Zeer goede en duidelijke samenvatting!! Vooral de belangrijkste begrippen staan hier heel duidelijk en overzichtelijk in beschreven. Ik heb met deze samenvatting mijn tentamen met een 7/8 afgerond!!
H1. Levensloop en ontwikkeling
Ontwikkelingspsycholoog: is op zoek naar algemene wetmatigheden in de ontwikkeling
van kinderen en adolescenten.
Levenslooppsycholoog: wil de factoren identificeren en beschrijven, die invloed uitoefenen
op het leven van mensen en die bepalen hoe het leven van een individu eruitziet.
Metatheorie: reflecteert een specifiek mens/wereldbeeld.
4 modellen:
1. Atomitistisch- mechanistische model: de mens als machine of motor. De mens is
een passieve robot afhankelijk van de input van de omgeving en door die omgeving
wordt aangestuurd en gevoed.
2. Holistisch-organismische model: de mens als rijpend zaad. Een groeiend
organisme op weg naar volwassenheid.
3. Contextualistische model: de mens in zijn context. De mens wordt bepaald door
zijn omgeving en de tijd waarin hij leeft. Dit maakt de mens tot wie hij is.
4. Relationistische model: de mens, het organisme, wordt gezien als een open
systeem dat voortdurend en veelvoudig interacteerd met andere systemen.
Het groeimodel: een kwantitatieve toename van de verschillende vaardigheden.
Stagnatie model: op een bepaalde leeftijd stijgt de ontwikkeling niet meer. Maar blijft gelijk.
Trapeziummodel: ontwikkeling stijgt, blijft even gelijk, en daalt
Stadium(ladder)model: ontwikkeling gebeurd stapsgewijs waarbij de stappen leiden tot
kwalitatieve veranderingen.
Differentiatiemodel: gedragspatronen worden in de loop van de ontwikkeling steeds meer
verfijnd en gespecialiseerd. (taalontwikkeling, motorische ontwikkeling)
Levensloopmodel: ontwikkeling komt voort uit biologische, sociale en persoonlijke factoren.
Grote inter-individuele variatie en een open einde.
Webmodel: er ontstaan nieuwe verbindingen, waarbij ouder verbindingen soms verloren
gaan. Je kan naar verschillende niveaus en richtingen en moet soms terug naar oude
draden. Staat voor individuele ontwikkeling.
5 niveaus van menselijke ontwikkeling:
1. Microgenetisch: ontwikkeling op celniveau, organen en hersenen.
2. Ontogenetisch: individuele ontwikkeling gedurende de levensloop.
3. Sociogenetisch: ontwikkeling van menselijke gemeenschappen en culturen.
4. Antropogenetisch: ontwikkeling van de menselijke soort.
5. Fylogenetisch: ontwikkeling van biologische soorten.
Ontwikkeling is levenslang, multidimensioneel, multidirectioneel en multigedetermineerd.
5 factoren die menselijk gedrag beinvloeden:
, 1. Fylogenetisch (evolutionair)
2. Ontogenetisch (ontwikkelingsstatus)
3. Ervaring
4. Cultureel
5. Individueel
3 andere factoren:
1. Normatieve leeftijdsgebonden invloeden.
2. Normatieve historisch gebonden invloeden.
3. Niet-normatieve invloeden. (niet normaal, niet vaak)
Biologische timing: gemiddelde kalenderleeftijd waarop een biologische ontwikkeling zich
voordoet.
Psychologische leeftijd: de ervaren tijd, de belevingstijd
Subjectieve leeftijd: hoe oud je denkt, wilt zijn. Anders dan de werkelijkheid.
Sociale leeftijd: leeftijdsgebonden verwachtingen over gedrag die jijzelf en anderen hebben.
5 soorten ontwikkelingen:
1. Fysiologisch: lichamelijk
2. Cognitief: vaardigheden
3. Emotioneel: gevoelens
4. Persoonlijkheid: karaktereigenschappen/identiteit
5. Sociaal: mensenkennis, relaties
Time-lag methode: met tussenpozen worden groepen mensen onderzocht die een
bepaalde leeftijd bereikt hebben. (bv. om de 5 jaar een groep mensen kiezen die dat jaar 65
zijn geworden).
