Methodisch handelen
H1.
Methodisch werken: een manier om de weg die je aflegt om tot je doel
te komen, zo goed mogelijk controleerbaar te houden en structuur aan te
brengen die voor jou en anderen begrijpelijk is.
4 kenmerken:
1. Doelgericht: zonder doel is er geen sprake van methodisch
handelen
2. Systematisch: verfijnen
3. Procesmatig: aansluitend bij je stappen
4. Bewust: iedere fase van je ontwerp van je stappenplan kunnen
onderbouwen
Voordelen:
- vooruit kijken
- je proces inzichtelijk maken voor een ander
- eigen handelen kunnen evalueren en bijstellen
- proces overdraagbaar aan anderen
Methodiek: overzicht van meerder methoden
Kennis, kunde en vaardigheden geven je visie vorm.
Regulatieve cyclus: voldoende neutraal kader waarin we competities
vergelijken en waarin competities uit diverse profielen tot hun recht
komen.
3 gemeenschappelijke competities social worker:
1. in staat zijn een agogische/therapeutische of pedagogische relatie
met een individy aan te gaan, onderhouden, beindigen en kerntaken
uit te voeren.
2. Kerntaken op een methodische wijze uitvoeren
3. In staat zijn tot voortdurend evalueren en bijstellen van je
methodisch handelen en daarop dus reflecteren en verantwoorden.
Lineair model: doelformulering- stap 1 – stap 2 – stap 3 – eindresultaat.
Er is dus 1 werkwijze en een duidelijk doelresultaat.
Circulair model: meerdere rondjes over elkaar en dus cyclisch. Hierdoor
kun je cliënten langer begeleiden zonder het gevoel dat de cliënt je niet
kan volgen jij niet in staat bent om de cliënt te begeleiden.
,H2.
Door een visie: ben je in staat om je te ontwikkelen en onderscheden
van anderen en kun je een inspiratiebron zijn, richting geven en succes
hebben in wat je doet.
Je visie en missie: stemmen overeen en passen bij jou cliënt en
organisatie.
Intake periode: informatie verzamelen over de cliënt en je op de
hulpvraag oriënteren.
Vragen die je dan zou kunnen stellen:
- Wie is de aanmelder/verwijzer?
- Is er schriftelijk gemeld, per telefoon of in persoon.
- Wat zijn de biografische gegevens, ervaringspatronen en belevingen van
de cliënt?
- Wat is de leefsituatie?
- Toestemming vragen om andere info. bronnen te gebruiken
- Refereren, info. ophalen bij andere bronnen, bekenden van de cliënt
- Wat is de hulpvraag? Dit concretiseerd de insteek van de hulpverlener,
welke behoeften worden er niet bevredigt?
Maslov (westerse culturen) van boven naar onder:
1. zelfontwikkeling: verantwoordelijk voor eigen handelen
2. erkenning: aanzien, zelfrespect
3. acceptatie: zichzelf zijn, liefde
4. zekerheid: onderdak, inkomen
5. primaire behoeften: voedsel, rust, slaap, lucht
Pinto (niet westerse culturen) van boven naar onder:
1. eer: voorkomen van schaamte en schande
2. goede naam: eervol gedrag, bescherming familie eer
3. behagen groep: beleefbaarheid
4. elementaire behoeften: voedsel, rust, slaap, lucht
Vragen tot globale hulpvraag:
- huidige situatie en gewenste situatie
- vraagwoorden gebruiken, wie wat etc.
- eenvoudige vragen
, Vrijwillige cliënten: beseffen het probleem en dat ze een ander nodig
hebben en werken actief mee.
Onvrijwillige cliënten: beseffen het probleem niet, willen geen hulp en
ook niets veranderen.
H3.
Micro niveau: een persoon of kleine groep
Meso niveau: de omgeving waarbinnen de hulpverlening georganiseerd
wordt. Je hebt dan iets meer afstand van de cliënt en directe omgeving.
Cliënt heeft problemen met organisaties of met zijn omgeving in ruimere
zin.
Macro niveau: op grote afstand van de cliënt, maatschappelijke
ontwikkelingen.
Drie werelden model
‘’1e bakje’’: alles uit de objectieve wereld, feitelijke kennis.
‘’2e bakje’’: alles uit de subjectieve wereld, belevingen, emotionele
ervaringen.
‘’3e bakje’’: alles uit de sociale wereld: waarden en normen, moreel besef.
Voordelen van een situatie projectmatig aanpakken:
- beter vooruitkijken
- je maakt een ander inzichtelijk in welk proces je wilt volgen
- je kunt je eigen handelen evalueren en op grond daarvan eventueel je
proces bijstellen
- je maakt je proces overdraagbaar naar anderen
Doel analyse fase: op een methodische wijze naar de cliënt kijken en
nadenken over de wijze waarop de hulp georganiseerd gaat worden.
SMART:
S; Specifiek
M: Meetbaar
A: Acceptabel
R: Realistisch
T: Tijdsgebonden
H4.
2 manieren om tot een probleem stelling te komen: