Sv inkomsten- en vennootschapsbelasting
Week 1 (HC 1)
Belasting = ‘Verplichte afdracht in geld aan de staat in ruil voor niet-rechtstreekse
tegenprestatie’.
Functies belastingheffing:
1. Budgettaire functie.
2. Instrumentele functie.
Beginselen
1. Fiscale soevereiniteit staten = heffingsbevoegdheid over economische activiteiten en
personen.
2. Profijtbeginsel (‘benefit principle’) = een ieder die profijt heeft van de collectieve
goederen en diensten draagt naar evenredigheid bij aan de financiering.
3. Draagkrachtbeginsel (‘ability to pay principle’) = bijdrage baseren op draagkracht.
a. Maatstaf = inkomen/winst/vermogen. Dit is ook de heffingsgrondslag.
Legaliteitsbeginsel = belasting wordt geheven uit kracht van een wet, art. 104 GW.
Rangorderegel (art. 2.14)
1. Lid 1: de eerst in aanmerking komende bepaling.
2. Lid 2: niet in box 3 als vermogensbestanddeel al in box 1 of 2 valt (NB ook als deze
is vrijgesteld!).
3. Lid 3: uitzonderingen (o.m. boxhopping).
Bronnentheorie:
1. Deelname economisch verkeer -> zodra je familiesfeer en/of hobbysfeer verlaat.
a. BNB 1990/329 (Medische proef) -> student had als bijbaan proefpersoon zijn.
Student zegt dit is geen bron van inkomen, HR zegt er is sprake aan
deelname van het economisch verkeer en over de andere 2 spraken ze niet
-> BNB 1993/203 (receptenarrest / nasi en bami recept) = had recepten
verkocht en hiermee geld verkregen. Meneer had toen hij de recepten maakte
niet de intentie deze te verkopen en geld te maken. Als sprake is van
deelname aan economisch verkeer hoef je i.b. niet te toetsen aan de
volgende 2, behalve als sprake is van een van de onderstaande gevallen:
i. Sprake van inkomensbesteding = indien je geld stopt in een activiteit
die niet je echte werk is, bijv. politiek en je stopt het in fokken van
paarden.
ii. Speculatie = bijv. aan voldaan als je amateur belegger bent. Het kan
niet je beroep zijn want dan heb je kennis en is het geen speculatie
meer.
1. Piramidespelarrest BNB 2002/127-129;191 -> piramidespel is
puur speculatie, puur gokken. Als je aan de top van de
piramide staat heb je wederom kennis en dus geen speculatie.
iii. Persoonlijke sfeer = nooit duidelijk geformuleerd. Denk aan directe
vriendenkring.
b. Familiesfeer wordt verlaten indien een familielid uit de PGB van bijv.
kleinzoon wordt betaald (BNB 2007/246).
, 2. Voordeel beogen -> intentie om geld te verdienen.
a. HR Vriendendiensten (25 jan 1933) -> krijgt een beloning voor een
vriendendienst. Geen voordeel beoogt, maar uiteindelijk wel verkregen. Niet
aan het vereiste voldaan.
b. BNB 1971/116 -> gemeenteraadslid werkt in glorie van maatschappij, reden is
niet omdat hij er een vergoeding voor krijgt. Dit wordt wel belast.
c. HR 29 nov 1930 (Consul-generaalarrest) -> kosten groter dan opbrengsten
van de baan, was bekend van tevoren. Van tevoren bekend dus komt niet
door de broncriteria heen.
d. BNB 1955/22 -> kunstschilderes had nooit winst gemaakt, dus geen bron van
inkomen.
e. BNB 1997/314 -> huisarts ging sleutelen aan een boot. Kosten hiervoor zijn
niet aftrekbaar want geen bron van inkomen.
3. Voordeel verwachten -> i.b. gekeken naar moment van kwalificatie, maar soms
meegenomen van de laatste 5 jaar.
Doel = onderscheid maken tussen hobbysfeer en beroepssfeer.
Privé-sfeer
- Uitgavenbesparende activiteiten binnen de familiesfeer.
- Schoenmaker die schoenen kinderen repareert.
Besloten CV niet belast, open CV wel.
- Open als je geen toestemming nodig hebt van ander commandieten voor toe of
uittreding.
Belastingplichtigen wet IB 2001
- Binnenlandse belastingplichtigen -> art. 1.1 jo. 2.1 jo. 2.3 jo. 2.4 jo. 3.1. jo. 3:80 Wet
IB.
- Natuurlijke personen die in Nederland wonen.
- Heffing op basis van woonplaatsbeginsel.
- Wereld inkomen (art. 2.3/2.4 en hfst.3,4,5: géén territoriale begrenzing).
- Aftrek pga en verrekening heffingskortingen.
- Buitenlandse belastingplichtigen -> art. 1.1 jo. 2.1 lid 1 sub b jo. 2.3 jo. 2.4 lid 1 sub b
jo. 7.1 Wet IB.
- Natuurlijke personen die in het buitenland wonen en Nederlands inkomen
genieten.
- Heffing op basis van bron- of situsbeginsel.
- Situsbeginsel = sprake van een situsgoed dan ook in het situsland
belast, ofwel het land waar het goed ligt. Dit beginsel pas je voor het
woonplaatsbeginsel toe. Bepaalde activa zijn zo sterk gehecht aan
een land dat ook dit land mag heffen. Hoeven dan niet zijn
persoonlijke omstandigheden mee te nemen, dat moet het woonland
doen.