Voordeel: geeft een goede stand van zaken op ene bepaalde leeftijd.
Nadeel: geeft geen ontwikkelingsverloop.
Identiteit wordt nog volop geëxploreerd.
Sterk op zichzelf gefocust.
Feeling in between (wel/niet volwassene)
Mogelijkheden
Is gericht op en eindigt met op eigen benen staan
Biologische verloopt asynchroon: de verschillende fysiologische functies kennen ieder
hun eigen unieke ontwikkelingsverloop.
Vita maxima: maximale prestatie
Evolutionaire theoriën: proberen het verouderen te verklaren vanuit het idee van natuurlijke
selectie: organismen die zich goed aan kunnen passen aan hun omgeving hebben over het
algemeen een grotere kans om te overleven dan de minder goed aangepasten. Veroudering
is het zichtbare gevolg van de afnemende kracht om zich aan te passen aan die omgeving.
, Reliabilty theory: elk systeem krijgt op den duur problemen, ook al is het onderhoud goed.
Compressie van ongezondheid: de gezonde levensverwachting stijgt sneller dan de totale
levensverwachting. Het aantal ongezonde jaren neemt dan af.
Expansie van de ongezondheid: wanneer de ontwikkeling van de gezonde
levensverwachting achter blijft bij de totale levensverwachting.
Laagopgeleiden leven aanzienlijk korter en minder in goede gezondheid dan hoog
opgeleiden.
Alleroudste bewoners van een goede bevolkingsregistratie worden ongeveer 120.
Je kan biologisch gezien het beste kinderen krijgen tussen 25- 30 jaar, kans op afwijkingen
en miskramen het kleinst en daarna daalt ook de vruchtbaarheid.
Kinderloosheid is gegroeid.
Seksuele moratorium: nieuwe fase in de seksuele ontwikkeling. Snel op één volgende
‘vaste’ relaties van korte duur.
Seksualiteit is op jongvolwassen leeftijd het hoogst. Seksuele activiteiten komen de gehele
levensloop voor, vooral binnen vaste relaties.
Schaie onderscheidt binnen de levensloop 4 opeenvolgende fasen in het denken:
1. Acquisitiefase(0-20 jaar): gericht op kennisverwerving
2. Toepassingsfase: toepassen van kennis in verschillende situaties.
3. Verantwoordelijkheidsfase: uitbreiding van de verplichtingen naar anderen op het
werk, maatschappij en thuis. Kennis wordt nu meer gebruikt ten gunste van anderen.
4. Re-intergratieve fase (oudere volwassenen): gericht op herovering van bestaande
interesses, houdingen en waarden. Stelt zich de vraag òf hij iets moet weten of niet
perse.
Complex postformeel denken: zich ervan bewust zijn dat er niet 1 enkele waarheid bestaat
en dat elke waarheid een subjectief element bevat. Deze manier van denken is effectiever
dan het formeel logisch denken.
2 verschillende manieren op met kennis om te gaan:
Adaptors: hebben de neiging de wereld te accepteren zoals het is.
Innovators: proberen om de situatie naar hun hand te zetten en proberen grip
te krijgen door oplossingen te bedenken.
Cognitieve expertise: kennis die wordt opgedaan op een specifiek gebied, bv. techniek of
handel.
Emotionele ontwikkeling: toenemende capaciteit van een persoon om zijn eigen emoties te
onderscheiden en meer grip op te krijgen. Ook de groei van vaardigheden om de emoties
van anderen te onderkennen en te duiden speelt hierbij een rol.
Affect: patroon van waarneembaar gedrag waarmee een emotie, gevoel tot uitdrukking
wordt gebracht.
2 typen emoties:
Primaire: onbewuste emoties, die automatische worden gebruikt in bepaalde
situaties. Het zijn aangeboren basisemoties: angst, woede, verdriet, vreugde.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maloudevelde. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.