Als opvoeden niet vanzelf gaat
1. Wat is orthopedagogiek?
Opvoedingsimpasse: spanningen binnen het gezin of daarbuiten die ontstaan als het opvoeden niet
vanzelf gaat of als de ontwikkeling van het kind stagneert. Dit proces bestaat uit verschillende
stappen:
1. De opvoeder constateert dat de ontwikkeling van het kind niet in de door hem gewenste
richting verloopt.
2. De opvoeder heeft tot op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de ontwikkeling
van het kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. Tijdstip 1: de opvoeder is van mening dat hij daar niet in geslaagd is.
4. De opvoeder ziet geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het kind in die
richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist de verwachting dat hij zelfstandig binnen een acceptabele termijn
bevredigende middelen zal vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
Bij opvoeden is er altijd sprake van een dynamisch proces en wederzijdse beïnvloeding, het kind
ontwikkelt zich en de opvoeder voedt op. Naast doelgerichte en bewuste pedagogische handelingen
is een belangrijk accent de invloed van de dagelijkse omgang met elkaar, de sfeer of de wijze waarop
de opvoeder voorleeft wat hij belangrijk vindt.
Opvoeden is volgens Van Dale: lichamelijk en geestelijk vormen; grootbrengen.
Opvoeden is volgens Kok: het in relatie staan van opvoeders en opvoedelingen, waarin de opvoeder
zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden voor
zelfontplooiing. Het gaat niet om het resultaat, maar om de relatie met het kind. Het is een samen op
weg zijn, zonder het waarheen te kennen.
Opvoedersperspectief: hoop en verwachting op een toekomst, waar vervuld gaat worden wat er nog
niet is, ook nog niet gekend is, maar wat gewenst en gehoopt wordt.
Kindperspectief: datgene wat ‘sluimerend in het jonge kind’ aanwezig is, en in de loop van de
ontwikkeling steeds meer gaat ‘ontwaken’.
Er wordt geen accent meer gelegd op het opvoedingsdoel, maar op de kwaliteit van de opvoeding.
Dit komt door:
Het is moeilijk om een eindpunt voor het opvoeden te bepalen.
De richting waarin wordt opgevoed, is voor een groot deel cultureel bepaald en daarmee ook
tijd- en plaatsgebonden.
De opvoeding wordt ook bepaald door culturele en ecologische factoren.
Opvoeding is volgens Kok een functioneel en intentioneel proces:
Het functionele karakter van de opvoeding is de continue onderlinge betrokkenheid van de
deelnemers aan het opvoedingsproces.
Het intentionele proces is het doelgericht invloed uitoefenen op het kind om het kind iets te
leren.
Pedagogische civil society is dat de hele omgeving betrokken is in de opvoeding van het kind.
,Pedagogiek is de leer van de opvoeding oftewel opvoedkunde (pais = kind en agooge = opvoeding).
Van IJzendoorn en De Frankrijker geven als omschrijving: de besturing van de opvoeding, het
onderwijs en de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van de
praktijk.
Niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding:
1. Nadenken over opvoeding en gedrag door ouders, leerkrachten etc. en
‘standaardvoorbeelden’ uitproberen.
2. Niveau van de praktijkgerichte theorie; het inschakelen van deskundigen en professionals (bij
dreiging van een opvoedingsimpasse).
3. Wetenschappelijke niveau; onderzoek dat bijdraagt aan algemene theorievorming.
Orthopedagogiek: de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke opvoeding en het
in zijn ontwikkeling belemmerende kind. Het verschil met pedagogiek is dat orthopedagogiek
problemen met kinderen ziet als opvoedingsproblemen. Ten tweede richt de orthopedagogiek zich
op de opvoeding die speciaal moet worden aangepast aan de behoeften van het kind i.p.v. op de
gewone opvoeding.
Rispens geeft de volgende definitie van orthopedagogiek: De wetenschap die zich in onderzoek en
theorievorming richt op de beschrijving van de aard en de achtergronden va het ontstaan van
opvoedings-, ontwikkelings- en schoolproblemen bij kinderen en jeugdigen, met oog op
onderkenning, behandeling en preventie.
Bladergroen definieerde orthopedagogiek als: de leer van de opvoeding van het afwijkende kind. Ze
hield zich bezig met leermoeilijkheden en presenteerde haar theorie van het partieel defect waarin
ze ervanuit ging dat het defect behandelbaar en oplosbaar is.
De voortdurende vraag naar eigen identiteit van de orthopedagogiek heeft met het volgende te
maken:
Het is een jonge wetenschap en maar in een aantal landen bekend.
Het heeft zich ontwikkeld vanuit de medische wetenschap.
Het werk- en onderzoeksterrein is divers.
Bleidick beschrijft vier gezichtspunten op de problemen die de orthopedagogiek bestudeert:
Het individueel theoretisch paradigma: de nadruk ligt op de beperking als een medische
categorie (bijv. een stoornis).
Het interactioneel-theoretisch paradigma: een handicap wordt opgevat als een etiket en dat
voldoet niet aan de verwachtingen van de omgeving. Dit oordeel staat centraal.
Het systeemtheoretisch paradigma: de handicap wordt gezien als consequentie van de eisen
van een (pedagogisch) systeem. Er wordt niet genoeg afgestemd, dat leidt tot uitval.
