Bestuursrecht AB klassiek
NR 42: Stichting bevordering kwaliteit leefomgeving Schiphol
1. Casus
In deze casus gat het om een stichting ‘Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schipholregio’. De
stichting is opgericht door de provincie Noord-Holland en NV Luchthaven Schiphol. De stichting had
de mogelijkheid gekregen in ernstige gevallen uitkeringen te doen in natura.
2. Rechtsvraag
De vraag die in deze zaak aan de orde is, is of de stichting aangemerkt kan en moet worden als
bestuursorgaan in de zin van het Awb. Dit brengt namelijk mee dat de Awb van toepassing is. De
uitspraak is onderdeel van de publieke-taakjurisprudentie.
3. Silicose
De vragen omtrent deze materie starten bij het Silicose-arrest (CLI:NL:RVS:1995:ZF1850). In deze
zaak moest de bestuursrechter zich buigen over een situatie waar stichtingen werden ingezet in de
overheidspraktijk van financiële steunverlening. De overheid deed dit dus niet direct, maar er werd
een stichting tussen de overheid en de burgers geplaatst. Zij kregen op hun beurt beschikking over
overheidsgeld en verdeeld deze aan de hand van criteria die mede door de overheid waren bepaald.
De vraag was nu of de stichting als bestuursorgaan kon worden aangemerkt. Zonder nadere invulling
van de rechtsbetrekking on echter niet een onrechtmatige beslissing van de stichting daadwerkelijk
gekwalificeerd worden als onrechtmatige overheidsdaad. De bestuursrechter moet daarom beslissen
dat een beslissing van de stichting als besluit kon worden aangemerkt, anders heeft hij geen
rechtsmacht over de zaak.
In het silicose arrest kwalificeert de bestuursrechter de beslissing als een besluit in de zin van artikel
1:3 lid 1 Awb aan de hand van de financiële relatie (geld van de overheid) die er bestaat en de
inhoudelijke relatie (invloed van de overheid op besteding).
Het debat om deze materie laaide na een aantal jaren behoorlijk op.
4. De afdeling over de Stichting Bevordering Kwaliteit Leefomgeving Schipholregio
4.1 Het legaliteitsbeginsel
De Afdeling bestuursrechtspraak neemt in deze casus het legaliteitsbeginsel als uitgangspunt.
‘Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is een orgaan van een
privaatrechtelijke rechtspersoon een bestuursorgaan als dat orgaan met openbaar gezag is bekleed.
Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen
van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel
slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift
ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan.’
Met andere woorden, ben je wettelijk gezien niet aangewezen als bestuursorgaan, dan ben je dat
dus ook echt niet. Echter, hier bestaat een uitzondering op.
4.2 Uitzonderingen op het legaliteitsbeginsel
Als privaatrechtelijke rechtspersonen worden ingeschakeld door de overheid in de vorm van
financiële tegemoetkomingen kan een uitzondering aan de orde zijn. Hiervoor moet aan twee
cumulatieve voorwaarden worden voldaan op basis van de inhoudelijke relatie en de financiële
relatie.
De inhoudelijke relatie: de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van een tegemoetkoming moet
in beslissende mate worden bepaald door het bestuursorgaan.
De financiële relatie: de tegemoetkomingen moet voor in ieder geval twee derden of meer worden
gefinancierd door het bestuursorgaan.
4.3 De inhoudelijke relatie verder uitgelegd
,Wanneer is er dan sprake van een inhoudelijke relatie? Zodra de overheid de verdere verdeling van
de tegemoetkomingen door de stichting op beslissende wijze gaat beïnvloeden is dat het geval. De
stichting zal dan als bestuursorgaan worden aangemerkt. Het is dan immers hoofdzakelijk een
verlengstuk van het bestuursorgaan.
5. Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen
In deze uitspraak komt de Afdeling tot oordeel dat de stichting met toepassing van de criteria zoals
hierboven genoemd niet meer als een bestuursorgaan kan worden gekwalificeerd en dat de
beslissingen die daarom zijn genomen geen besluiten zijn in de zin van de Awb. Dus wat gebeurde er
toen? Er werd een overgangsrecht in wering gesteld door de bestuursrechter (die overigens niet
bevoegd was want hij oordeelde nu immers over iets wat geen bestuursorgaan was noch besluiten
kon nemen). Er werd besloten door de onbevoegde rechter dat de beslissingen die eigenlijk geen
besluiten waren voor een bepaalde periode toch nog als besluit gezien konden worden. Hoewel
menig hier zijn twijfels bij had, werd het bekrachtigd door de Afdeling bestuursrechtsspraak die geen
reden zag om zich hier niet bij aan te sluiten.
6. Reflexwerking?
Als een privaatrechtelijke entiteit wordt aangemerkt als bestuursorgaan heeft dat reflexwerking ten
gevolge ter zake van het ambtenarenrecht. In de onderhavige Schiphol casus besluit de
bestuursrechter dat er simpelweg geen reflexwerking is. Ook hier kan men zich afvragen of de
bestuursrechter wel bevoegd is. Het is gezien het strategische karakter van het aanwijzen als
bestuursorgaan wel begrijpelijk, je wil gewoon een appellabel besluit teweegbrengen. Netjes is het
niet.
Week 2
Nr. 4: Fluoridering
1. Casus
In 1968 besluit de gemeente Amsterdam fluoride toe te voegen aan het drinkwater in Amsterdam.
De gebitskwaliteit van de inwoners ging in die tijd bijzonder hard achteruit en de gemeente dacht dit
daarmee te voorkomen. Omdat het niet was toegestaan om fluoride toe te voegen als er geen ander
praktische mogelijkheid bestond om drinkwater zonder fluoride te verkrijgen, stelde de gemeente 5
tappunten in waar dit wel kon worden verkregen. De eisers in dit arrest kwamen op tegen de
toevoeging van fluoride aan het drinkwater omdat ze van oordeel waren dat er onvoldoende
voorzieningen waren getroffen zodat er aan het vereiste van de praktische mogelijkheid werd
voldaan. Dit werd in hun optiek kwalijker in verband met het feit dat de gemeente Amsterdam een
monopoliepositie had op het drinkwater. Het handelen van de overheid moest worden
gekwalificeerd als onrechtmatig.
2. Het legaliteitbeginsel
Bij het (bestuursrechtelijk) legaliteitsbeginsel staat het Meerenbergarrest uit 1879 centraal. Hier
wordt duidelijk dat aan de koning geen wetgevende maar uitvoerende macht toe komt. Het is de
regering dus niet toegestaan een extern werkende AMvB vast te stellen zonder een daartoe
strekkende wettelijke bevoegdheid. Voor welk overheidshandelen dat dan geldt, was nog niet geheel
duidelijk. Uit de Grondwet volgt dat ministeriële regelingen op een wettelijke grondslag dienen te
berusten voor zover zij door straffen te handhaven voorschriften bevatten. Dit geldt volgens art. 89
lid 4 GW ook voor algemeen verbindende voorschriften maar een gehele codificatie van het
legaliteitsbeginsel bestaat niet. In de literatuur wordt wel aangenomen dat in ieder geval
verplichtende vrijheidsbenemende belastende of burgers verbindende voorschriften op een
wettelijke grondslag moeten berusten. Het Fluorideringsarrest is een toepassing en een nadere
uitwerking van het bestuursrechtelijke legaliteitsbeginsel.
3. Rechtsvraag
,De rechtsvraag in het Fluoriderings-arrest is: is de gemeente Amsterdam bevoegd het drinkwater te
fluorideren. Kan zij dat doen zonder daartoe strekkende wettelijke grondslag (een specifiek wettelijk
voorschrift dat aan een bestuursorgaan bepaalde bevoegdheden toekent)?
4. De Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad moeten in ieder geval ingrijpende maatregelen van een wettelijke grondslag
zijn voorzien. Van een ingrijpende maatregel is volgens de Hoge Raad sprake als burgers door het
overheidsoptreden feitelijk worden gedwongen of genoodzaakt zijn bepaalde dingen te doen of na te
laten. In dit geval was dat dus ‘het zich moeten begeven naar een beperkt aantal tapwater punten’
en dat was in iedere geval volstrekt onvoldoende om te kunnen gelden als een alternatieve
voorziening.
