100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Kennisclips Jeugdrecht woord voor woord uitgetypt (650271-M-6) Jeugdrecht en jeugdhulp. Editie 2020, ISBN: 9789012406369 €2,99   In winkelwagen

College aantekeningen

Kennisclips Jeugdrecht woord voor woord uitgetypt (650271-M-6) Jeugdrecht en jeugdhulp. Editie 2020, ISBN: 9789012406369

 111 keer bekeken  7 keer verkocht

Kennisclips letterlijk woord voor woord uitgetypt

Laatste update van het document: 2 jaar geleden

Voorbeeld 10 van de 100  pagina's

  • 11 mei 2022
  • 17 mei 2022
  • 100
  • 2021/2022
  • College aantekeningen
  • D. smulders
  • Alle colleges
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alles voor dit studieboek (33)
Alle documenten voor dit vak (13)
avatar-seller
racmjansen
JEUGDRECHT
650271-M-6
KENNISCLIPS


Inhoudsopgave
BLOK 1: INLEIDING JEUGDRECHT; DE MINDERJARIGE EN INTERNATIONAAL KADER; ORGANISATIE
CIVIEL JEUGDRECHT; KINDERMISHANDELING EN HET VRIJWILLIGE KADER .............................. 2
WEEK 1: INLEIDING IN HET JEUGDRECHT, MINDERJARIGHEID EN INTERNATIONAAL KADER ............ 2
..................................................................................................................... 2
KENNISCLIP 1: INLEIDING IN HET JEUGDRECHT............................................................ 2
..................................................................................................................... 2
KENNISCLIP 2: DE MINDERJARIGE ............................................................................ 5
KENNISCLIP 3: INTERNATIONAAL KADER ................................................................... 11
WEEK 2: ORGANISATIE CIVIELE JEUGDRECHT, KINDERMISHANDELING, HET VRIJWILLIGE KADER .... 16
KENNISCLIP 1: ORGANISATIE CIVIELE JEUGDRECHT ..................................................... 16
KENNISCLIP 2: KINDERMISHANDELING ...................................................................... 22
KENNISCLIP 3: HET VRIJWILLIGE KADER ................................................................... 25
......................................................................................................................... 31
BLOK 2: KINDERBESCHERMINGSMAATREGELEN: DE ONDERTOEZICHTSTELLING EN DE MACHTIGING
UITHUISPLAATSING, GESLOTEN PLAATSING EN BEËINDIGING VAN HET GEZAG EN VOOGDIJ ...... 31
......................................................................................................................... 31
WEEK 4: KINDERBESCHERMINGSMAATREGELEN: DE ONDERTOEZICHTSTELLING EN DE MACHTIGING
UITHUISPLAATSING ............................................................................................... 31
KENNISCLIP 1: KINDERBESCHERMINGSMAATREGELEN ................................................... 31
KENNISCLIP 2: ONDERTOEZICHTSTELLING DEEL 1........................................................ 34
KENNISCLIP 3: ONDERTOEZICHTSTELLING DEEL 2........................................................ 37
KENNISCLIP 4: MACHTIGING UITHUISPLAATSING ......................................................... 41
WEEK 5: DE GESLOTEN PLAATSING, DE GEZAGSBEËINDIGENDE MAATREGEL EN VOOGDIJ ............. 46
KENNISCLIP 1: DE GESLOTEN PLAATSING .................................................................. 46
KENNISCLIP 2: DE BEËINDIGING VAN HET GEZAG ........................................................ 50
KENNISCLIP 3: VOOGDIJ ...................................................................................... 54
BLOK 3: INTRODUCTIE JEUGDSTRAFRECHT: MATERIEEL JEUGDSTRAFRECHT ........................ 57
WEEK 7: INTRODUCTIE JEUGDSTRAFRECHT ................................................................... 57
KENNISCLIP 1: DE ONTWIKKELING VAN HET JEUGDSTRAFRECHT ...................................... 57
KENNISCLIP 2: JEUGDCRIMINALITEIT ....................................................................... 60
KENNISCLIP 3: HET INTERNATIONAAL STRAFRECHTELIJK KADER ...................................... 62
WEEK 8: MATERIEEL JEUGDSTRAFRECHT ...................................................................... 67
KENNISCLIP 1: DE JEUGDIGE ................................................................................. 67
KENNISCLIP 2: HET ADOLESCENTENSTRAFRECHT ........................................................ 70
KENNISCLIP 3: STRAFFEN EN MAATREGELEN.............................................................. 73
BLOK 4: FORMEEL JEUGDSTRAFRECHT; PENITENTIAIR JEUGDSTRAFRECHT .......................... 79
WEEK 10: FORMEEL JEUGDSTRAFRECHT....................................................................... 79
KENNISCLIP 1: SPECIFIEKE BEPALINGEN EN HET TRAJECT TOT AAN DE R-C ......................... 79
KENNISCLIP 2: HET PROCES BIJ DE RECHTBANK .......................................................... 82
KENNISCLIP 3: VOG en DNA .................................................................................. 85
WEEK 11: PENITENTIAIR JEUGDSTRAFRECHT ................................................................. 88
KENNISCLIP 1: DE JUSTITIËLE JEUGDINRICHTING ........................................................ 88
KENNISCLIP 2: DE (RECHTS)POSITIE VAN DE JEUGDIGE IN DE JJI...................................... 92
KENNISCLIP 3: DE RECHTSPOSITIE VAN DE JEUGDIGE / BEMIDDELING, BEKLAG EN BEROEP ..... 98