Het maatschappijtheoretisch paradigma: de handicap is in deze opvatting het product van de
samenleving, want de samenleving veroorzaakt de handicap door zich niet aan te passen.
,Vliegenhart geeft aan dat een kind geen passieve ontvanger is in de opvoeding. Of
orthopedagogische zorg nodig is, is volgens Vliegenhart afhankelijk van:
De aard en de ernst van de stoornis: het gaat om stoornissen die langere tijd van invloed zijn
op de ontwikkeling en de opvoeding.
De vraag of er speciale hulpmiddelen en technieken nodig zijn om de negatieve gevolgen van
de stoornis zoveel mogelijk te boven te komen.
De vraag of het kind hulp nodig heeft om met de stoornis te kunnen leven.
De Ruyter spreekt van een stagnerende opvoeding. Orthopedagogiek is de wetenschap van het
hulpverlenen aan betrokkenen in een stagnerende opvoeding. Het gaat niet om het afwijkende kind,
maar om de opvoedingsvraag van de opvoeder.
Ter Horst maakt een omschrijving van alle componenten met betrekking tot orthopedagogisch
terrein:
Het kind met een specifieke vraagstelling
De opvoeder die zoekt naar de betekenis achter het gedrag van het kind en die probeert daar
en pedagogisch antwoord op te geven.
De situatie die gekenmerkt wordt door handelingsverlegenheid bij de opvoeders en
waarbinnen ook andere personen en/of factoren uit de omgeving invloed hebben op de
opvoeding.
Kok legt ook de nadruk op de opvoeding. Hij ziet de opvoeding als proces, waar opvoeder en kind
actief in participeren. Het gaat er niet om wat het kind heeft, maar wat het kind vraagt. Rispens is het
hier niet mee eens en hij wil terug naar de ontwikkelingsproblemen van het kind omdat dit objectief
is. Van Acker is ook tegenstander van het begrip problematische opvoedingssituatie. Hij is van
mening dat geen enkel opvoedingsproces probleemloos verloopt. Van Acker richt zich vooral op de
ontwikkeling van pedagogische strategieën om opvoeders in hun taak bij te staan.
In de orthopedagogiek zien we twee verschuivingen:
Verschuivingen in het grensgebied tussen pedagogiek en orthopedagogiek
Verschuivingen in het grensgebied tussen orthopedagogiek en kinder- en jeugdpsychiatrie.
Het zorgsysteem is zo overbelast dat er grote wachtlijsten ontstaan. Volgens Hermanns ligt dit aan:
Het jeugdtolerantieniveau van onze samenleven, namelijk dat mensen weinig kunnen
hebben van de jeugd. Kwajongensstreken worden maatschappelijke problemen.
De pyschopathologisering van problemen, want er wordt veel makkelijker hulp gezocht met
professionals.
De criminalisering, het gedrag van jongeren wordt gezien als crimineel gedrag.
Jeugdzorg is meer nadruk gaan leggen op verantwoordelijkheid en zichzelf indekken, in plaats van op
het zoeken naar oplossingen die het beste werken voor kinderen en hun gezinnen.
Als oorzaken voor deze verschuiving noemt de Commissie Heijnen:
Multiproblematiek: problemen worden generatie op generatie doorgegeven.
Medicalisering: problemen worden gezien als problemen waar professionele hulp voor nodig
is.
Verbetering van de signalering, maar onvoldoende eerstelijnszorg.
Perverse prikkels: een andere manier van financiering.
De maatschappij wordt steeds complexer. In het onderwijs vallen kinderen met lichte problemen
buiten de boot. Daarnaast is er ook nog empowerment waarin mensen worden gestimuleerd om
problemen zelf aan te pakken.
, Het problematiseren van de opvoeding kan ook averechts effect hebben, omdat het de onzekerheid
en afhankelijkheid van de opvoeder versterkt. Het gaat primair om ondersteuning van het gewone
leven en het vermogen van mensen om daar zelf vorm aan te geven.
Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor de toename van psychiatrische diagnoses bij kinderen
en jongeren. Een aantal voorbeelden:
De vergrote kennis op dit gebied, waaronder de wetenschap dat tijdig onderkennen van een
stoornis belangrijk is.
De toenemende aandacht voor de biologische achtergronden van gedrag en mogelijkheden
om dat te onderzoeken.
Het feit dat sommige vormen van hulp en voorzieningen pas mogelijk zijn zodra een
psychiatrische diagnose in gesteld.
De gedragssyndromen of psychologische syndromen die samengaan met ofwel actueel lijden, ofwel
het tekortschieten op één of meerdere belangrijke functioneringsgebieden, ofwel een belangrijk
risico om dood te gaan, pijn te lijden of de persoonlijke vrijheid te verliezen. Dit is dan niet een
normale reactie op een specifieke gebeurtenis, zoals het verlies van een dierbare.
Psychiatrie is als medische specialisatie van oudsher gericht op psychiatrische ziektebeelden. Dit
wordt dan bepaald op verschijnselen of gedragingen met behulp van de DSM.
Uiteindelijk gaat het er om, wat nodig is voor het kind om zich zo goed mogelijk te ontplooien in een
zo normaal mogelijke omgeving en wat opvoeders daarbij eventueel aan extra begeleiding nodig
hebben.