.
Historisch-structurele benadering beschrijft migratie als de mobilisatie van goedkope arbeiders
naar de rijke landen. Het gaat hierbij om de ongelijke verdeling van economische en politieke macht
tussen landen in de wereld.
Migratiesysteemtheorie benadert migratie op zowel micro-, als meso-, als macroniveau. Migratie
wordt in deze theorie systemisch benaderd aan de hand van gedeelde geschiedenis van landen.
3.1.1 Migratie naar Nederland vanaf 1945
Er zijn 3 soorten migranten, migratiestromingen
Migranten afkomstig uit de oude koloniën
In 1949 werd Indonesië een onafhankelijk land. Tussen 1946 en 1962 kwamen ongeveer
300.000 tot 350.000 mensen naar Nederland, de zogenoemde Indische Nederlanders.
Tweede groep die naar Nederland zijn gekomen zijn de Molukkers, zij kwamen rond 1951.
Dit ging om ongeveer 12.500 mensen. Zij hebben nog lang last gehad van werkeloosheid en
een relatief laag opleidingsniveau.
Suriname is nog tot 1975 een afhankelijk land van Nederland geweest. In het begin kwamen
ze alleen om te studeren naar Nederland, later ook door de slechte economische status.
Als laatste groep hadden we nog de migranten afkomstig uit de Antillianen en Arubanen.
Tussen 1970 en heden kwamen er in de eerste plaats vooral studenten, daarna kwamen ook
laaggeschoolde jonge mannen, mannen van middelbare leeftijd en alleenstaande moeders.
Arbeidsmigranten uit het mediterrane gebied
Midden jaren 1950 had ook Nederland een gebrek aan laaggeschoolde arbeiders. Er was
vooral een tekort in de arbeidssectoren; infrastructuur, en bedrijfstakken zoals de
scheepsbouw, de mijnen of textielindustrie. Ze besloten gastarbeiders uit te nodigen en
daarnaast kwamen ook buitenlandse werknemers uit het mediterrane gebied. De komst van
migranten uit vooral Turkije en Marokko is in 1973 gestopt door de effecten van de oliecrisis.
Migranten uit Italië, Spanje of Griekenland zijn uiteindelijk terug gegaan naar eigen land.
Turkse en Marokkaanse arbeiders besloten in Nederland te blijven. Hierdoor werden de
, eerste aanvragen voor gezinshereniging gedaan, in 1970 kwamen de eerste vrouwen en
kinderen naar Nederland. Ook is er vanaf de jaren 70 sprake van gezinsvorming.
Eind 2015 waren er in Nederland 3.665.321 mensen met een migratieachtergrond.
396.555 van Turkse afkomst, 380.755 van Marokkaanse Nederlanders.
Asielzoekers en vluchtelingen
3.1.2 Migratiebeleid in Nederland vanaf de jaren 80 en de multiculturele
samenleving
Begin jaren 80 begon het debat over het integratiebeleid. Er moest een overheidsbeleid komen dat
de nieuwkomers ging helpen om te integreren in de Nederlandse samenleving. In 1983 kwamen de
eerste maatregelen, gericht op rechtspositie, maatschappelijke participatie en de aanpak van de
sociaal economische achterstand.
1989 werd vastgesteld dat het geen verbetering zou hebben voor de nieuwkomers. Vanaf dat
moment wordt in het overheidsbeleid de nadruk geld op2 aspecten; het vinden van werk als middel
om de integratie te bevorderen en het ontwikkelen van educatieve programma’s en verschillende
maatregelen voor nieuwkomers. 1996 kwam het inburgeringsprogramma tot stand.
Multiculturele samenleving beleidsfilosofie waarin de verschillende leden van een samenleving en
de verschillende culturen op een gelijkwaardige manier naast elkaar bestaan. Er wordt ruimte
gegeven aan de gewoontes en tradities van de verschillende bevolkingsgroepen. Tolerantie en
acceptatie van de ander staan centraal.
Verdrag van Schengen een overeenkomst vanaf 1992 tussen de EU-landen om het vrije verkeer
van personen, goederen en kapitaal mogelijk te maken.
Ongedocumenteerde mensen dit zijn onder anderen vreemdelingen wier verblijfsvergunning is
verlopen, stateloze mensen, uitgeprocedeerde asielzoekers of gescheiden vrouwen die geen
onafhankelijke verblijfsvergunning hebben gekregen. Ze zijn in principe uitgesloten van sociale
voorzieningen, maar vaak krijgen ze de steun van vrijwilligersgroepen en kerkelijke organisaties.