- R.A.C.M. Jansen - 1

,BLOK 1: INLEIDING JEUGDRECHT; DE MINDERJARIGE EN INTERNATIONAAL KADER; ORGANISATIE CIVIEL JEUGDRECHT;
KINDERMISHANDELING EN HET VRIJWILLIGE KADER



WEEK 1: INLEIDING IN HET JEUGDRECHT, MINDERJARIGHEID EN INTERNATIONAAL KADER


KENNISCLIP 1: INLEIDING IN HET JEUGDRECHT


Internationale bronnen:
- Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK);
- De General Comments behorend bij het IVRK;
- Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM);
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;
- Het Europees Sociaal Handvest; en
- Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Het jeugdrecht is nauw verbonden met het internationale rechten. Je kan niet om de internationale
rechten heen bij de behandeling van de rechten van het kind. In die verdragen, richtlijnen of
jurisprudentie wordt het kind centraal gesteld en wordt er vormgegeven aan de rechtspositie van het
kind. Deze internationale bepalingen werken door in ons nationale recht en dus in het jeugdrecht.
Soms direct en soms indirect. Het gaat dan bijvoorbeeld om het IVRK. En heel belangrijk verdrag in
het jeugdrecht, waarin de rechten van het kind centraal staan. Dit verdrag speelt in ieder geval een
rol in het civiel- en strafrechtelijke nationale jeugdrecht. Nederland heeft dit verdrag bekrachtigd in
1995, maar wel met een aantal voorbehouden. Dan wordt dit verdrag nog aangevuld door een drietal
protocollen. Nederland is geen lid van het derde protocol. Het IVRK is het meest geratificeerde
verdrag van de wereld. Alleen de Verenigde Staten van Amerika heeft het verdrag nog niet
geratificeerd, uit angst om hun soevereiniteit op bepaalde gebieden op te moeten geven. De
internationale kinderrechten dient u ook te plaatsen in het licht van andere internationale verdragen.
Zo mag u in ieder geval niet over het hoofd zien het EVRM. Hoewel dit verdrag niet specifiek op
kinderen ziet, heeft het EHRM in jurisprudentie al vaker bepalingen uit het verdrag uitgelegd voor
kinderen en ook bepalingen toegepast op de situatie van dat kind. Op die manier werkt dit verdrag
dan ook door in de kinderrechten. De betekenis daarvan voor ons nationale recht.
Ook het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal
Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten speelt een rol bij kinderrechten. Dit is ook
de reden dat in de preambule van het IVRK naar wordt verwezen.

Daarnaast zijn er ook een aantal internationale richtlijnen, zoals:

- De Beijing Rules;
- De Havana Rules;
- De Rijadh Guidelines;
- De European Convention on the Exercise of Children’s Rights; en
- De United Nations Guidelines on Justice in Matters involving Child Victims and Witnesses.

De raad van Europa heeft onder andere de Guideline voor child-friendly justice uitgevaardigd. Deze
richtlijnen komen terug in het strafrecht:

- De European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures;
- De United Nations Guidelines for the Alternative Care of Children;
- De Guidelines on child-friendly justice van de Raad van Europa; en
- De EU-richtlijn 2016/800.
Indien je bezig bent met het jeugdrecht dient u als bron zeker de verdragen niet over te slaan. Welke
nationale bronnen dient u daarnaast nog te raadplegen? Het is niet zo dat het jeugdrecht in een
nationale wet terug is te vinden, omdat het zoveel raakvlakken heeft met verschillende

2 - R.A.C.M. Jansen -

,rechtsgebieden zijn er ook veel bronnen. Het idee erachter is dat de zorg- en regelgeving geïntegreerd
dient te zijn in de bestaande verbanden en structuren van de maatschappij en de daarop ziende
regelgeving. Het nadeel hiervan is dat het niet uitblinkt in overzichtelijkheid.

Nationale bronnen (voor het civiele recht):
- Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
- Jeugdwet en het Besluit jeugdwet; en
- Wet maatschappelijke ondersteuning.

U vindt het civiele jeugdrecht en het jeugdbeschermingsrecht terug in het BW en dan met name in
boek 1. Voor het procesrecht kunt u te rade gaan in het Rv. U dient dan vooral te kijken naar de
bepalingen over rechtspleging in zaken van personen- en familierecht, titel 6, waarin een onderscheid
wordt gemaakt in rechtspleging in scheidingszaken en rechtspleging in andere zaken dan
scheidingszaken. Daarnaast dient u voor de rechtspleging ook de algemene bepalingen over de
verzoekschriftprocedure te bekijken. De jeugdwet is tevens van belang en het daarbij behorende
besluit, evenals de WMO. Deze laatste twee wetten zijn ook van belang voor het jeugdhulprecht.

Nationale bronnen (voor het strafrecht):
- Wetboek van Strafrecht;
- Wetboek van Strafvordering;
- Diverse besluiten bij voornoemde wetboeken zoals het Besluit Halt-feiten, het besluit
tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en de Richtlijn en kader voor strafvordering
jeugd en adolescenten;
- Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet; en
- Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen en daarbij behorende besluiten.

Voor het strafrecht kijken we ook naar de jeugdwet. Daarnaast is het WvSr ook van belang. Waar u
ook bijzondere bepalingen vindt ten aanzien van jeugdigen is in titel 8a van boek 1. Ook het wetboek
van strafvordering bevat bijzondere bepalingen betreffende jeugdigen personen. Daarnaast bestaan
er bij het WvSr en WvSv behorende besluiten, zoals het Besluit Halt-feiten, besluit tenuitvoerlegging
strafrechtelijke beslissingen en de richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten. Ook
heb je nog de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de daarbij behorende besluiten.

