HOOFDSTUK 1 WAAR HET BIJ AARDRIJKSKUNDE OM GAAT
1.1 WAT IS AARDRIJKSKUNDE(ONDERWIJS)?
Aardrijkskunde gaat over de wereld om ons heen. Hoe zit de wereld in elkaar?
De manier waarop we de ruimte om ons heen gebruiken, de relaties met andere mensen en plaatsten, de
dingen die we consumeren en de manier waarop we ons verplaatsen lijken alledaags. Maar zijn ze dat ook?
Aardrijkskunde helpt om kennis en inzicht te ontwikkelen over de manier waarop plaatsen en landschappen
zijn gevormd, hoe processen en gebieden elkaar beïnvloeden, wat de consequenties van alledaagse ruimtelijke
beslissingen zijn en hoe er bij het inrichten van gebieden omgegaan kan worden met tegengestelde belangen
en knelpunten. Het gaat er dus bij aardrijkskunde niet alleen over hoe de wereld nu is, maar ook over hoe het
zou kunnen worden.
Binnen aardrijkskunde zijn drie componenten van belang:
1. Het verwerven van een geografisch wereldbeeld;
2. Het verwerven van kennis van en inzicht in ruimtelijke vraagstukken;
3. Het leren hanteren van de geografische benadering;
De drie componenten samen wordt het geografisch besef genoemd.
Geografisch besef
Geografisch Ruimtelijke Geografisch benadering
wereldbeeld vraagstukken
(Aardijkskundige manier
(Aardijkskundige (Aardijkskundige van denken)
kennis en inzicht) kennis en inzicht)
1
, 1.2 GEOGRAFISCH BESEF
Een geografisch wereldbeeld
Wanneer leerlingen op de basisschool beginnen hebben ze meestal al beelden gevormd van de wereldbol in
hun hoofd door hun eigen ervaring. Gedurende de schoolperiode wordt deze wereldbeeld verder opgebouwd.
Op school knopen leerlingen nieuwe kennis en ervaringen vast en wordt de al aanwezige kennis aangevuld,
genuanceerd en bijgesteld.
Naast het leren van feiten is het belangrijk om ruimtelijke patronen te leren zien (dun- dichtbevolkt, klimaat-
landzones, arme en rijke gebieden) en dat je op verschillende schaalniveaus andere patronen ziet (landelijk →
dorp, gemeente/ nationaal → land).
Kennis van en inzicht in ruimtelijke vraagstukken
Om de wereld om je heen te begrijpen is inzicht in ruimtelijke vraagstukken en de oorzaken en gevolgen
daarvan belangrijk. Bijvoorbeeld: klimaatverandering, vervuiling, duurzaamheid, migratie en verstedelijking.
Bij aardrijkskunde gaat het om relaties en ruimtelijke samenhangen. Op verschillende schaalniveaus ziet dat er
anders uit en daardoor is geen plaats hetzelfde. Daarnaast is vanuit verschillende perspectieven hetgeen wat je
ziet en ervaart ook weer anders.
De geografische benadering
Bij geografische benadering gaat het om een manier van denken. Het betreft het leren stellen van geografische
vragen: Waar? Waarom daar? Wat nog meer? Hoe verandert het? Wat is het effect op de omgeving?
Hierdoor leert de leerling vraagstukken te analyseren op verschillende schaalniveaus, de samenhang tussen
mens en natuur te zien en vanuit verschillende perspectieven en invalshoeken te denken.
1.3 HET DOEL VAN HET AARDRIJKSKUNDEONDERWIJS
Het huidige aardrijksonderwijs richt zich op het ontwikkelen van zogenoemde ‘krachtige kennis’. Hierdoor
kunnen leerlingen zaken verklaren, inzicht hebben in ontwikkelingen en alternatieven verbeelden. Dit is nodig
om de leerlingen te helpen ontwikkelen tot verantwoorde en kritische (wereld)burgers.
1.4 AARDRIJSKUNDE OP DE BASISSCHOOL
4 – 6 jaar: Wereld ontdekken, spelenderwijs, fantasie, minder doelgericht, kijken naar hoe volwassenen
reageren op veranderingen in hun omgeving.
7 – 9: Bewuster van de omgeving, wat is echt en wat niet?, luisteren graag naar de verhalen achter een
verschijnsel (feiten en weetjes), minder interesse in oorzaak-gevolgrelaties.
10 – 12 jaar: Informatie steeds beter ordenen en bewuster van verschillende manieren waarop je dut kunt
doen, abstracter niveau over onderwerpen praten en nadenken over ingewikkelde verschijnselen, steeds meer
een eigen mening vormen.
2