HC bestuursrecht.
HC 1: algemeen bestuursrecht en enkele staatsrechtelijke punten.
I. Verticale rechtsverhouding
Overheid bepaalt eenzijdig de rechtspositie van burgers
Grenzen aan overheidsoptreden, oa:
1. Legaliteitsbeginsel = overheidsoptreden moet een grondslag hebben in de wet.
a. Dus:
i. Wettelijke bevoegdheid.
ii. Uitoefenen van die bevoegdheid conform de wet.
b. Bevordert democratische legitimatie.
2. Controle op overheidsoptreden door onafhankelijke rechter.
Wat is een wet?
Wet in formele zin = besluit van regering en staten generaal gezamenlijk
Wet in materiële zin =
1. Algemene regel.
2. Externe werking.
3. Vastgesteld o.g.v. wetgevende bevoegdheid.
Drie Grote Bestuursrechtelijke vragen:
1. Is de overheid bevoegd?
2. Heeft de overheid alle regels in acht genomen?
3. Welke rechtsbeschermingsmogelijkheid staat open (indien de overheid dus
onrechtmatig heeft gehandeld)?
Aandachtspunten voor privatisten
1. Voor overheidsoptreden is een specifieke wettelijke bevoegdheid nodig.
II. Algemeen en bijzonder bestuursrecht
Bijzonder bestuursrecht
● Bijzonder bestuursrecht = recht dat specifiek is voor een bepaalde sector.
● Bijv: omgevingsrecht, sociaal zekerheidsrecht, belastingrecht, onderwijsrecht,
vreemdelingenrecht.
● Staat in ‘bijzondere wetten’.
● Bijv.: Wabo (wet algemene bepalingen omgevingsrecht), Wm, Wro (wet ruimtelijke
ordening), Awr (algemene wet rijksbelasting), gemeentelijke kapverordening,
provinciale milieuverordening.
○ Staat het woordje ‘wet’ in de titel dan is het een wet in formele zin.
● Vragen als:
○ Wie is bevoegd een belastingaanslag op te leggen?
○ Wanneer moet een omgevingsvergunning om te bouwen worden geweigerd?
○ Is voor het kappen van deze boom een vergunning vereist?
Algemeen bestuursrecht
● Bestuursrecht dat relevant is voor meerdere sectoren.
● Awb (algemene wet bestuursrecht) bevat algemeen bestuursrecht.
, ● Vragen als (maakt niet uit voor welke sector, onderstaande vragen zijn voor elk
hetzelfde antwoord):
○ Welke eisen worden gesteld aan de motivering van een besluit?
■
○ Wanneer treedt een besluit in werking?
■ Art. 3:40 Awb -> niet voordat het bekend is gemaakt.
○ Binnen welke termijn kan een bezwaarschrift/beroepschrift worden
ingediend?
■ Art. 6:7 Awb -> 6 weken.
Aandachtspunten voor privatisten
2. Awb is geen BW: altijd ook een bijzondere wet nodig.
Verhouding Awb en bijzondere wetten
● Normenhiërarchie (Grw - wet in formele zin – amvb – provinciale verordening –
gemeentelijke verordening).
○ Pas als je 2 wetten van een gelijke plek in de hiërarchie hebt kijk je naar welk
bijzonder en welke algemeen is en de bijzondere gaat dan voor.
● Bijzondere wet gaat voor algemene wet.
III. Structuur Awb
Hoofdstuk 1: begrippen.
● Bijv: art. 1:3 lid 2 Beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is (...).
● Art. 1:3 lid 1 Besluit: schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een
publiekrechtelijke rechtshandeling.
● Art. 1:1 Bestuursorgaan.
● Hoofdstuk 2, 3, 4: normen voor handelen bestuursorganen.
● Hoofdstuk 5 handhaving.
● Hoofdstuk 6, 7, 8: rechtsbescherming.
● Hoofdstuk 9: klachtbehandeling.
● Hoofdstuk 10: mandaat/delegatie en toezicht van bestuursorganen op
bestuursorganen.
● Hoofdstuk 11: slotbepalingen.
Begrippen bepalen toepassingsbereik.
Gelaagde structuur -> hoofdstukken kunnen tegelijk van toepassing zijn.
Bij het nemen van een beschikking moeten de volgende hoofdstuk(delen) in acht worden
genomen:
- Titel 4.1 Beschikkingen.
- Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen over besluiten.
- Hoofdstuk 2 Verkeer tussen burger en bestuursorganen.
Aandachtspunten voor privatisten
3. Awb is wel een beetje BW: belang begrippen en gelaagde structuur.
IV. Bestuursorgaan
,Bestuursorgaan: dogmatiek
● Bestuursorgaan = orgaan met publiekrechtelijke bevoegdheid (eenzijdig rechtspositie
van burgers veranderen).
● Bestuursorgaan is onderdeel van overheidsverband (m.u.v. zbo’s, bijv. kadaster).
● Centraal overheidsverband -> staat.