Wat zijn nu de beginselen die ten grondslag liggen aan het jeugdrecht?

Beginselen
- Het belang van het kind (artikel 3 IVRK);
- Het non-discriminatiebeginsel (artikel 2 IVRK);
- Het recht op leven en ontwikkeling (artikel 6 IVRK); en
- Het recht op participatie (artikel 12 IVRK).

Het basisbeginsel waar eigenlijk alle rechten van een kind op terug te voeren is het belang van het
kind. Dit beginsel is niet alleen neergelegd in het internationale recht, bijvoorbeeld in art. 3 IVRK,
maar komt veelvuldig voor in de Nederlandse wet. Het belang van het kind dient altijd een eerste
overweging te zijn. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat andere belangen niet meewegen. Verder
zijn belangrijk het beginsel non-discriminatie beginsel in art. 2 IVRK. Iedere staat moet de rechten
die in het IVRK zijn neergelegd eerbiedigen en waarborgen ongeacht bijvoorbeeld ras, huidskleur,
geslacht, taal, godsdienst, afkomst van het kind. Kortom, er mag geen discriminatie van welke aard
ook plaatsvinden. Een ander belangrijk beginsel is het recht op leven en ontwikkeling, art. 6 IVRK. De
laatste die ik noem is het recht op participatie zoals vervat in art. 12 IVRK. Dit betreft niet alleen het
recht van het kind om een mening te vormen, maar ook om die mening te kunnen uiten zonder dat
daar beperkingen aan zitten. Aan de mening van een kind dient thans een belang te worden gehecht.

Tendens
- Onrust
- Zoekend naar een systeem dat effect heeft
- Constante ontwikkeling



- R.A.C.M. Jansen - 3

,Wat we zien is dat jeugdrecht altijd aan verandering onderhevig is. Een van de redenen daarvan is
dat ook de maatschappij verandert. Een andere reden is dat het ontwikkelen en uitvoeren van een
systeem betreffende jeugdrecht, dat dat werkelijk effect sorteert, een omvangrijke en zeer lastige
uitdaging is. We zien dan ook dat over de jaren heen gezocht wordt naar mogelijkheden om een goede
organisatie van het wettelijke en uitvoerende kader neer te zetten. De wettelijke basis van het
jeugdrecht is gelegd in het begin van de twintigste eeuw. Er traden toen drie kinderwetten in werking.
Deze wetten worden gezien als de basis van het jeugd-, jeugdbescherming- en het jeugdstrafrecht.
Sindsdien kenmerkt het jeugdrecht zich bij tijd en wijle van golven van kritiek, acties en vervolgens
onderzoeken en rapporten om te trachten het jeugdrecht en de jeugdhulp te verbeteren.

Enkele voorbeelden:
- Decentralisatie met invoering Jeugdwet (2015);
- Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming; en
- Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen.

In 1989 werd de wet op de jeugdhulpverlening ingevoerd. Daarmee werd de hulp gedecentraliseerd
van het rijk naar de provincies en de hoofdstedelijke regio’s. De regionale samenwerkingsverbanden
en de jeugdhulp adviesteams worden in de wet opgenomen, maar komen nooit van de grond. In de
jaren erna wordt toegewerkt naar de wet op de jeugdzorg, die in 2005 in werking trad. Kort daarna
treedt de WMO in werking. Nog is er onrust. Vanaf 2011 wordt toegewerkt naar een transitie van de
jeugdzorg. Hierbij wordt de jeugdzorg voortaan bij de gemeenten gelegd. Sinds 1 januari 2015 is de
nieuwe jeugdwet van kracht. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Daarmee is
echter geen einde gekomen aan de onrust. Er is sprake van financiële tekorten bij gemeenten, tekort
aan jeugdhulpverleners. Kortom, de stabiliteit en de zekerheid voor minderjarigen, gezinnen en
daarmee voor het stelsel is allerminst verzekerd. Ook daarom wordt nu weer gewerkt aan verbetering
van het stelsel, al dan niet met behulp van wetswijzigingen. Hiervoor zijn diverse projecten opgezet.
Daarop aansluiten werd in maart 2021 gepresenteerd het toekomstscenario kind en gezinsbescherming
waarin wordt ingezet op vereenvoudiging en harmonisatie van wetgeving.

Dit toekomstscenario is gemaakt in opdracht van de Nederlandse gemeenten en de ministeries van
justitie en veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aanleiding hiervoor is de complexiteit van
de organisatie van de jeugdbeschermingsketen. Het feit dat kinderen en gezinnen vaak geen tijdige
en geen passende hulp krijgen en het feit dat achterliggende problematiek binnen een gezin te weinig
aandacht krijgt. Het toekomstscenario geeft op hoofdlijnen aan hoe de gezins- en kindbescherming
er over vijf tot tien jaar uit moet zien. Dit toekomstscenario is inmiddels ter consultatie voorgelegd
aan onder meer aan de Raad van de Strafrechttoepassing en jeugdbescherming en andere spelers in
het jeugdrecht. Een van de aanbevelingen die gedaan wordt is om kinderen en mensenrechten
centraal te stellen. Hierin wordt dus verwezen naar het internationale kader. Ook is het bieden van
perspectief een belangrijk punt. Het betreft een heel omvangrijk proces waarin veel partijen en
organisaties betrokken zijn. Inmiddels hebben de minister voor rechtsbescherming en de
staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport erop gereageerd en de Tweede Kamer
geïnformeerd over het plan om de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering te verbeteren.
Het plan ziet op vier hoofdlijnen.