5. Détournement de pouvoir
Détournement en strijd met het legaliteitsbeginsel kunnen dicht bij elkaar liggen. Het verbod van
détournement de pouvoir houdt in dat een bevoegdheid niet met een ander doel – oogmerk – mag
worden gebruikt dan waarvoor zij is toegekend. Dit staat gecodificeerd in artikel 3:3 Awb maar is niet
van toepassing op formele wetgeving want de wetgevende macht is geen bestuursorgaan (1:1 lid 2
sub a Awb). Op andere algemeen verbindende voorschriften is de bepaling enkel van toepassing voor
zover de aard van het voorschrift zich daar niet tegen verzet.
Het Fluorideringsarrest biedt een voorbeeld van détournement de pouvoir. Omdat de fluoridering
zou plaatsvinden met het oog op een, in het kader van artikel 4 lid 1 Waterleidingwet (het
verstrekken en maken van geschikt drinkwater), oneigenlijk doel (gebitsverzorging), was daar een
andere wettelijke grondslag voor nodig. Met andere woorden, artikel 4 lid 1 van de Waterleidingwet
werd gebruikt voor iets waar het niet voor was bedoeld. Dit is in strijd met het verbod van
détournement de pouvoir.
6. Delegatie en het legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel hangt ook nauw samen met problematiek rondom delegatie. Als een formeel
wettelijke grondslag ontbreekt dan is er geen bevoegdheid toegekend en werkt de onbevoegdheid
door in de interpretatie van lagere wettelijke voorschriften. Het Fluorideringarrest laat zien hoe de
rechter de geoorloofdheid van delegatie van wetgevende bevoegdheid beoordeelt, ingeval een
wettelijke grondslag ontbreekt. De waterleidingwet bevatte geen delegatiebepaling die de gemeente
Amsterdam in staat stelde zichzelf de bevoegdheid toe te kennen om fluoride toe te voegen aan het
drinkwater. Het eigenhandig bepalen dat ze dit gingen doen was dus niet geoorloofd. Daarvoor had
de Waterleidingwet als (partieel) zelfstandige AMvB moeten worden gekwalificeerd. Het is dus
duidelijk dat voor delegatie van een bevoegdheid altijd een wettelijke grondslag is vereist.
7. Petroleumkachels Jamin – delegatie versus subdelegatie
Het arrest Petroleumkachels Jamin (NL 1926, 246) is relevant voor de rechterlijke beoordeling van
het al dan niet bestaan van delegatie. Het arrest heeft betrekking op een hoofdinspecteur van de
arbeidsinspectie die eisen had gesteld aan de wijze waarop winkels, waarin jeugdige personen en
vrouwen werken, moesten worden verwarmd. De vraag was of hij daartoe bevoegd was. Volgens de
Hoge Raad was dat niet het geval. De wet informele zin zweeg hierover, er was geen wettelijke
grondslag, ook was er geen sprake van subdelegatie. Kiest de wetgever voor de bewoordingen ‘bij
algemene maatregel van bestuur’ dan is uitsluitend delegatie van wetgevende bevoegdheid aan de
regering toegestaan. Als hij kiest voor de woorden ‘bij of krachtens algemene maatregel van bestuur’
dan is subdelegatie toegestaan. Een regeling ter uitvoering van een amvb is echter wel altijd
toegestaan.
8. Methadonbriefarrest - Reikwijdte van het legaliteitsbeginsel
Het Fluorideringsarrest levert een bijdrage aan de vaststelling van het legaliteitbeginsel. Een arrest
dat hierop verder gaat is het Methadonbriefarrest (ECLI:NL:HR:1986:AM9331). Waar het in het
Fluorideringsarrest ging om ‘ingrijpende maatregelen’ ging het in het Methadonbriefarrest om
, bindend voorschriften.
