Constitutioneel recht
Blok 1 Kenmerken en grondslagen van de gedecentraliseerde eenheidsstaat
Leereenheid 1 - Staatsbegrip en staatsvormen
Het staatsrecht is het primaire recht dat betrekkingen binnen de overheid en betrekkingen tussen de
overheid en onderdanen regelt. In het staatsrecht is geen specifieke grondslag voor de legitimiteit
van de overheid te vinden. Staatsrecht is het recht dat uitsluitend relaties regelt waarbij de overheid
betrokken is. In het volkenrecht is de staat een rechtssubject. In het privaatrecht is de staat een
rechtspersoon. Al het geldende recht (strafrecht, bestuursrecht etc.) is te herleiden naar de overheid.
Het verschil met het bestuursrecht is dat het staatsrecht meer regels bevat die betrekking hebben op
de totstandkoming, gelding en de handhaving van de rechtsnormen. Het staatsrecht is dan het
primaire, scheppende, funderende recht.
Het staatsrecht schept ambten. Indien niet duidelijk zou zijn welke ambten er zijn, welke
bevoegdheden ze hebben en hoe ze zich tot elkaar verhouden, zouden er snel groepen zijn die te
veel macht naar zich toe zouden trekken. Hoewel constitueren, attribueren en reguleren vaak
gelijktijdig plaatsvinden, bestaat er tussen de drie functies een chronologische volgorde. Allereerst
moet de overheid worden ingesteld door middel van de instelling van ambten (constitueren).
Vervolgens worden aan die ambten bevoegdheden toegekend (attribueren) en ten slotte worden er
grenzen gesteld aan de uitoefening van die bevoegdheden (reguleren).
Limitatieve karakter van de constituerende functie van het staatsrecht: het constitueren van ambten
en het attribueren van constituerende of andere overheidsbevoegdheden is slechts mogelijk op basis
van een constitutioneel rechtelijke grondslag, terwijl de uitoefening van overheidsbevoegdheden
slechts mogelijk is binnen de grenzen welke het constitutioneel recht daaraan heeft gesteld.
Soevereiniteit: ambten of overheidsverbanden die niet aan toezicht of normen afkomstig van derden
onderworpen zijn (nationaal recht). Volkenrechtelijke soevereiniteit wordt opgevat als
zelfstandigheid en onafhankelijkheid van andere staten. De staat heeft op zijn rechtsgebied de
overheidsmacht zonder inmenging van andere staten. Hier is in NL geen sprake van vanwege
verdragen. Het begrip soevereiniteit is ontstaan toen de rooms-katholieke kerk de grip op de
samenleving verloor. Het begrip wordt geassocieerd met een hoogste, ondeelbare ongebonden
macht of bevoegdheid. Deze zou dan toekomen aan een vorst. Later werd de soevereiniteit bij het
volk gelegd.
Leer van de Kompetenz-Kompetenz: de aard van het overheidsgezag is soeverein omdat zij de
bevoegdheid heeft om over de eigen bevoegdheid te beslissen. In Nederland berust de soevereiniteit
bij de grondwetgever, omdat de grondwetgever het enige orgaan is dat bevoegd is vrij en zelfstandig
de grenzen van de eigen bevoegdheid te bepalen. Bij de wetgever kan de soevereiniteit niet
berusten, omdat deze de procedurele en inhoudelijke grenzen vindt in de Grondwet.
Wanneer men zegt dat volgens de formule van de Kompetenz-Kompetenz in Nederland de
grondwetgever soeverein is, dan dient men daarbij wel te bedenken dat de grondwetgever soeverein
is binnen de constitutionele orde. Zijn bevoegdheid kent immers ook (zichzelf opgelegde) grenzen,
namelijk het internationaal recht, het EU-recht en (art. 5, tweede lid van) het Statuut.
Op rijksniveau berust de soevereiniteit bij de rijkswetgever als bedoeld in artikel 55 Statuut van het
Koninkrijk.
,Soevereine immuniteit: De rechter van een bepaalde staat is niet bevoegd kennis te nemen van
geschillen betreffende een overheidshandeling gepleegd door een vreemde staat, tenzij deze staat
de rechtsmacht van de rechter aanvaardt.
Om te kunnen spreken van een staat moet aan de volgende elementen zijn voldaan:
- er is een organisatie
- die gezag uitoefent
- over een groep mensen
- op een bepaald grondgebied
Er zijn drie manieren waarop staten kunnen ontstaan of teniet gaan:
- De eerste is die waarin een bestaande staat zich opdeelt in kleinere staten. De oorspronkelijk
staat gaat daarbij teniet. Zie > voormalige Sovjet-Unie.
- De tweede is het opgaan van een of meer staten in één staat. Denk bijvoorbeeld aan de
vereniging van de Bondsrepubliek Duitsland met de voormalige DDR.