Toekomstscenario Kind- Gezinsbescherming:
- Een merkbaar betere dagelijkse praktijk voor jeugdzorg;
- Aanpakken van het jeugdzorgstelsel;
- Jeugdbescherming vereenvoudigen en verbeteren; en

De eerste lijn is dat er een merkbaar betere dagelijkse praktijk voor de zorg van de jeugd komt en
dat eraan wordt gewerkt. In dat kader bestaat het programma ‘zorg voor jeugd’ waarin aan kwaliteit
wordt gewerkt door middel van pilots en lerende netwerken. Ook wordt er geld beschikbaar gesteld
voor jeugdzorg.

De tweede lijn van de vier hoofdlijnen is dat het jeugdzorgstelsel wordt aangepakt. Daarbij moeten
we denken aan nieuwe wetsvoorstellen, zoals het wetsvoorstel ‘Verbetering, beschikbaarheid zorg
voor jeugdigen’. In dit voorstel wordt geprobeerd om de beschikbaarheid van specialistische vormen
van jeugdzorg beter te borgen. De verwachting is dat dit voorstel er in het voorjaar van 2022 wordt
ingediend bij de Tweede Kamer. Ook de wetgeving voor wijziging van de financiering van inkopen van
de wet WMO en de jeugdwet wordt voorbereid.

4 - R.A.C.M. Jansen -

, De derde lijn van de vier lijnen is dat de jeugdbescherming vereenvoudigd en verbeterd wordt. Hier
draait het met name om pilots, de zogenaamde proeftuinen, waar wordt gewerkt naar nieuwe
manieren van samenwerken. Ook wordt gekeken naar de arbeidsmarktproblematiek van
jeugdbeschermers.

De vierde en laatste lijn draait om geld. Het budget dat aan gemeenten ter beschikking wordt gesteld,
wordt verhoogd.

Een ontwikkeling op een ander terrein, namelijk dat van de gesloten jeugdhulp, is het wetsvoorstel:
‘Rechtspositie gesloten jeugdhulp’ dat in oktober 2021 is gepubliceerd. Dat ziet op wijziging van de
jeugdwet.

Ook op het gebied van het jeugdstrafrecht staat de ontwikkeling niet stil. Zo is er veel aandacht
besteed in de wetgeving aan het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit door onder andere
de invoering van de wet Gedragsbeïnvloeding jeugdigen. Ook is in 2014 het adolescentenstrafrecht
ingevoerd om jongvolwassenen overeenkomstig het jeugdsanctierecht te kunnen bestraffen. Per 1
januari 2020 is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen ingevoerd. Deze ziet
ook op het jeugdsanctierecht.

KENNISCLIP 2: DE MINDERJARIGE

We hebben het in het jeugdrecht het grootste deel van de tijd over minderjarigen, maar wie zijn er
minderjarig en wat mogen ze wel of niet doen? Mogen ze rechtshandelingen verrichten en wanneer?
We kijken naar de rechtspositie van de minderjarige in een procedure. Op welke manier kan een
minderjarige daaraan deelnemen. Kan dat überhaupt wel? En als een procedure gaat over een
minderjarige, doet zijn mening er dan toe/ hoe zit het met inzage in de stukken?

Wie zijn er nu precies minderjarig? Dit staat opgenomen in art. 1:233 BW:

Wie zijn minderjarig?
Art. 1:233 BW
Minderjarigen zijn zij die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt en evenmin met
toepassing van art. 1:253ha meerderjarig zijn verklaard.

Personen tot en met zeventien jaar die niet meerderjarig zijn verklaard, zijn dus minderjarig. Dat
eerste criterium is duidelijk. De leeftijd van iemand is goed te controleren. We zoomen daarom even
in op de meerderjarigverklaring. Wat is dat?

Een minderjarige moeder van zestien jaar of ouder kan de kinderrechter verzoeken haar meerderjarig
te verklaren. Een minderjarige kan een verzoek zelf doen al moet het wel door een advocaat worden
ingediend. Een verzoek kan voor de bevalling of voordat de minderjarige zestien jaar wordt, worden
ingediend. De bevalling moet dan wel rond de zestiende verjaardag van de minderjarige worden
verwacht. Op het verzoek wordt echter pas beslist als het kind geboren en als de moeder nog niet
zestien jaar is als zij die leeftijd eenmaal heeft bereikt.

Meerderjarigverklaring leidt er overigens niet toe dat je een huwelijk of een geregistreerd
partnerschap aan kan gaan. Dat is pas mogelijk als je de achttienjarige leeftijd heft bereikt.

Minderjarigen zoals gedefinieerd in art. 1:233 BW staan onder gezag. Dit staat in art. 1:245 BW:

Art. 1:245 lid 1 BW
Minderjarigen staan onder gezag

Uit lid 4 van dit artikel volgt dat het gezag ziet op de persoon van de minderjarige, het bewind over
zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke rechtshandelingen, zowel in als buiten
rechte.