● Decentrale overheidsverbanden: provincie, gemeente, waterschap, openbare
lichamen voor beroep en bedrijf (decentralisatie: geen hiërarchie).
Openbaar lichaam
● Overheidsverband = openbaar lichaam. Synoniem.
● Decentrale openbare lichamen staan allemaal in hoofdstuk 7 Grondwet.
● Organen van openbare lichamen kunnen wetgevende bevoegdheid hebben.
● Openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid -> art. 2:1 lid 1 BW.
○ Lichamen is fout, had moeten zijn organen van de lichamen, want de
lichamen hebben geen wetgevende bevoegdheid, de organen ervan wel.
Aandachtspunten voor privatisten
4. Bestuursorganen kunnen geen privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten (dat
kunnen de openbare lichamen).
5. Openbare lichamen hebben geen publiekrechtelijke bevoegdheden (dat hebben hun
organen).
Bestuursorgaan: Awb
● Art. 1:1 lid 1 Awb Bestuursorgaan:
○ Orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
○ Ander persoon of college met openbaar gezag bekleed.
● Art. 1:1 lid 2 Awb uitzonderingen.
○ Nb: wetgevende macht is wetgever in formele zin.
○ Alleen wetgever in formele zin wordt uitgezonderd. Gemeente en regering zijn
dus niet uitgezonderd.
Art. 1:1 lid 1 onder a Awb: orgaan van rechtspersoon
● ‘’(...) rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld:”
● Art. 2:1 lid 1 BW: staat, provincie, gemeente, waterschappen en andere ‘openbare
lichamen’ (zie hoofdstuk 7 Grondwet).
● Art. 2:1 lid 2 BW: bij wet, bijv.: commissariaat voor de media, openbare universiteiten,
coa.
Art. 1:1 lid 1 onder a Awb: orgaan van rechtspersoon
● ‘Orgaan van’
○ Bijv: regering, minister, belastinginspecteur: orgaan van staat Provinciale
staten, gedeputeerde staten, commissaris van de koning: orgaan van
provincie Raad, college van burgemeester en wethouders,burgemeester:
orgaan van gemeente.
● Als het onder sub a valt hoef je niet meer te kijken naar sub b.
Artikel 1:1 lid 1 onder b Awb
, ● Geen a-orgaan (‘of, ander’).
● Openbaar gezag: publiekrechtelijke bevoegdheid.
● Bijvoorbeeld: garagehouder die bevoegd is om apk-keuring te verrichten, bestuur van
de stichting katholieke universiteit Nijmegen.
● Slechts bestuursorgaan voor zover publiekrechtelijke bevoegdheid wordt
uitgeoefend.
HC 2: algemeen bestuurs(proces)recht, casus.
V. Belanghebbende (college 2, casus 4)
Art. 1:2 lid 1 Awb: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken 5 criteria:
● Objectief bepaalbaar belang (niet louter emotioneel).
● Persoonlijk belang (voldoende onderscheidend t.o.v. willekeurige ander).
● Eigen belang -> niet van een ander, tenzij machtiging.
● Rechtstreeks betrokken belang -> voldoende causaal verband, mag niet afgeleid van
belang van een ander, zie uitspraak Flevoland Invest.
● Actueel belang (niet louter toekomstig).
Persoonlijk belang = je moet je kunnen onderscheiden van willekeurige anderen.
● Bij besluiten met ruimtelijk effecten -> iedereen die rechtstreeks feitelijke gevolgen
ondervindt heeft persoonlijk belang, tenzij gevolgen van enige betekenis ontbreken.
Hierbij speelt afstand, zicht, geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico een rol
(uitspraak Mestbasin).
● Concurrent heeft persoonlijk belang.
● Specifiek: huurder monument is geen belanghebbende bij aanwijzing (uitspraak
huurder monument).
● Algemeen belang: niemands persoonlijk belang. NB: 1:2 lid 3 Awb!
Art. 2:1 lid 3 Awb
● Rechtspersonen kunnen belanghebbende zijn bij ‘algemene en collectieve belangen’.
● Vw in lid 3 gelden naast vw uit lid 1 (‘opera’).
● Doelstellingen: statuten.
● Nb: in het bijzonder (uitspraak Stichting openbare ruimte).
● Nb: feitelijke werkzaamheden (uitspraak Stichting openbare ruimte).
● Vgl ook: uitspraak Opnieuw bezwaar maken.
Aandachtspunten voor privatisten
6. formuleer de doelstellingen van een ‘algemeen belang-rechtspersoon’ niet te ruim.
VI. Besluit, beschikking
Besluit
● Art. 1:3 lid 1 Awb.
● Schriftelijke beslissing: geen extra formele eisen.
● Van een bestuursorgaan: zie art. 1:1 Awb.
● Rechtshandeling: gericht op rechtsgevolg, d.w.z. verandering van rechten/plichten.
● Publiekrechtelijke: publiekrechtelijke grondslag, dwz in de wet (98%).