1 Gedrag 4 VWO
1.1 Dierenwelzijn
Gedrag → alles wat mensen/dieren doen/laten
→ overleven van de individu/soort
Gedragsonderzoek → kijken naar reacties in verschillende situaties → ethologie
→ wat is de oorzaak van het gedrag?
→ wat is de functie van het gedrag?
Gedrag is een aanpassing aan de leefomstandigheden.
- Gevaar? Ren weg. Honger? Eten/jagen.
Gedrag moet je objectief beschrijven
Bang staart tussen benen
Kwalificeren → Wat doet hij?
Kwantificeren → Hoe vaak doet hij het?
Inwendige prikkel → binnenuit
→ selectie van prikkels waar je op reageert (honger,
dorst)
→ motivatie om iets te doen
Uitwendige prikkel → buitenaf
→ temperatuur, geluiden, licht, geuren,
→ als het te warm is, raam open en/of andere kleren
aan
Inwendige en uitwendige prikkels zijn motiverende factoren.
Iedere prikkel verhoogt motivatie, zodra het hoog genoeg is en boven een drempelwaarde
komt, wordt er overgegaan op een bepaald gedrag.
Drempelwaarde → de hoogte van motivatie die nodig is om tot bepaald
gedrag over te gaan
→ honger, geur broodjes kantine, ziet broodjes →
koopt broodje
Gedragseenheden → verschillende aparte handelingen
Gedragsketen → vaste volgorde van gedragseenheden boterham
maken – eten
Gedragssysteem → aantal samenhangende gedragsketen eten –
drinken – opruimen
Welzijn dieren → wetten en regels → landelijke inspectie
dierenbescherming
1.2 Gedrag bestuderen
Antropomorfismen → dierlijk gedrag beschrijven met begrippen die bij ons
eigen gedrag
horen
→ bang zijn, vrolijk zijn, lief zijn, boos zijn
Ethologie → onderzoek naar gedrag van dieren → objectief kijken,
zonder oordeel
,Ethogram → wat doet het dier allemaal
Protocol → hoe vaak doet het dier dit
Sleutelprikkel → veroorzaakt een specifiek gedragspatroon
→ erg belangrijk, vooral in situaties waar het uitblijven van
een reactie fataal kan zijn
Supernormale prikkel → verstrekte sleutelprikkel
Inprenten → gevolg van leren op een moment tijdens de ontwikkeling
(gevoelige periode) niet meer af te leren
1.3 Communicatie en gedrag
Signalen → prikkels waarmee dieren het gedrag van soortgenoten willen
beïnvloeden
→ niet-soortgenoten kunnen het niet begrijpen, wij kunnen dat
leren
Rituelen → een serie gedragseenheden die van tevoren vaststaan
(paringsdans)
Balts → ritueel gedrag dat leidt tot paringsgedrag
→ voor de paring, vergroot de bereidheid, is een vast
patroon
Bronst → voortplantingsgedrag bij zoogdieren
Conflictgedrag → innerlijk conflict tussen 2 tegengestelde gedragssystemen
1. Overspronggedrag → gedrag dat niet past bij de situatie
→ trommelen vingers op tafel, klikken pen,
nagels bijten,
2. Ambivalent gedrag → gedrag dat elementen van 2 tegengestelde
gedragssystemen
afwisselt
→ leeuwen leeuwentemmer →
aanvallen/luisteren
3. Omgericht gedrag → de agressiviteit op iets anders richten
→ na ruzie deur dichtslaan, naar boven
stampen, iets slaan
Misverstanden communicatie → zender geeft onjuist signaal
→ ontvanger interpreteert verkeerd
→ ruis uit omgeving, teveel lawaai
1.4 Aangeboren of aangeleerd
Aangeboren → geërfd
Gewenning → habituatie → afname in reactie bij herhaling van de prikkel
→ bij treinspoor wonen, gewend aan geluid, vogels niet bang
voor
vogelverschrikker
Sociaal gedrag → leren door spelen, leren elkaars positie kennen en
respecteren
→ rangorde
Imiteren → nadoen soortgenoten → vogelzang
Associatief leren → een toevallige prikkel koppelen aan een andere prikkel
, → kastje met eten Quinty, Quinty komt
Klassiek conditioneren → leren reageren op een prikkel die oorspronkelijk dat gedrag
niet
opriep
→ verband tussen 2 verschillende prikkels
→ Pavlov, hond eten geven met bel, later, bel luiden →
kwijlen
Trial & error → leren uit ervaring
→ bij een spel een level uit je hoofd kennen
Operant conditioneren → nieuw gedrag door positieve/negatieve associaties
aangeleerd
→ combineren van 2 opeenvolgende
gebeurtenissen
→ hond trucjes leren, skinnerbox, etc.
1.5 Gedrag van primaten
Cultuur → het verschijnsel dat individuen binnen een groep
vergelijkbaar
gedrag vertonen
→ imitatie
Inleven → stelt mensen en dieren in staat samen te werken en
sociaal gedrag
te vertonen
Leren door inzicht, nieuwe verbanden leggen tussen gebeurtenissen/situaties