- R.A.C.M. Jansen - 5

,Hoewel tot in 1995 uitgegaan werd van de handelingsonbekwaamheid van een minderjarige, werd
vanaf 1995, na een wetswijziging, uitgegaan van de handelingsbekwaamheid van een minderjarige.
Art. 1:234 BW luidt dan ook:

Art. 1:234 BW
Een minderjarige is bekwaam om rechtshandelingen te verrichten:
- Mits hij handelt met de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, of
- Als de wet bepaalt dat de minderjarige bekwaam is

De minderjarige behoeft dus toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger om
rechtshandelingen te verrichten. Er is geen sprake van een algehele toestemming voor
rechtshandelingen die de wettelijke vertegenwoordiger kan verlenen. De toestemming zal per
handeling verleent dienen te worden. Hierop zijn door de wetgever uitzonderingen maakt. Dit blijkt
uit de zinsnede: ‘voor zover de wet niet anders bepaalt’. In welke gevallen bepaalt de wet dan anders?
Met andere woorden, in welke gevallen heeft de minderjarige geen toestemming nodig van zijn of
haar wettelijke vertegenwoordiger voor het verrichten van rechtshandelingen? Hiervoor moeten we
in de wet kijken.

Handelingsbekwaamheid
Voorbeelden bekwaamheid om rechtshandelingen te verrichten op grond van de wet:
- Art. 4:55 BW
- Art. 7:612 BW
- Art. 7:447 BW

Dan gaan we bijvoorbeeld naar art. 4:55 BW ter zake het laten opmaken van een testament. De
minderjarige van zestien jaar of ouder kan een testament laten opstellen bij een notaris. Ook in art.
7:612 BW vinden we een rechtshandeling die een minderjarige zelf mag aangaan. Het gaat hier om
een arbeidsovereenkomst. De minderjarige van zestien jaar of ouder mag die overeenkomst aangaan.
Indien de minderjarige jonger dan zestien jaar een overeenkomst aangaat en er niet binnen vier
weken na in dienst treding en daadwerkelijk verrichten van arbeid door de wettelijke
vertegenwoordiger van de minderjarige een beroep op vernietiging in verband met onbekwaamheid
is gedaan, wordt de minderjarige geacht de toestemming van zijn of haar wettelijk vertegenwoordiger
te hebben gekregen. Dan heb je bijvoorbeeld nog de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Die
vinden we terug in art. 7:447 BW. Ook daar is bepaald dat de minderjarige van zestien jaar of ouder
deze zonder toestemming aan kan gaan.

Moet een wettelijke vertegenwoordiger nu altijd die toestemming geven voor rechtshandelingen aan
de minderjarige behoudens de hiervoor genoemde uitzonderingen in de wet? Nee. In sommige gevallen
wordt deze toestemming verondersteld te zijn verleend. We gaan terug naar art. 1:234 BW en wel
naar lid 3.

Art. 1:234 lid 3 BW
Toestemming wordt verondersteld te zijn verleend:
Als het een rechtshandeling betreft ten aanzien waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk
is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten

Wat is nu in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk? Te denken valt aan een kind van twaalf jaar
die in de winkel snoep koopt. Indien datzelfde kind in een elektronica zaak rondloopt om een televisie
van € 1.500,-- te kopen, zal de verkoper zich moeten afvragen of het kind hiertoe wel bekwaam is.
Voordat de verkoper de televisie aan de twaalfjarige verkoopt zou hij toestemming of schriftelijke
toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen vragen.

Een door de minderjarige verrichtte rechtshandeling waartoe hij niet bekwaam was, is vernietigbaar.
Indien de minderjarige van twaalf jaar wel de televisie van € 1.500,-- heeft gekocht, kan die
rechtshandeling vernietigd worden. Het gevolg van de rechtshandeling dient zo veel mogelijk
ongedaan te worden gemaakt. Zo kan de minderjarige de televisie teruggeven aan de verkoper van
de elektronica zaak en dient de verkoper het aankoopbedrag terug te storten of terug te geven aan
de minderjarige. Uitzondering: indien het gaat om een eenzijdige, niet tot een of meer bepaalde
personen gerichte rechtshandeling. Deze zijn namelijk nietig, niet vernietigbaar. Hierbij kan je
denken aan een testament. Op grond van de wet, art. 4:55 BW, zagen we al dat minderjarige van

6 - R.A.C.M. Jansen -

,zestien jaar en ouder een testament kunnen laten opstellen. Een testament dat een kind van veertien
jaar heeft laten opstellen is dus nietig.

Voor de verstandelijk beperkte minderjarige geldt geen specifieke wetsbepaling. Ten aanzien van
rechtshandelingen van deze minderjarige geldt daarom art. 3:33 BW. Indien de minderjarige tijdelijk
of blijvend in zijn geestesvermogen is verstoord, wordt aangenomen dat de benodigde
overeenstemming tussen de door hem afgelegde verklaring en de daadwerkelijke wil ontbreekt als
die stoornis een redelijke waardering van zijn, bij de handeling betrokken handelingen, belet of als
de verklaring onder invloed van de stoornis is afgelegd.

Handlichting
Art. 1:235 BW
- Specifieke bevoegdheden verwerven;
- Zonder toestemming wettelijke vertegenwoordiger;
- Via kantonrechter; en
- Beperkingen (geen beschikking over registergoederen).

Er bestaat overigens een wettelijke mogelijkheid voor de minderjarige om op bepaalde terreinen
bevoegdheden te verkrijgen zonder dat daarvoor de toestemming van de wettelijke
vertegenwoordiger steeds benodigd is. Op grond van art. 1:235 BW kunnen aan de minderjarige van
zestien jaar of ouder bepaalde bevoegdheden worden verleend. De minderjarige kan hiertoe zelf een
verzoek indienen bij de kantonrechter. Er moet nadrukkelijk worden bepaald door de kantonrechter
welke bevoegdheden worden verleend. In de wet zijn ook beperkingen opgenomen. Zo kan de
minderjarige door de handlichting niet beschikking over registergoederen. Dit is dus iets anders dan
de meerderjarige verklaring. Die stond immers alleen open voor moeders van zestien jaar of ouder
en stond niet open voor bepaalde bevoegdheden.

