KUA eindexamenstof
Hofcultuur
Hofcultuur introductie:
De hofcultuur bestaat uit twee onderdelen, namelijk de Renaissance (1500-1600) en de
Barok (1600-1700). Het motto tijdens de hofcultuur is carpe diem (pluk de dag).
In de renaissance kwam er weer interesse in de klassieke oudheid, dit noemen we de
wedergeboorte. Hierbij waren voor elke discipline de hoven de opdrachtgevers (kerk werd
een beetje losgelaten), zij wilden met de kunst hun macht, kennis en rijkdom tonen.
Hiervoor moesten kunstenaars kennis hebben over de wetenschap, die komt door het
humanisme weer terug in het wereldbeeld. De mens moest onderzoek gaan doen, de mens
kwam centraal te staan. Kunstenaars waren voor het eerst dan ook niet meer anoniem. Het
speelt zich vooral af in Italië.
De Barok speelt zich vooral af in Frankrijk en is eigenlijk een over de topversie van de
Renaissance. Er zit veel meer beweging, dynamiek en versieringen op de kunst. Ze houden
nog steeds rekening met de klassieke oudheid, maar laten de regels nog meer los. De
emotie wordt heel belangrijk. De macht, rijkdom en kennis van de hoven wordt nog
belangrijker. De belangrijkste hoof uit de Barok is Lodewijk de XIV.
- Renaissance (Italië) en Braok (Frankrijk)
- Carpe diem (pluk de dag)
Renaissance
- Interesse klassieke oudheid komt op (wedergeboorte) → kerk vervaagt
- Hoven zijn de opdrachtgevers en willen macht, kennis en rijkdom tonen
- Kunstenaars moeten kennis hebben → humanisme kwam op (mens
centraal) → niet meer anoniem
Barok
- Over de top versie van de Renaissance
- Veel beweging, dynamiek en versieringen → laten de regel nog meer los
(kerk vervaagt nog meer)
- Macht, kennis en rijkdom van de hoven nog belangrijker.
- Belangrijkste hoof is Lodewijk de XIV
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Disciplines toegepast in de tijd
Renaissance schilderkunst:
Bij schilderkunst in de renaissance
was symmetrie en (wiskundig)
perspectief belangrijk.
- Symmetrie en (wiskundig)
perspectief
Renaissance architectuur:
Bij de architectuur is de symmetrie en (wiskundig) perspectief ook erg belangrijk. Vooral de
gulde snede was erg belangrijk, dit is de verdeling van lijnstukken. Door de nieuwe
technieken en wiskunde was het nu mogelijk om de top van een koepel af te sluiten met een
,torentje.
- Symmetrie en (wiskundig) perspectief → gulde snede
- Nieuwe technieken en wiskunde koepels dicht maken mogelijk
Renaissance beeldhouwkunst:
Bij de beeldhouwkunst ging het om de anatomie (structuur van het
lichaam), de spieren waren hierbij erg belangrijk. Dit beeld werd wel
Geidealiseerd, net iets mooier gemaakt dan het echt is.
- Anatomie (structuur van het lichaam)
- Gerealiseerd
Renaissance theater:
In de Renaissance komt de Commedia dell’Arte op, dit is een theatervorm dat gericht is op
vermaak en waarbij geïmproviseerd wordt. De theaterstukken gaan vaak over actualiteiten,
deze spreken ze van te voren af. Vaak over twee geliefden. De fysieke bewegingen zijn
belangrijk, het moet groot zijn. De acteurs hebben vaste personages die ze hun hele leven
spelen, het zijn er maximaal twee. Omdat deze personages bepaalde kenmerken, motieven,
houdingen en bewegingen hebben is improvisatie mogelijk. De personages hebben
maskers, hieraan kan je ze makkelijk herkennen.
- Il Dottore
- Arlecchino
De theaters waren eerst niet overdekt, later waren ze wel overdekt. Ze
hadden dezelfde vorm als uit de klassieke tijd, ondiep.
Niet alleen in Italië ontwikkelde het theater zich, ook in Engeland. Deze
theaters zijn binnen en hadden verschillende hoogtes (verdiepingen) waar de acteurs op
konden spelen. Elk theater had zijn eigen groep acteurs, deze acteurs moeten goed letten
op hun fysieke bewegingen, deze moesten namelijk groot zijn. Ook was de tekst
kenmerkend, dit bestond namelijk uit poëtisch drama. Deze vorm van theater noemen we
het Elizabethaans theater. Het theater van Shakespeare heet the globe. Shakespeare was
de bekendste toneelstukken schrijver, zijn poëzie kenmerkte hem.