- Woonplaatsbeginsel = belastingheffing over wereldinkomen
door land waar je woont. Dan strijd met situsbeginsel want
deze heft ook nog over het goed waar o.g.v. het
woonplaatsbeginsel ook wordt belast. Situsbeginsel gaat voor,
deze is sterker, woonland moet korting geven volgens het
belastingverdrag.
, - Uitzondering (europees gemaakt) -> 90% van inkomen verdiend in
situsland, dan moet deze wel rekening houden met de persoonlijke
omstandigheden.
- Nederlands inkomen (art. 2.3/2.4 en hfst 7: inkomen in Nederland).
- Géén aftrek pga en géén verrekening heffingskortingen.
Internationaal dubbele belasting
- Ook andere landen hanteren woonplaats- en situsbeginsel.
- Mogelijk dubbele belastingheffing over hetzelfde inkomen.
- Belastingverdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing.
- Toewijzingsregels heffingsbevoegdheid.
- Bij afwezigheid Belastingverdrag: Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
Woonplaats
- Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (art. 4 AWR).
Jurisprudentie:
- “centrum van levensbelangen”.
- “middelpunt sociale leven”.
- “duurzame band van persoonlijke aard”.
- Materiële werkelijkheid doorslaggevend.
- Beoordelen vanuit Nederlands perspectief.
- Woonplaatsficties
- Art. 2.2 Wet IB 2001.
- Art. 4 AWR.
- Binnen 1 jaar terugverhuisd naar NL dan heft NL voor het hele jaar ->
woonplaatsfictie 2.2 lid 1 Wet IB 2001.
Kwalificerende buitenlands belastingplichtige, art. 7.8 Wet IB 2001:
- 90% inkomen of meer uit Nederland (delegatiemogelijkheid als NL inkomen < 90%)
-> art. 7.8 Wet IB 2001.
- Art. 21bis Uitv.Besl. IB.
- Inwoner EU, EER, Zwitserland, BES. Inkomstenverklaring uit woonland.
Gevolg:
- Belastingplichtig voor NL inkomen (geen wereldinkomen!), negatief inkomen eigen
woning, uitgaven inkomensvoorzieningen.
- Aftrek pga en heffingskortingen.
- Voor zover niet in buitenland genoten.
Individu
- Wet IB 2001 belast individu (o.a. art. 2.3)
- ‘inkomen genoten door belastingplichtige’.
- Uitzondering:
- Minderjarig kind (art. 2.15 Wet IB 2001).
- Inkomen toerekenen aan ouder met ouderlijk gezag.
- Behalve winst, loon, row (alleen art. 3.90), p.u., pga.
- ‘Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen’ en box 3 bij ‘Fiscale partners’
(art. 2.17 Wet IB 2001).
, Heffing fiscale partners
- Hoofdregel: inkomensbestanddelen in aanmerking nemen bij degene door wie ze zijn
genoten (art. 2.17 lid 1).
- Gemeenschappelijk inkomensbestanddelen, box 3 e.d. worden geacht op te komen
in de onderlinge verhouding die de fiscale partners kiezen (art. 2.17 lid 2).
- Keuze bij doen aangifte.
- 50%-50% indien geen keuze gemaakt (lid 3).
- Voorwaarde: gehele jaar dezelfde fiscale partner (art. 2.17 lid 5).
- Lid 7 -> als je voor een deel van het kalenderjaar een partner hebt,
dan wordt je geacht die partner het gehele jaar te hebben gehad
indien je hiervoor kiest bij aangifte. Voor dit artikel is dit dus het eerste
jaar, maar ze zijn niet fiscaal partner voor het hele jaar want art. 5a lid
2 AWR.
- NB keuze alleen voor art. 2.17 Wet IB 2001.
- Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen:
- Belastbare inkomsten uit eigen woning (art. 3.110 Wet IB 2001).
- Inkomen uit aanmerkelijk belang.
- Persoonsgebonden aftrek.
- Gezamenlijke grondslag sparen en beleggen.
- Dividendbelasting + korting groen beleggen.
Fiscaal partnerbegrip -> art. 5a AWR.
- Gehuwden (lid 1),
- tenzij verzoek tot scheiding/scheiding tafel en bed ingediend + niet langer
ingeschreven zelfde woonadres (lid 4).
- Geregistreerde partners gelijkgesteld met gehuwden (art. 2 lid 6 AWR).
- Slechts één partner tegelijkertijd (lid 5).
- Oudste verbintenis beslissend.
- Deel kalenderjaar partner (lid 2).
- Ook voor overig deel mits dan ook op zelfde woonadres ingeschreven
bij GBA.
- Ongehuwde meerderjarigen met notariële samenlevingsovereenkomst en
ingeschreven op hetzelfde woonadres in de GBA (lid 1).
Art. 1.2 Wet IB 2001
- Uitgangspunt: uniform partnerbegrip AWR.
- Specifieke uitbreidingen en beperkingen.
- Bijzondere omstandigheid (lid 1):
- Samen kind gekregen;
- Kind van de ander erkend;
- Aangemeld als partner voor pensioenregeling;
- Samen een eigen woning (koop);
- Samen voor een minderjarig kind zorgen;
- Voorafgaande kalenderjaar reeds partner.
- Als partner wordt aangemerkt (lid 1):
- Ongehuwd samenwonenden die op hetzelfde woonadres staan ingeschreven
bij de GBA zónder notariële samenlevingsovereenkomst mits sprake van een
genoemde bijzondere omstandigheid.