Rechtspositie minderjarige
- Art. 12 lid 2 IVRK
- Art. 6 EVRM
- Art. 8 EVRM
(EHRM 3 september 2015 ECLI:ECHRL2015:0903JUD001016113, M&M / Kroatië en HR 1
november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1084.)

We kijken naar het internationale kader voor het bepalen van de rechtspositie van een minderjarige.
Art. 12 lid 2 IVRK ziet erop toe dat het kind dat in staat is zijn of haar mening te vormen, het recht
heeft om haar mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen. Daarbij wordt
aan de mening van het kind pas een belang een gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd.
In eerdere gerechtelijke of bestuurlijke procedure dient het kind rechtstreeks of met tussenkomst
van een vertegenwoordiger of een instelling, in de gelegenheid te worden gesteld om te worden
gehoord. General comment nummer 12 kleurt deze bepaling verder in. Zoals onder andere overwogen
dat het proces waarin het kind betrokken is transparant, informatief en kindvriendelijk moet zijn.
Het kind moet handelen op basis van vrijwilligheid en de volwassenen moet worden getraind en
ondersteund om het kind betekenisvol te kunnen laten participeren. Art. 12 IVRK moet bezien worden
in combinatie met art. 2 IVRK, het non-discriminatie, art. 3 IVRK, het belang van het kind en art. 6
IVRK het recht op leven en ontwikkeling. Ook de artikelen 6 EVRM, het recht op een eerlijk proces en
de toegang tot de rechter en art. 8 EVRM, recht op privé, familie en gezinsleven, spelen bij de
rechtspositie van de minderjarige een grote rol. Het doel van het kind is door het EHRM in strijd met
art. 8 EVRM geoordeeld. Het gaat hier om de zaak M&M / Kroatië. Het ging in de zaak om gezags- en
omgangstaken. In deze zaak werd de minderjarige niet in de gelegenheid gesteld om te worden
gehoord, omdat werd aangenomen dat de minderjarige zou aangeven dat hij bij zijn moeder wilde
wonen. Dit leverde dus een schending van het verdrag op. De Hoge Raad oordeelde in 2013 al op
dezelfde wijze in een soort gelijke zaak. Het lijkt in de internationale bepalingen en in de rechtspraak
steeds te gaan om het recht om gehoord te worden van de minderjarige. Zelfstandige procespositie
komt niet zozeer aan bod, alhoewel het voor minderjarigen wel mogelijk is om zich tot het EHRM te
wenden, al gebeurt dit zelden.

We gaan verder met de nationale procedure. De civielrechtelijke procedures die de minderjarige
betreffen zijn veelal familierechtelijke procedures. De procesrechtelijke regels voor deze
verzoekschriftprocedures vindt u terug in boek 3 van Rv. Het gaat om de artikelen 798 – 828 Rv. De

- R.A.C.M. Jansen - 7

,eerste afdeling ziet op zaken in het personen- en familierecht anders dan scheidingszaken en de
tweede afdeling ziet op de rechtspleging in scheidingszaken. Daarnaast zijn de algemene bepalingen
voor verzoekschriftprocedures van toepassing. De minderjarige is zelf onbekwaam om in rechte als
verzoeker of verweerder op te treden. Dit staat niet uitdrukkelijk in de wet, maar kan worden afgeleid
uit art. 1:245 lid 4 BW. De minderjarige die toch een procedure inleidt, zal niet ontvankelijk worden
verklaard een minderjarige is wel belanghebbende in een zaak die hem of haar betreft. De
minderjarige kan echter ondanks dat hij belanghebbende is niet zelfstandig procederen. De
minderjarige zal door een wettelijk vertegenwoordiger of bijzonder curator vertegenwoordigd
moeten worden, tenzij de wet zelf de minderjarige het recht geeft.

Rechtpositie minderjarige
- Belanghebbende
- Uitgangspunt procespositie minderjarige = onbekwaam
- Tussenkomst wettelijk vertegenwoordiger of bijzonder curator vereist
- Tenzij de wet in de mogelijkheid voorziet.


Belanghebbende
Art. 798 lid 1 Rv: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft

- HR 21 mei 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL7043); en
- HR 30 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:463) en bijbehorende conclusie (ELCI:NL:PHR:2018:113).

We gaan eerst in op het begrip belanghebbende. Belanghebbende is een belangrijk begrip in het
personen- en familierecht. Het gaat om degene wiens rechten op verplichtingen de zaak rechtstreeks
betrekking heeft, art. 798 Rv. In de jurisprudentie is bepaald dat het bestaan van family life op grond
van art. 8 EVRM niet betekent dat de zaak ook rechtstreeks betrekking heeft op degene met wie je
family life hebt, 21 mei 2010 Hoge Raad. Het ging hier om kinderen die uit huis werden geplaatst.
Een van die kinderen kwam tegen deze beslissing in beroep, voor zichzelf, maar ook voor de andere
kinderen. Ten aanzien van de beslissing van de andere kinderen is hij echter geen belanghebbende.
Er is immers geen gezagsverhouding of sprake van een situatie waarin hij een pleegouder is en de
minderjarige als behorend tot zijn gezin opvoedt en verzorgt. In een andere zaak, 30 maart 2018,
werd door de Hoge Raad beslist dat art. 8 EVRM van toepassing op het belanghebbende begrip, omdat
de ouders van wie het gezag door een rechterlijke beslissing werd beëindigd, gezamenlijk het gezag
uitoefende over een kind met wie de ouders een gezinsleven hebben. Deze beslissing is dan ook een
inmenging op het gezinsleven zoals bedoeld in art. 8 EVRM. Beide ouders werden hier dan ook
aangemerkt als belanghebbende, terwijl alleen moeder in hoger beroep was gekomen tegen de
beslissing in eerste aanleg.