De Methadonbrief was een brief aan alle artsen in Nederland betreffende de ambulante behandeling
van verslaafden aan opiumwetmiddelen De brief was afkomstig van Hoofdinspecteurs van het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Het arrest heeft betrekking op een arts die zich niet aan de
richtlijnen van de Methadonbrief hield. Om de arts daar toch toe te dwingen werd aan de apotheken
verzocht zijn recepten niet te honoreren als er toch Methadon werd voorgeschreven. Volgens de
Hoge Raad bestond er geen wetsbepaling waar de inspecteurs de bevoegdheid aan konden ontlenen
om zelfstandig werkzame artsen ‘bindende voorschriften’ te geven met betrekking tot de wijze
waarop ze hun praktijk uitoefenden. Uit het arrest wordt duidelijk dat bindende voorschriften alleen
mogen worden gegeven als daar een wettelijke grondslag voor bestaat.
Nr. 11: IKON
1. Casus
Ikon Beleidsconsulenten BV had een pand in Amsterdam gekocht dat in gebruik was als woning. Ze
wilden het verbouwen tot kantoor. De Gemeente Amsterdam maakte bezwaar tegen de
bestemmingsverandering en vorderde dat de burgerlijk rechter gebruik als kantoor zou verbieden.
De gemeente baseerde haar vordering op de erfpachtverhouding die tussen haar en Ikon bestond.
Het pand was indertijd in erfpacht uitgegeven en Ikon was hier aan gebonden. Ikon verweerde zich
met de stelling dat de gemeente in andere gevallen geen bezwaar maakt tegen dergelijke
bestemmingswijzigingen, zodat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof zegt daarop dit te
onderzoeken, omdat de overheid ook bij het uitoefenen van bevoegdheden uit privaatrechtelijke
overeenkomsten algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen. De kwestie
kwam uiteindelijk bij de Hoge Raad met de volgende rechtsvraag.
2. Rechtsvraag
Is het de burgerlijke rechter toegestaan om bestuursoptreden aan de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur te testen?
3. Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigde de rechtsvraag. Zij geeft aan dat een overheidslichaam bij het uitoefenen
van haar bevoegdheden inderdaad de algemene beginselen van behoorlijk bestuur – en dus ook het
gelijkheidsbeginsel – in acht moeten nemen. Het betoog dat het gelijkheidsbeginsel in dit geval enkel
aan de orde kunnen komen in het kader van de toepassing van een aan de overheid meer ruimte
latende redelijkheidsmaatstaf en dat het daarom een zwakkere werking heeft dan in het
bestuursrecht zou hebben, is onjuist. Na dit arrest werd duidelijk dat alle rechters het bestuur
optreden toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit geldt voor de
bestuursrechter maar ook voor de burgerlijke rechter. De toetsing aan de beginselen is niet beperkt
tot het publiekrechtelijk handelen van de overheid, maar strekt zich ook uit tot privaatrechtelijk
optreden. Zo werden er twee belangrijke stappen tegelijk gezet.
4. De Landsmeerarresten
In overeenstemming met de Landsmeerarresten gaf het hof aan dat de burgerlijke rechter het
optreden van de overheid niet rechtstreeks aan de beginselen mocht toetsen. Hij moest met een
marginale of indirecte toets genoegen nemen. Een overheid handelt pas in strijd met het recht als
het bestuursorgaan volgens de rechter in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen. De
beginselen spelen dan wel een rol, maar ze zijn niet beslissend. De Hoge Raad sloot zich hier
uiteindelijk niet bij aan. Ook de burgerlijke rechter moest direct kunnen toetsen aan de beginselen.
Het beroep op de bestuursrechter werd steeds verder uitgebreid, de Awb werd ingevoerd inclusief
daarin verdisconteerde beginselen, ten slotte is rechtstreekse toetsing bijna noodzakelijk voor een
goede taakverdeling tussen burgerlijke en bestuursrechter. Het arrest was dus niet onverwacht. Ook
is sinds het arrest niet meer vol te houden at een burgerlijke rechter op een andere manier zou
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Tjaka. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.