KARTONNEN DOZEN
Tom Lanoye
Nederlands
Jaar: 1991
Niveau: 4
De roman Kartonnen dozen bestaat uit drie ongenummerde hoofdstukken en een
epiloog. Hij telt 144 bladzijden en bevat als motto een fragment uit een gedicht dat
Lanoye eerder in de bundel Hanestaart (1990) publiceerde.
Samenvatting
Eerste hoofdstuk
Aan de hand van drie kartonnen dozen blikt de schrijver terug op wat hij ‘een banale
liefde en haar verterende kracht’ noemt. Het gaat om de liefde voor de jongen Z., ‘de
schone, de wisselvallige’. De eerste kartonnen doos is een reiskoffer, die de ik-
verteller - tien jaar oud - kreeg toen hij deelnam aan een door de Christelijke
Mutualiteiten georganiseerde reis naar de Ardennen. Tijdens die reis leerde hij Z.,
een plaats- en leeftijdgenoot kennen. Z., die in het bed naast dat van Tom sliep,
maakte vooral indruk met zijn mooie pyjama en met zijn krachtige gespierde lichaam.
Veel herinneringen blijkt Tom niet meer aan de vakantie te hebben. Er is slechts een
handvol beelden: van een salto die Z. maakte, van het douche-ritueel en van een
jongen die bij een waterval water in zijn zwembroek opving en zo ‘zijn klootjes toonde
en zijn marsepeinen pink liet zien’. Na de vakantie in de Ardennen verloor Tom Z. uit
het oog en vergat hem.
De eerste kartonnen doos roept ook herinneringen op aan de vier vrouwen die
Tom in zijn jeugd met liefde en zorg omringden: zijn vijf jaar oudere zus, die hem
verzorgde en inwijdde in de wereld van het spel; huisvriendin Wieske, met wie Tom
ellenlange politieke discussies voerde en wekelijks naar de bioscoop ging; zijn
moeder, een heldhaftige, zorgzame vrouw van wie hij heel veel hield en tenslotte
haar oudste zus, Pit Germaine, die de gave van het gesproken woord bezat en die
door Tom later als de uitvindster van ‘Le racontage automatique’ wordt beschouwd.
De liefde en de aandacht die deze vier vrouwen Tom schonken, werden niet
beantwoord. Zijn bewondering ging uit naar zijn negen jaar oudere broer Guy, die
van zijn kant geen belang in Tom stelde.
Tweede hoofdstuk
Op de middelbare school liep Tom Z. opnieuw tegen het lijf. Eerder gingen ze
nauwelijks met elkaar om, maar dat veranderde in het derde jaar toen beide jongens
in dezelfde klas kwamen te zitten. Tom en Z. werden vrienden. Op een dag zag Tom
tijdens de gymles hoe Z. ondersteboven aan een klimrek hing. Het tafereel - en
vooral dan het gespierde lichaam van Z. - maakte een diepe indruk op Tom. 's
Avonds werd Z. voor het eerst onderwerp van zijn masturbatiefantasieën. Dat
masturberen speelde overigens een steeds belangrijkere rol in diens leven. Tom ging
er helemaal in op, probeerde het leven ermee naar zijn hand te zetten door
nauwgezet kwantiteit, kwaliteit, snelheid, variëteit, jolijt en lokaliteit te registreren.
Toen Tom ontdekte dat hij verliefd was op Z., vormde het masturberen het enige
middel om zijn verlangen naar Z. te temperen. Ondertussen verdoezelde Tom
tegenover Z. zijn ware gevoelens. Zijn gedrag stond zelfs haaks op die gevoelens.
Toen de jongens tijdens een tweede reis met de Christelijke Mutualiteiten - naar
, Zwitserland - een zoenspel speelden, deed Tom alsof hij walgde van de zoenen van
Z., terwijl het tegendeel het geval was. Het zijn de herinneringen aan deze reis naar
Zwitserland die Tom in de tweede kartonnen doos bewaart: een dubbele in zichzelf
geschoven doos, waarin het zichtbare en het onzichtbare door elkaar liggen. Ook
van het verblijf in Zwitserland zijn Tom enkele beelden bijgebleven: zijn eigen
verontwaardiging over het naakt douchen van Z., dat hij - tegen zijn zin - zelf een
einde maakte aan het zoenspel met Z. en dat hij een medeleerling zag masturberen.