Zoals gezegd voorziet de wet in mogelijkheden om de minderjarige toch zelfstandig in rechte te laten
optreden. Dit is zo indien bijvoorbeeld een verzoekschrift tot benoemen van een bijzondere curator
wordt gedaan conform art. 1:250 BW. De minderjarige kan tegen een beslissing op dat verzoek ook
zelfstandig in hoger beroep gaan. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Hoge Raad van 29 mei 2015.
Let op! Uit deze uitspraak blijkt ook dat de mogelijkheid tot hoger beroep niet in alle gevallen voor
de minderjarige open staat, maar wel bij de benoeming van een bijzondere curator. Andere
voorbeelden van wetsartikelen waarbij de minderjarige zelfstandig kan optreden zijn onder andere
de handlichting, de meerderjarigverklaring, ter zake van adoptie, in bepaalde procedures over de
ondertoezichtstelling zoals de opheffing daarvan en in procedures betreffende de plaatsing in
gesloten jeugdhulp.

De formele rechtsingang
- Art. 1:250 BW (HR 29 mei 2015, EC:I:NL:HR:2015:1409);
- Art. 1:235 BW
- Art. 1:253ha BW
- Art. 1:227 lid 6 BW
- Art. 1:259, 1:261, 1:262b, 1:265d lid 2 en 1:265g BW
- Art. 1:265 BW jo. art. 6.1.1. t/m 6.5.3 Jeugdwet

De informele rechtsingang
Voor minderjarigen van:

8 - R.A.C.M. Jansen -

, - 12 jaar en ouder, of
- Jonger dan 12 jaar en in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen

Naast de formele rechtsingang bestaat ook een informele rechtsingang. Dat houdt in dat de
minderjarige zich rechtstreeks tot de rechter kan wenden door te bellen of een brief of een e-mail
te sturen. Niet iedere minderjarige kan van de informele rechtsingang gebruik maken. De informele
rechtsingang staat open voor minderjarige vanaf twaalf jaar en ouder en voor minderjarige jonger
dan twaalf jaar die in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen. De rechter is overigens
niet verplicht om het verzoek van de minderjarige in behandeling te nemen. De minderjarige kan ook
niet zelf in hoger beroep in het verzoek wordt afgewezen.

De informele rechtsingang
- Benoeming bijzondere curator (art. 1:250 BW);
- Verzoek tot eenhoofdig gezag tijdens of na een scheidingsprocedure (art. 1:251a lid 4 BW);
- Verzoek voor het vaststellen of wijzigen van een regeling in het kader van de zorg- en
opvoedingstaken (art. 1:253a lid 4 BW); en
- Verzoek voor het vaststellen of wijzigen van een omgangsregeling (art. 1:377a BW, 1:377e
BW en 1:377g BW).

De minderjarige kan voor een verzoek tot eenhoofdig gezag tijdens of na de echtscheidingsprocedure
een verzoek voor het vaststellen of wijzigen van een regeling in het kader van de zorg- en
opvoedingstaken inclusief de hoofdverblijfplaats of de omgangsregeling en een verzoek tot de
benoeming van een bijzondere curator gebruikmaken van de informele rechtsingang. De rechter kijkt
hoe dit verder aangepakt moet worden. Hij kan de minderjarige uitnodigen voor een gesprek en ook
de ouders hierbij betrekken indien het zakelijk is dat aan het verzoek van de minderjarige gehoor
dient te worden gegeven.

De laatste jaren is er veel discussie geweest over de vraag of de procespositie van de minderjarige
niet aangepast moet worden. Een van de redenen dat dit niet gebeurd is, is de mogelijkheid een
bijzondere curator te benoemen die de minderjarige vertegenwoordigt, art. 1:250 BW. Naar
aanleiding van een rapport van de kinderombudsman heeft het LOVF, het landelijk overleg van de
rechtspraak op het gebied van familierecht, een richtlijn gemaakt op grond waarvan de ook bij
geschillen tussen ouders en de minderjarige en dus niet tussen de ouders onderling een bijzondere
curator kan worden benoemd. Die bijzondere curator kan een jurist of een advocaat zijn, maar ook
een gedragsdeskundige. Dit is ook afhankelijk van het verzoek dat voorligt en de feiten en
omstandigheden.

Hoorrecht
Art. 809 Rv
Leeftijdsgrens vanaf 12 jaar, maar mogelijkheid tot horen onder 12 jaar

Op grond van art. 809 Rv mag de rechter niet beslissen zonder dat de minderjarige van twaalf jaar of
ouder in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij het een zaak van ondergeschikt belang
betreft. Dit is anders bij zaken over alimentatie. Daar ligt de leeftijdsgrens op zestien jaar. De rechter
heeft de mogelijkheid om de minderjarige jonger dan twaalf jaar in de gelegenheid te stellen zijn of
haar mening kenbaar te maken. In de regel worden kinderen van twaalf jaar en ouder gehoord. De
staatscommissie herijking ouderschap concludeerde in 2016 dat kinderen vanaf acht jaar in de
gelegenheid moeten worden gesteld om te worden gehoord. Daaropvolgend heeft een onderzoek van
het wetenschappelijk onderzoeks- en documentatiecentrum, het WODC, plaatsgevonden, die
dezelfde conclusie trok. In de regel worden kinderen onder de twaalf jaar door rechter niet
uitgenodigd om hun mening kenbaar te maken. De rechtbank Amsterdam nodigt kinderen vanaf acht
jaar wel uit voor een kindgesprek in bepaalde zaken, zoals kinderbeschermingsbeschermingszaken,
omgangszaken. In de rechtbank Den Haag wordt in kinderontvoeringszaken een leeftijdsgrens van zes
jaar gehanteerd.