3.1.3 Migratie naar België vanaf 1945
Tot aan de eerste wereldoorlog had amper 3.5% van de bevolking een andere nationaliteit dan de
Belgische. Vanaf 1920 waren het voornamelijk de Italianen en Oost-Europeanen die naar België
kwamen om in de industrie en landbouw te werken. Na de tweede wereldoorlog zocht de overheid
buitenlandse gastarbeiders, dit waren vooral Italianen en Polen. In de jaren 50 werden er ook
Spaanse, Griekse en Portugese arbeidskrachten geworven.
In de jaren 60, the golden sixties, bleef de economie groeien. In 1964 tekende de Belgische regering
twee tewerkstellingsakkoorden met Marokko en Turkije. Laagopgeleide mannen kwamen werken in
de mijnbouw, bouwsector, industrie en dienstensector.
Naast gastarbeiders was er nog een andere stroom migranten. Zij kwamen uit de voormalige
Belgische kolonie Congo, als gevolg van de onafhankelijkheid en de kolonisering. De meesten van
deze migranten waren terugkerende Belgen.
1 januari 2015 kwam 15% van de nieuwkomers uit Italië, 13 % uit Frankrijk en 12% was Nederlander.
Natuurlijk zijn er in België ook mensen zonder papieren, in 2007 was de schatting van 100.000
mensen.
3.1.4 Migratiebeleid in België vanaf de jaren 80 en de multiculturele samenleving
Het migratiebeleid in België is georganiseerd op federaal niveau (bondgenootschappelijk) en is
opgericht om de migratiestroom te beheersen en misbruik van de wetgeving te voorkomen.
, In de jaren 80 van de vorige eeuw ontwikkelde België een algemeen integratiebeleid. Het werd
gezien als een tijdelijk iets en het was minder gericht op de permanente vestiging van nieuwkomers
in België.
De staatkundige structuur van België, waarbij er een federale regering is, maar er daarnaast ook
beleid bepaald wordt vanuit de drie gewesten en drie gemeenschappen, maakt dat er verschillende
verantwoordelijk kunnen zijn voor beleid.
Federale verantwoordelijkheid landelijk niveau
Integratie regionale regeringen
Hierdoor ontstonden er verschillen in beleid. Vlaanderen lijkt meer op het Nederlandse beleid en
Wallonië op het Franse beleid. Het Vlaamse immigratiebeleid kent 3 hoofddoelen: emanciperen,
toegankelijk maken en samenleven in diversiteit.
In 2003 schreef de toenmalige regering voor het eerst een specifiek beleid voor nieuwkomers. In het
regeerakkoord was dit opgenomen onder het kopje ‘tolerante samenleving’. Het bestrijden van
misbruik en fraude staat centraal in dit beleid. Een andere belangrijke pijler is het gedeeld
burgerschap.
3.2 Asiel in Nederland en België
3.2.1 Het verdrag van Genève: wat is een vluchteling, wat is een asielzoeker?
Het verdrag van Genève, ofwel het vluchtelingenverdrag, in 1951 ondertekend
door ruim 100 landen, was gericht op de vluchtelingen als gevolg van de tweede
wereldoorlog. Ondertussen is in 1967 de tekst aangepast. Het verdrag is van
toepassing op iedere persoon die als vluchteling wordt gezien.
Het verdrag definieert een vluchteling als: “die, (…) uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn
ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging,
zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land
niet kan of, uit het hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen
nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had,
daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.
Een persoon die het thuisland ontvlucht en asiel aanvraagt in Nederland of België, is in eerste
instantie een asielzoeker. Pas daarna kan, na onderzoek, aan deze persoon de status van vluchteling
worden toegekend volgens het gedrag van Genève.
3.2.2 Asielbeleid in België en Nederland tussen 1945 en nu
Verschillende groepen immigranten ontvangen. In de jaren 1980 en 1990 is het aantal asielvragen en
erkende vluchtelingen sterk gestegen vanwege de oorlogen in Irak, Iran, Somalië, Afghanistan en de
politieke onderdrukking van Koerden. zorgde voor recordaantal
Vluchtelingproblematiek is nog altijd groot, ondanks de afsluiting van de Balkanroute naar Europa en
de ondertekening van het Vluchtelingenverdrag tussen de EU en Turkije met als doel het aantal
vluchtelingen te beperken.
3.2.3 Diversiteit in de 21e eeuw
Vroeger werd migratie gedefinieerd als het permanent verwisselen van verblijfplaats.
De jaren 1980 en 1990 en het begin van de huidige eeuw worden getypeerd door de groei van het
aantal zogenoemde tweede- en derdegeneratieallochtonen in NL en België kinderen en
kleinkinderen van de arbeidsmigranten en migranten afkomstig uit de oude koloniën (jaren 60 en 70)
die in Europa geboren zijn, van wie een deel zelfs nooit in het herkomstland van de ouders is geweest