Belangentegenstelling is veelal de basis van al dan niet omvangrijke juridische
problemen.
Eigenrichting wil zeggen: in een geschil je gelijk halen door zelf geweld te gebruiken.
De overheid heeft het zogenoemde monopolie op de rechtshandhaving met behulp
van dwangmiddelen, zoals het opleggen van een geldboete of gevangenisstraf.
Toch is het in het Nederlandse recht denkbaar dat een burger bij hoge uitzondering
zijn probleem via eigenrichting rechtens geoorloofd mag oplossen. Dat is het geval
als de wet uitdrukkelijk in een specifieke situatie de bevoegdheid tot eigenrichting
aan de burger geeft. Zoals de takken van de buren die bij jou in de tuin steken
afzagen
In Nederland zijn er lagere rechters en hogere rechters. Deze rechters hebben een
eigen terrein waarop zij rechtspreken. De rechters zijn lid van de zittende
magistratuur; we spreken van zittende magistratuur, omdat de rechters (rechterlijke
ambtenaren) in de rechtszaal blijven zitten als zij aan het woord zijn.
Vonnis = Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak van de rechter in
een rechtbank, kan hij de zaak aan een hogere rechter voorleggen; hij kan dan in
hoger beroep gaan bij een van de vier gerechtshoven.
Arrest = Als een van de partijen het niet eens is met de uit
spraak van het gerechtshof, kan je in cassatie gaan.
Cassatie = dan is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om het geschil voor te
leggen aan het hoogste rechtscollege in Nederland, de Hoge Raad
Rechters bij een gerechtshof noemen we raadsheren
De rechtbank
Het gerechtshof kijkt nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten goed
heeft beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het recht juist is toegepast.
De Hoge Raad kijkt alleen of de lagere rechter het recht juist heeft toegepast.
Een sanctie is een middel om naleving van bijvoorbeeld een voorschrift af te
dwingen, of is een straf voor een overtreding.
Een last onder dwangsom wil zeggen dat de overtreder voor bijvoorbeeld elke dag
dat hij de overtreding niet ongedaan maakt, een geldbedrag moet betalen.
Het objectieve recht omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgesteld of
erkend met het doel de samenleving te ordenen, en die – in beginsel door sancties –
gehandhaafd kunnen worden.
Privaatrecht = geeft de rechtsverhouding van burger- burger
Onder persoon wordt verstaan natuurlijke persoon en rechtspersoon.
,Voorbeelden van rechtspersonen zijn de stichting, de vereniging, de naamloze
vennootschap (nv) en de besloten vennootschap (bv) met beperkte
aansprakelijkheid. Ja zij nemen ook deel aan het rechtsverkeer.
Publiekrecht = geeft rechtsverhouding tussen overheid en burgers.
Het staats- en bestuursrecht, evenals het strafrecht en het recht van de Europese
Unie, maken deel uit van het publiekrecht
Bestuursrecht
De overheid heeft onder andere tot taak om wetten op diverse gebieden van het
bestuursrecht uit te voeren; denk maar eens aan milieu, bouwen, sociale
verzekeringen en belastingen.
Strafrecht
- Als een persoon verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd, krijgt hij te
maken met het strafrecht.
- In het strafrecht is het een zaak tussen de verdachte en de samenleving.
- Namens de samenleving treedt het Openbaar Ministerie op.
- Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door een officier van justitie.
Ook de rechtsverhouding tussen een overheid en een burger wordt soms door het
privaatrecht beheerst, namelijk als de overheid als rechtspersoon in het
rechtsverkeer deelneemt.
Het publiekrecht is dus van toepassing als de overheid een handeling verricht die
uitsluitend en alleen door de overheid verricht kan worden.
Voor het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht is ook de wijze van
rechtshandhaving van belang.
Privaat = onderling Publiek = via als vb. officier van justitie
Gedurende het gehele leven is de mens drager van rechten en plichten.
Materieel recht – bevat regels die rechten verlenen en verplichtingen opleggen tussen
burgers onderling en tussen burgers en overheid, maar ook tussen overheden onderling.
Formeel recht (proces recht) – regelt de handhaving, de uitvoering van de regels die in het
materiele recht zijn omschreven.
Hoofdstuk 3: inleiding recht
Recht, het geheel van rechtsregels dat in Nederland van kracht is of alle wetsartikelen van
NL die NU gelden
Alle wetten samen noemt men: het objectieve recht, positieve recht of geldende recht
,Objectief recht: dit zijn omschreven regels zoals in een wetboek staat. Het is objectief,
Neutraal en in te vullen. Ook wel positief recht en geldend recht genoemd.
Vb. Het is verboden een ander van het leven te beroven (art. 287 Sr).
