1 Doel en uitganspunten van 1Gezin1Plan & Gezin Centraal
1.4.2 Samenwerking in drie kringen
‘Bedenk dat jij altijd met ons moet samenwerken, maar dat wij niet persé met jou hoeven samen te
werken.’ Je kunt onmogelijk iemand helpen die niet geholpen wil worden. Je bent als hulpverlener
per definitie een passant in gezinnen en hun levens.
Samenwerking is te definiëren als de gezamenlijke inzet om een bepaald doel te bereiken. Dit vereist
dialoog en overleg. Jouw expertise, en die van je collega’s, dient te matchen met de
ervaringsdeskundigheid van de gezinsleden met wie je samenwerkt. Gezamenlijk streef je het
realiseren van de gezinsdoelen na. Consensus over de te bereiken doelen en de weg daar naartoe is
belangrijk. Je volgt overigens niet initiatief- en meningloos de cliënt. Vraaggericht werken is niet
hetzelfde als ‘u vraagt en wij draaien’. Samenwerking is namelijk ook afstemmen. Het gezin bepaald
doelen, wanneer deze haalbaar en aanvaardbaar zijn kan jij hieraan meewerken. Wanneer de doelen
er nog niet zijn, worden coaching vaardigheden ingezet.
De eerste ring van samenwerking: het gezin
Gezinsgericht werken wil zeggen dat je een persoon, een kind, een ouder altijd beschouwd als
onderdeel van een groter geheel, van een systeem. Relaties en interacties tussen gezinsleden
vormen het belangrijkste ontwerp van de hulp.
Gezinsgericht werken impliceert dat je naar cliënten en gezinnen kijkt door de bril van de
systeembenadering. Het houdt in dat je oog hebt voor de wederzijdse beïnvloeding tussen
gezinsleden, maar ook tussen gezinsleden en personen in de omgeving van het gezin. Je richt je op
het functioneren van het gezin als geheel en de interactie tussen de betrokkenen. Het ontdekken,
stimuleren en in stand houden van interactiepatronen di door alle gezinsleden als geslaagd worden
ervaren, is een essentieel onderdeel van gezinsgerichte hulp. Hierbij verdiep je je in de optiek van elk
gezinslid en stimuleer je hen gezamenlijk te zoeken naar oplossingen.
Het is essentieel dat de hulpverlener geen partij kiest voor een van de gezinsleden. Het is
voorstelbaar dat je ertoe neigt partij te kiezen. Hoe verleidelijk het soms ook is, een partijdige
houding komt de hulp niet ten goede en dient het belang van het kind niet.
De tweede ring: samenwerking met het netwerk – familie, vrienden, buurtgenoten
Een relevante rol van het netwerk in het hulpproces draagt bij aan het versterken van
probleemoplossende vermogens van gezinnen. Het sociale netwerk is overigens altijd beschikbaar.
Of de professionals er nu wel óf niet zijn. Een versterkte, steunende rol van het sociale netwerk kan
ertoe leiden dat het gezin dat nu steun behoeft, in een later stadium zelf steunend kan optreden
voor een ander in hetzelfde netwerk. En dat is empowerment ‘avant la lettre’; degene die hard hulp
nodig had, wordt zelf de steun en toeverlaat van een ander.
De derde ring: samenwerking met professionals en instanties
Deze derde ring ontstaat als er meerdere professionals betrokken zijn bij één gezinssysteem. Het is in
het belang van het gezin dat de professionals goed en zorgvuldig met elkaar samenwerken, en
daarom geven we er de voorkeur aan te spreken van het ‘team’ rondom het gezin. Dit bestaat uit
diverse zorg- en dienstverleners die betrokken zijn bij het gezin, personen uit het sociale netwerk die
de gezinsleden graag een rol geven én de gezinsleden zelf. De meest werkzame manier is wanneer
onder de professionals een sterke loyaliteit ontstaat waarbij gezamenlijkheid een grotere rol speelt
dan verschillen in visie, werkwijzen en gewoonten.
, Vormgeven van samenwerking als onderdeel van methodisch handelen
De drie ringen van samenwerking zijn niet drie losse taken of aandachtsgebieden van de
professional. Er is sprake van een nauwe samenhang tussen de ringen. Zo bepaalt de
samenwerkingsrelatie die de professional met het cliëntsysteem ontwikkeld de vorm en inhoud van
de samenwerking met het sociale netwerk. De samenwerking met de professionals rond het gezin
werkt allen als de gezinsleden met hun vragen, doelen en kwaliteiten centraal staan.
1.4.3 Gedragsverandering in de eigen leefomgeving
Het werken aan gedragsverandering in de leefomgeving van gezinnen vereist methodisch handelen.
Je hebt een coachende rol waarbij je werkt aan gedragsverandering volgens de principes
empowerment en ‘eigen kracht’. Alleen in deze rol versterk je de zelfsturing van cliënten. Werken
aan gedragsverandering houdt in dat je gezinnen coacht bij het ontdekken, uittesten en
implementeren van hun eigen oplossingen in hun eigen leefomgeving. Je methodisch handelen is
erop gericht aanwezige capaciteiten teen krachten in het gezin en het directe sociale netwerk te
benutten en versterken. Het begint ermee dat je gezinsleden begeleidt bij het formuleren van
vragen. Dit doe je door je te verdiepen in hun perceptie om de situatie vanuit hun perspectief te
begrijpen. Vervolgens ontstaat een dialoog waarbij je gebruikmaakt van je kennis, ervaring en
inzichten. Hierbij leg je niet je mening op, maar stel je je deskundigheid ten dienste van de zoektocht
van de cliënt naar alternatieven, het maken van keuzes en het vinden van oplossingen. Kort gesteld,
je weet de juiste vragen op het goede moment te stellen.
1.5 De methodiek Gezin Centraal
Gezin Centraal is een methodisch programma voor jeugdhulp. Het hoofddoel is het bevorderen van
empowerment of het vergroten van zelfsturing bij gezinnen die vastlopen vanwege uiteenlopende
problematiek, zodat de gezinnen in staat zijn een belangrijke bijdrage te leveren aan het oplossen
van hun problemen. 1Gezin1Plan kan gezien worden als het raamwerk van systematische,
multidisciplinaire en vraaggerichte hulp, waarbij Gezin Centraal voorziet in de beschrijving van het
methodisch handelen van de hulpverlener.
Gezin Centraal is een principiële methodiek. Eigen initiatief, creativiteit en professionaliteit zijn
optimaal inzetbaar. Er zijn wel enkele kenmerkende principes en methodische onderdelen. Een van
de belangrijkste is dat het een gezinsgerichte methodiek is. De hulp is erop gericht de inefficiënte
interacties in een gezin te doen verminderen door de constructieve communicatie te versterken en
uit te breiden. Hiernaast is Gezin Centraal sterk oplossingsgericht. Het kent een kenmerkende wijze
waarop aan gedragsverandering wordt gewerkt. Eén van de meest wezenlijke onderdelen is de
vaardigheid ‘inzoomen op gebeurtenissen’. Verder is er een aantal vaste elementen gedefinieerd ten
aanzien van fasering, frequentie en opbouw van het hulpproces.
Gezin Centraal is een ambulant programma en een programma waarin gezinshulp wordt uitgevoerd,
aangevuld met daghulpverlening en hulpvormen voor verblijf. Residentiële hulp en daghulp worden
daarbij per definitie gezinsgericht vormgegeven. Er zijn inmiddels meerdere varianten ontwikkeld.
Een korte variant van 10 tot 15 gesprekken ambulant (ongeveer 4 maanden), een gemiddelde variant
van ongeveer 6 tot 7 maanden en een langere variant van 10 tot 12 maanden. De termijnen zijn
indicatief. Als hulpverlening vraaggericht is, hangt de duur van de hulp af van het proces van een
gezin.