- De derde mogelijkheid is de theoretische mogelijkheid dat een staat ontstaat op een territoir
gebied met een bevolking, dat daarvoor niet onder enige staat viel.
De geldigheid van de staat blijft afhankelijk van de naleving daarvan, met name door de ambten die
met de uitvoering hiervan zijn belast. De grens van het staatsrecht is hiermee bereikt. Immers, de
constitutie (staatsbestuur) kan niet afdwingen dat zij wordt nageleefd. De belangrijkste functie van
een constitutie is het tegenaan van absolutisme en de totalitaire staat (één iemand heeft de
volledige macht).
Criteria voor het erkennen van een staat:
- Er moet zijn voldaan aan de kenmerken van een staat (een groep personen, een bepaald
grondgebied en effectief overheidsgezag). Het hebben van ´staatskarakter´ is een harde eis.
- Inhoudelijke criteria, zoals democratische regeringsvorm en waarborging van grondrechten.
Deze inhoudelijke criteria zijn geen harde eisen, maar door sommige staten gestelde
voorwaarden voor erkenning van een bepaald land als staat.
- De nationale en internationale politieke verhoudingen.
Er is pas sprake van een staat als er een overheid is. Erkenning van een staat impliceert de erkenning
van de regering van de desbetreffende staat en erkenning van een overheid impliceert de erkenning
van ´haar´ staat.
Leereenheid 2 - Grondslagen van het constitutioneel recht
Legaliteitsbeginsel: handelen van bevoegd gezag moet gebaseerd zijn op een voorafgaande
algemene regel. Afgezien van de situatie van staatsnoodrecht kan in het ongeschreven recht geen
grondslag voor overheidsbevoegdheden worden gevonden omdat de overheid zich anders
willekeurig bevoegdheden zou kunnen toe-eigenen en ongecontroleerd nieuwe regels opstellen.
Overheidsbevoegdheden dienen daarom altijd te herleiden zijn tot het geschreven recht.
Convention: vast gedragspatroon of een vaste praktijk
Constitutionalisme: verdeling van overheidsbevoegdheden over meerdere ambten.
- Eenheidsstaat: één grondwet en één centraal overheidsorgaan
- Federale staat: één overkoepelende grondwet en ministaten (VS)
- Confederale staat: Volkenrechtelijk samenwerkingsverband van soevereine staten o.g.v. een
verdrag (EU)
Rechtsstaat: begrenzing van de uitoefening van overheidsbevoegdheden
, - Legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet gebaseerd zijn op een wetgeving.
- Verbod van terugwerkende kracht: er moet een voorafgaande algemene regel zijn ten
aanzien van burgers belastend overheidsoptreden.
- Geen regelgeving en uitvoering in één hand
- Democratie
- Trias politica: wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht en rechtspraak door
onafhankelijke rechters
- Klassieke grondrechten
Verdeling van de macht (constitutionalisme). Bevoegdheden worden toegekend aan verschillende
ambten, die allen onderworpen zijn aan dezelfde afspraken (rechtsstaat). De burger blijft de controle
houden over deze machtsverdeling en de manier waarop deze vorm krijgt (democratie).
Grondrechten
De klassieke grondrechten willen de totalitaire staat voorkomen door bepaalde privésferen van de
burgers te beschermen tegen overheidsbemoeienis. Zij vormen ten opzichte van de overheid de
vrijheidssfeer van de burgers. De sociale grondrechten zijn gericht op overheidsinterventies, terwijl
de rechtsstaatgedachte juist tempering van overheidsmacht beoogt. Sociale grondrechten passen
wel in de rechtsstaatgedachte indien zij de positie van de burgers tegenover de overheid versterken,
dat wil zeggen indien zij bijdragen aan de vrijheidssfeer van de burgers.
De overheid kan ook optreden als rechtspersoon jegens andere rechtspersonen. Deze
rechtshandelingen en feitelijke handelingen worden door het privaatrecht aan het overheidsverband
toegerekend. De privaatrechtelijke rechtshandelingen zorgen voor rechten en plichten voor het
overheidsverband en niet voor het ambt. Het ambt treedt slechts op als vertegenwoordiger van het
overheidsverband. Als er een onrechtmatige daad ontstaat, zal er voor het overheidsverband
waarvan het ambt deel uitmaakt een schadevergoedingsverplichting ontstaan
Voor de toepassing van het strafrecht worden sommige overheidsverbanden echter als een
bijzondere categorie rechtssubjecten beschouwd. Zo kan de staat zelf niet strafrechtelijk worden
vervolgd. Op basis van het Volkelarrest kan worden geconcludeerd dat de staat voor al zijn
handelingen strafrechtelijke immuniteit geniet. Deze volledige strafrechtelijke immuniteit geldt
uitsluitend voor de staat. Betreffende de andere overheidsverbanden dient een onderscheid te
worden gemaakt tussen de overheidsverbanden die een openbaar lichaam zijn in de zin van
Hoofdstuk 7 Grondwet en de overige openbare lichamen.