Het kind wordt doorgaans ontvangen in een kindvriendelijke ruimte, zodat het op zijn of haar gemak
is tijdens het kindgepsrek.

We kijken even naar de uitzonderingen op het horen, waarvan er net al een aantal zijn benoemd.


- R.A.C.M. Jansen - 9

, Uitzonderingen:
- Alimentatiezaken;
- Zaak van kennelijk ondergeschikt belang;
- Het is aannemelijk dat de minderjarige niet gehoord wil worden;
- Als behandeling niet kan worden afgewacht zonder ernstig gevaar voor de minderjarige
(alleen in bepaalde zaken); en
- Als de vrees bestaat dat horen de minderjarige zal schaden, zie HR 1 november 2013
(ECLI:NL:HR:2013:1084).

Het gaat om het geval van ondergeschikt belang. Ook kan van een kindgesprek worden afgezien indien
de behandeling niet kan worden afgewacht zonder dat er onmiddellijk en ernstig gevaar voor de
minderjarige is. Het moet dan wel gaan om een voorlopige ondertoezichtstelling, een machtiging
uithuisplaatsing, een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij of een verzoek op grond
van art. 1:265i lid 2 BW. Binnen twee weken na de beslissing dient de minderjarige alsnog in de
gelegenheid te worden gesteld om zijn mening kenbaar te maken, anders verliest de betreffende
beslissing haar kracht.

In de literatuur wordt genoemd dat het een uitzondering is in de situatie dat aannemelijk is voor de
rechter dat de minderjarige niet gehoord wil worden. Voorts blijkt uit een uitspraak van de Hoge
Raad van 1 november 2013, dat de gelegenheid te worden gehoord achterwege kan worden gelaten
indien de vrees bestaat dat het horen de minderjarige zal schaden.

In de praktijk ontvangt de minderjarige van twaalf jaar of ouder een oproepbrief van de rechtbank.
In die oproepbrief wordt de minderjarige uitgenodigd naar de rechtbank te komen. Daarnaast wordt
de mogelijkheid geboden om een schriftelijke reactie op het verzoek of de verzoeken te geven. In de
regel vindt het kindgesprek op de rechtbank, maar het mag ook ergens anders plaatsvinden. Indien
de minderjarige niet verschijnt en/of niet schriftelijk reageert en de rechter de minderjarige toch
per se wil spreken kan de rechter een dag bepalen waarop de minderjarige voor hem gebracht kan
worden.

Inzage stukken
- Art. 811 Rv: recht op inzage stukken vanaf 12 jaar;
- Mits in staat tot redelijke waardering van belangen (art. 12 IVRK);
- Via wettelijke vertegenwoordiger of bijzondere curator; en
- Stukken van OM, RvdK of deskundige in procedure overgelegd

RvdK betrekt kinderen bij onderzoek

De minderjarige heeft zelf geen recht op inzage in de processtukken. De minderjarige is immers wel
belanghebbende, maar heeft geen processuele bevoegdheden, dat hebben we gezien. Via zijn
wettelijk vertegenwoordiger of bijzondere curator zal hij aan informatie over de procedure komen.
De minderjarige zal iets van de informatie nodig hebben als hij gehoord wil worden in de betreffende
zaak. In de wet is wel een aparte wettelijke regeling opgenomen voor inzage in bepaalde stukken,
art. 811 Rv. Betreft een regeling voor stukken van de Raad voor de Kinderbescherming, deskundige
en het Openbaar Ministerie. Hierbij wordt wel een leeftijdsgrens gehanteerd en de rechter kan ook
de afweging maken of de minderjarige van twaalf jaar of ouder wel in staat is tot een redelijke
waardering van zijn belangen. Dit sluit aan bij art. 12 IVRK waarin staat dat rekening dient te worden
gehouden met de leeftijd en de ontwikkeling van een kind. Overigens zal in het geval van een
onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming de minderjarige vaak op de hoogte zijn van het
onderzoek. De oudere minderjarige mag het doel van het onderzoek kennen. Het is alleen anders
indien het betrekken van de minderjarige in het onderzoek levensgevaar of ernstige psychische schade
voor het kind oplevert. Jonge kinderen worden door observatie of gesprekken betrokken in een
dergelijk onderzoek. Het conceptrapport wordt doorgaan aan de minderjarige van zestien jaar of
ouder gestuurd. De minderjarige van twaalf jaar of ouder krijgt een gedeelte gezien of er wordt een
brief gestuurd met de strekking van het rapport naar het vermogen van de minderjarige uitgelegd.
Daarop kan gereageerd worden. Bij jongere kinderen wordt op leeftijdsadequate wijze een gesprek
gevoerd over het rapport. Als er een kinderbeschermingsmaatregel wordt verzocht zal het




10 - R.A.C.M. Jansen -

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper racmjansen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  7x  verkocht
  • (0)
  Kopen