Commedia dell’Arte
- Italië
- Geïmproviseerd, de actualiteiten (vaak liefde) worden wel van te voren besproken
- Vaste personages (max 2)(bepaalde kenmerken, motieven, houdingen en
bewegingen)(Il Dottore en Arlecchino)
- Grote fysieke bewegingen
- Open theater, later dicht
Elizabethaans theater
- Engeland
- Dicht theater met verschillende hoogtes (verdiepingen) als podium, elk theater had
een eigen groep acteurs
- Grote fysieke bewegingen
- Poëtisch drama
- Shakespeare was de bekendste theater schrijver, zijn poëzie kenmerkte hem, zijn
theater heette ‘the globe’
Muziek Renaissance en Barok:
Rond 1500 waren de eerste muziekdrukken, dit maakt het verspreiden van de muziek
makkelijker. Meer mensen kwamen zo in aanraking met muziek en dus steeg de status van
muziek. Langzamerhand werd het verhaal en de emotie achter een liedje steeds
, belangrijker, de tekstexpressie werd dus belangrijker. Dit leidde tot de opera. In de opera
was Monteverdi erg belangrijk, hij creëerde de effectenleer. Dit hield in dat hij zocht naar
klanken die een bepaald gevoel ondersteunde. De nieuwe muziekstijl (opera) noemen we
seconda prattica, hier heeft de muziek een hoofdmelodie begeleid door akkoorden van
instrumenten. De oude stijl noemen we prima prattica, dit is instrumentale en
meerstemmige muziek (lijnen die tegen elkaar in kunne gaan of kunnen samenwerken).
De ontwikkeling van de opera vond plaats in de Renaissance en de Barok. In de Barok
ontstond ook de klassieke muziek, deze muziek wordt altijd met één of meer instrumenten
gespeeld of gezongen. Bekende componisten die klassieke muziek schreven, zijn Mozart,
Bach en Beethoven. Deze componisten schreven de muziek op, ze schreven symfonieën
(grote muziekstukken voor veel instrumenten). Deze muziek speelde muzikanten aan de
hand van de geschreven notenbalk. Deze orkesten begonnen klein, maar werden steeds
groter.
- Een lied geschreven en/of opgevoerd in de volkstaal noemen we een madrigaal.
- Een lied met instrumentale begeleiding, waar de verstaanbaarheid van een tekst nog
wel centraal staat noemen we een monodie.
- 1500 eerste muziekdrukken → verspreiden makkelijker → muziek status
steeg
- Tekstexpressie werd belangrijk → opera
- Monteverdi → creëerde de effectenleer (zoeken naar klanken die een
gevoel ondersteunen)
- Prima prattica (oude muziek stijl) → meerstemmig en instrumentaal
- Seconda pratica (nieuwe muziekstijl) → hoofdmelodie begeleid door
akkoorden en instrumenten
- Klassieke muziek ontstaan in de Barok
- Componisten schreven symfonieën (grote muziekstukken voor veel instrumenten)
- Orkesten begonnen klein, maar werden steeds groter
- Een lied geschreven en/of opgevoerd in de volkstaal noemen we een madrigaal.
- Een lied met instrumentale begeleiding, waar de verstaanbaarheid van een tekst nog
wel centraal staat noemen we een monodie.
Barok dans:
In de Barok heb je twee belangrijke soorten dans, de eerste heet de hofdans (patronen
dans/parendans). Bij deze dans dansen de hoven aan een hof (bij iemand thuis). Aangezien
alleen de rijke dit deden was het voor de rijke erg belangrijk dat ze deze dans kende, het
toonde macht. Niet alleen macht tonen is belangrijk bij deze dans, het vinden van een
partner is ook belangrijk. Bij deze dans heb je geen vaste partner, je danst in geometrische
patronen waardoor je een partner vind. Zo leren ze dus mensen kennen. Bij deze dans
komt er veel voetenwerk aanbod, is je romp (buik) statisch en zijn je armen sierlijk.
De tweede dansstijl is de Barok is het hofballet, dit is een dans om naar te kijken (niet zelf
doen dus). Lodewijk de XIV ontdekt het ballet en ontwikkelt dit door, zo entertaint die
mensen er mee en verhoogde die zijn status ermee (zijn status verhoogde hij doordat hij
decors, kostuums, choreografie en mede-dansers controleerde en er zo voor dat alles om
hem draait). Hij richt later de eerste dans academisch op en ontwikkeld het klassieke ballet
met de 6 poses die nu nog worden gebruikt. De focus ligt hoog (bij de borst), zo sta je veel
meer op je tenen.
Hofdans
- Dans om te doen
- Doel; tonen van macht en het vinden van een partner