Doordat de Grondwet de ‘bestendige’ wil van het volk vertegenwoordigt, worden impliciet
bevoegdheden in het leven geroepen door het volk. In staatsrechtelijke termen is dan sprake van
attributie of toedeling van originaire (oorspronkelijk, zelfstandig) bevoegdheid aan een
overheidsambt. Deze publieke bevoegdheid kan, als de originaire bevoegdheidstoedeling zich daar
niet tegen verzet door dat ambt worden overgedragen aan een ander ambt. Als dat gebeurt, is
sprake van delegatie. Naast de overdracht van bevoegdheid kan een ambt zijn bevoegdheid ook laten
uitoefenen door een ander, meestal een ondergeschikte. In dat geval is sprake van mandaat. Degene
die de bevoegdheid uitoefent, de mandataris, doet dat in naam en onder verantwoordelijkheid van
het ambt aan wie de bevoegdheid toekomt, de mandans.
Organieke besluiten: de wetten die tot stand zijn gekomen in opdracht van de Grondwet (ongeacht
of deze besluiten een constituerende functie vervullen).
➢ Bijv. provinciewet, gemeentewet etc.
Materiële betekenis van dit besluit: alle besluiten die een primaire constituerende functie vervullen,
ongeacht of deze besluiten zijn vastgesteld krachtens een grondwettelijke opdracht en of deze
besluiten formele wetten of avv’s zijn.
, ➢ Bijv. Politiewet, reglementen van orde van tweede kamer etc.
HR 25 januari 1994, NJ 1994, 598 (Vliegbasis Volkel)
Er is teveel brandstof in de opslagreservoir gepompt waardoor deze is overstroomd. Dit heeft
bodemontreiniging tot gevolg > overtreding wet bodembescherming. De overheid was
verantwoordelijk en werd aansprakelijk gesteld voor deze overtreding.
Rechtsvraag: Kan de staat strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden voor haar handelen?
De overheid bezit strafrechtelijke immuniteit als er voldaan is aan drie voorwaarden:
- Er is sprake van een openbaar lichaam
- Aan dit lichaam zijn overheidstaken verbonden
- Het lichaam handelt om de opgedragen taak uit te voeren
Rechtsregel: de staat is niet strafrechtelijk vervolgbaar.
HR 27 juni 1986, AB 1987, 241 (Methadonbrief)
Inspecteur van volksgezondheid verstuurd een brief naar alle artsen waarin staat hoe om te gaan
met opiumverslaafden en het voorschrijven van Methadon. Een arts volgde deze instructies niet op
en schreef alsnog Methadon voor aan een verslaafde. Er is een nogmaals een brief verstuurd door de
inspectie aan apothekers om voorgeschreven recepten van een arts voor Methadon niet meer uit te
voeren.
Rechtsvraag: Handelt de inspectie op basis van een wettelijke bevoegdheid?
Voor vaststelling van beleidsregels moet er bestuursbevoegdheid zijn. De inhoud van de brief is een
advies en kan niet als AVV gezien worden. Er is geen wetsbepaling waar de inspecteur een bindende
bevoegdheid op kan baseren.
Rechtsregel: Voor het vaststellen van een beleidsregel is er een bestuursbevoegdheid nodig.
Leereenheid 3 - Staatsvormen en regeringsvormen
Decentralisatie: lagere overheden mogen eigen beleid maken en regels opstellen waar burgers aan
zijn gebonden. Ze zijn hiërarchisch niet ondergeschikt aan de centrale overheid. Ze zijn wel gebonden
aan nationale wetgeving en tevens kan de centrale overheid een besluit vernietigen.
Deconcentratie: een ambtelijke dienst wordt territoriaal of functioneel binnen een overheidsverband
gespreid maar blijft ondergeschikt aan het gezag dat aan het hoofd staat van de dienst.
Centraal bestuur in Nederland: regering
Decentraal bestuur in Nederland: gemeenten, provincies en waterschappen
Staatsvorm heeft twee betekenissen:
- op welke wijze het staatshoofd wordt aangewezen/gekozen
o Republiek: het staatshoofd wordt anders dan door erfopvolging geregeld
o Monarchie
- de mate van territoriale spreiding van overheidsbevoegdheden over de overheidsverbanden
o (gedecentraliseerde en gecentraliseerde) eenheidsstaat
In een gecentraliseerde eenheidsstaat (Frankrijk) wordt alle overheidsbevoegdheid uitgeoefend
binnen één overheidsniveau. Wel kan sprake zijn van meer of minder vergaande spreiding van
bevoegdheden in de vorm van deconcentratie: bevoegdheden van de centrale overheid worden
uitgeoefend door regionale ambtenaren of diensten krachtens mandaat, attributie of delegatie.