Vb. Iemand die in ogenblikkelijk levensgevaar verkeert, moet worden geholpen (art.
450 Sr).
Subjectief recht: slaat op een bevoegdheid die een persoon heeft tegenover één of andere
pers(o)on(en). Objectieve regels worden als het ware ingevuld door “onze” concrete acties.
Vb. Ik heb het vruchtgebruik van de appelboom van A. Ik mag de appels plukken die
aan de boom hangen (subjectief recht). De rechten en de plichten voor wat betreft
het vruchtgebruik zijn geregeld in Boek 3, titel 8 van het BW (objectief recht).
Het objectieve recht verleent subjectieve rechten.
Dragers van subjectieve rechten zijn rechtssubjecten (personen, dragers van
rechten/plichten). Rechtssubjecten worden in 2 groepen verdeeld, de natuurlijke personen
en de rechtspersonen.
Natuurlijke personen zijn mensen
Een rechtspersoon is een organisatievorm die voor veel handelingen net als natuurlijke
personen aan het rechtsverkeer mag deelnemen.
Vb. van rechtspersonen: stichting, bv of een eigenaar van een ipad( ivm eigendomsrecht)
Zaken: stoffelijke voorwerpen die voor menselijke beheersing vatbaar zijn (art. 3:2 BW),
zoals huizen, fietsen, boeken en... dieren.
Rechtsobjecten: voorwerp waarop recht van toepassing is
- Vb. De iPad uit het voorbeeld, het rechtsobject, behoort toe aan een
rechtssubject, te weten Hendrik.
Geschreven recht en ongeschreven recht.
Geschreven, verdragen > grondwetten > wet in formele zin > wet in materiele zin
Ongeschreven, regels die ergens in een sector al heel lang gelden en worden uitgevoerd,
maar niet in de wet staan. Die regels hebben alsnog dezelfde wetskracht (moet wel door
iedereen worden erkent/uitgevoerd)
Wet en recht zijn dus geen synoniemen. Als iets in strijd is met een rechtsregel,
hoeft het nog niet in strijd te zijn met de wet.
Dwingend recht, dan mag je niet afwijken van deze rechtsregel (Vb. huurmoord)
Hoe herken je DR? Lees het artikel kijk naar de woorden nietig/mag niet worden
afgeweken.
Vaak om een zwakkere partij te beschermen: huurrecht, consumentenrecht, arbeidsrecht
Vb. 7:652 lid 4, 7:251, 1:32, 1:33 BW
, Nietig is een ongeldige rechtshandeling
Het woord ‘nietig’ geeft aan dat de regel dwingend is voorgeschreven (zie art. 3:40 lid 2 BW:
‘strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid …).
Semidwingend recht, dat je de regels niet hoeft af te spreken, maar als je dat dan toch doet
dan moet dat wel per se op de manier zoals voorgeschreven door de wet. Vb. proeftijd
Aanvullend recht, je mag de regels gebruiken maar je mag er ook van afwijken. Maar is er
niks afgesproken dan geldt de WET. 6:41 BW
Bij privaatrecht en bestuursrecht tref je Dwingend recht en Aanvullend recht aan
Bij strafrecht ALLEEN maar dwingend recht
Hoofdstuk 4: inleiding recht
Bij het beoordelen van wat in een concreet geval recht is, moeten ook andere bronnen van
positief recht (dit is geldend recht) geraadpleegd worden, te weten:
Gewoonterecht;
Jurisprudentie (dit zijn beslissingen/uitspraken van rechters);
Verdragen.
De wet ongetwijfeld de voornaamste rechtsbron. Het begrip wet kent twee betekenissen:
1. Wet in formele zin;
2. Wet in materiële zin.
Wet in formele zin, van wie komt het?
Wel > Art. 81 Gw: een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal
Voorbeelden: de Grondwet, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering en het Wetboek van Strafvordering.
Niet > gemeente
Wet in materiele zin, voor wie?
Wel > Regel voor meerdere, die geld voor iedereen
Algemeen verbindend voorschrift
Niet > specifiek voor 1 persoon
Ieder wetgevend besluit dat bestemd is voor een onbepaald aantal en dus niet bij name
genoemde personen
- Algemeen, voor een IEDER, dus niet individueel
Individueel: beschikking, vergunning etc.
Wie maken wetten?
Wetgevers: Bestuur, Rechter en Wetgever
Er zijn dus drie typen wetten:
1. Wetten in formele zin die tevens wetten in materiële zin zijn. Voorbeeld: het
Burgerlijk Wetboek; dit is gemaakt door de wetgever in formele zin en geldt voor
iedereen binnen Nederland.