Derde hoofdstuk
De derde doos is een kartonnen archiefdoos, waarin Tom de herinneringen aan de
middelbare school bewaart. Het zijn geen al te beste herinneringen. Naar eigen
zeggen heeft Tom zich op die school kapot verveeld. Van alle leraren die tijdens al
die jaren de revue passeerden, hebben slechts drie indruk op hem gemaakt: de Mof,
de Jap en vooral Mussolini. Aan de laatstgenoemde dankt Tom zijn liefde voor de
literatuur. De lessen van Mussolini bewonderde hij. Toch koesterde hij dubbele
gevoelens tegenover de man, die niet alleen een begenadigd leraar was, maar ook
een bekend dichter èn een voorman van de Vlaamse Beweging. Tom had in alle
opzichten het land aan diens politieke activiteiten en het Vlaams-nationalistische
gedachtegoed. Maar dat doet er niets aan af dat Mussolini de eerste was die Toms
schrijverstalent onderkende. Dit naar aanleiding van een verhaal over een verliefde
prins en prinses, die opgesloten zitten in twee ver uit elkaar gelegen torens en elkaar
- bij goed weer - kunnen zien (maar niet bereiken).
In de jaren na de reis naar Zwitserland koesterde Tom een platonische liefde
voor Z., die in zijn ogen uitgroeide tot een ongekende schoonheid. ‘Nooit zag ik roder
lippen. Nooit een mooier lijf,’ bekent Tom. Hij imiteerde Z., deed hem in allerlei
dingen na. In het laatste jaar van hun verblijf op de middelbare school stond een
schoolreisje naar Rome op het programma. Door toedoen van Tom werd de
bestemming gewijzigd, de reis ging naar Griekenland. Tom zag die reis met extra
spanning tegemoet, omdat hij wist dat hij twee nachten met Z. in een hotelkamer zou
doorbrengen. De reis draaide echter op een persoonlijk fiasco uit. In dubbel opzicht:
Griekenland stelde teleur en Tom ontdekte dat zijn liefde voor Z. niet werd
beantwoord. Dit laatste nadat alles in eerste instantie heel gunstig voor Tom leek te
verlopen. Tijdens de eerste gezamenlijke nacht in een hotelkamer bekende Z. dat hij
wel eens iets voor jongens voelde. Tom deed - opnieuw tegen zijn zin - deze
gevoelens af als normaal voor hun leeftijd. Achteraf vervloekt hij zijn gedrag.
De volgende nacht brachten Z. en Tom naast elkaar door in ligstoelen aan dek van
een boot naar Kreta. Op een bepaald moment voetjevrijden ze, zonder met elkaar te
spreken of elkaar aan te kijken. Deze vorm van lichamelijke toenadering maakte Tom
dolgelukkig. De volgende dag verkeerde hij in een euforische stemming: ‘Ik
verlangde vuriger dan ooit naar zijn tastbaarheid, maar tegelijk probeerde ik de
vervulling van dat verlangen zoveel mogelijk uit te stellen. Het hunkeren was een
volwaardig onderdeel geworden van het genot. Het was nog geen middag en ons
voorspel was al begonnen.’ (p. 128) De daaropvolgende nacht kwam het tot een
echte vrijpartij. Z. nam daartoe het initiatief, hij wierp zich op Tom, maar verkrampte
plotseling. Zonder uitleg te geven, stopte hij. De volgende dagen ontweek hij Tom.
Pas op de laatste schooldag, nadat Tom hem het verhaal over de prins en de prinses
had laten lezen, gaf Z. een verklaring voor zijn gedrag: ‘Hij zei het, en door het te
zeggen gaf hij het vorm en hakte er mijn hart mee doormidden. Weet je, zei hij, het